Overwegingen
Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres, geboren in 1956, is na het overlijden van haar toenmalige echtgenoot in oktober 1995, een nabestaandenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) toegekend, welke uitkering in 1996 is omgezet in een uitkering ingevolge de Anw.
2. Op 24 februari 1997 is eiseres in Egypte in het huwelijk getreden met [voornamen] [appellant] (verder: [appellant]). Blijkens het echtscheidingsdocument is dit huwelijk op initiatief van eiseres ontbonden per 15 maart 1997. Zowel [appellant] als eiseres was aanwezig bij de opstelling van dit document door de huwelijks- en echtscheidingsfunctionaris van [stad] op 15 maart 1997.
3. Nadat eiseres in 1997 na de ontbinding van het huwelijk was teruggekeerd naar Nederland, is zij in contact gebleven met de eveneens in Nederland wonende [appellant].
4. In 2010 heeft eiseres aangifte gedaan bij de Marokkaanse autoriteiten van de geboorte van het kind [kind], geboren op 30 juli 2010. Naar zeggen van eiseres om te voorkomen dat het kind als bastaardkind zou worden aangemerkt op grond van haar ongehuwde staat heeft eiseres bij de aangifte de huwelijksakte van 24 februari 1997 getoond en zijn in de geboorteakte van [kind] eiseres en [appellant] als ouders opgenomen. Er is (nog steeds) contact tussen [appellant] en [kind].
5. In 2012 heeft eiseres in Nederland bij verweerder kinderbijslag ten behoeve van [kind] aangevraagd. Gelet op eiseresses leeftijd en burgerlijke staat – eiseres staat geregistreerd als ongehuwd – heeft verweerder informatie ingewonnen bij het Stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam.
6. Op 11 december 2012 heeft verweerder informatie van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Amsterdam ontvangen dat eiseres op 24 februari 1997 in Egypte in het huwelijk is getreden met [appellant] en dat dit huwelijk op 15 maart 1997 is ontbonden.
7. Op 24 mei 2013 heeft verweerder advies van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) verkregen dat het op 24 februari 1997 in Egypte gesloten huwelijk rechtsgeldig is. Vervolgens heeft verweerder bij de primaire besluiten de Anw-uitkering ingetrokken en de uitkering over de periode van maart 1997 tot en met december 2012 teruggevorderd.
Toepasselijke regelgeving
8. In artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Anw is bepaald dat het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien de nabestaande in het huwelijk treedt.
9. In artikel 34, eerste lid, van de Anw is onder meer bepaald dat de Svb ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van een uitkering, een dergelijk besluit herziet of intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 35 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de Svb kan besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
10. In artikel 35 van de Anw is bepaald dat de nabestaande verplicht is aan de Svb op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan het redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt uitbetaald.
11. In artikel 53, eerste lid, van de Anw is onder meer bepaald dat verweerder de uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 34 onverschuldigd is betaald, terugvordert. In het vierde lid van artikel 53 is bepaald dat de Svb kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Standpunten van partijen
12. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseres had moeten weten dat het sluiten van een huwelijk gevolgen heeft voor de Anw-uitkering. Zij is daar bij de toekenning van de uitkering op gewezen. Eiseres heeft bovendien de mededelingsverplichting geschonden, nu zij niet heeft gemeld dat zij in het huwelijk was getreden. Als zij dat direct had gemeld, had verweerder op dat moment de gevolgen daarvan kunnen onderzoeken. Er is geen sprake van een fout van de Svb. Verweerder is verplicht tot terugvordering over te gaan. Er zijn geen dringende redenen om van herziening of terugvordering af te zien. Een bijstandsuitkering zou lager zijn uitgevallen dan de Anw-uitkering omdat het (private) nabestaandenpensioen van eiseres dan als inkomen zou worden gezien, aldus nog steeds verweerder.
13. Eiseres heeft in het inleidend beroepschrift aangevoerd dat het huwelijk niet rechtsgeldig is en dat dit naar Egyptisch recht nietig dan wel vernietigbaar is. Gelet op de hoogte van het bedrag zijn de gevolgen van de terugvordering voorts dusdanig ingrijpend in haar dagelijks leven, dat verweerder had moeten afzien van terugvordering met volledig terugwerkende kracht. Eiseres heeft geen voordeel gehad van de situatie. Als ze geen Anw-uitkering had gehad, zou ze recht hebben gehad op een bijstandsuitkering.
14. Hangende beroep heeft eiseres op 11 februari 2014 nadere stukken aan verweerder toegezonden. Dit betreft een beschikking van de Rechtbank van Shibin El Kawm voor familiezaken te Egypte van 12 mei 1998, waaruit zou blijken dat het huwelijk nietig is verklaard; een vertaling is bijgevoegd. Verweerder heeft dit schrijven opgevat als een verzoek om herziening van het primaire besluit I van 7 juni 2013 over de beëindiging van de uitkering. Bij besluit van 20 maart 2014 heeft verweerder het herzieningsverzoek, onder verwijzing naar het eerdere besluit, afgewezen. Volgens verweerder had eiseres de nu ingebrachte beschikking van de Egyptische rechtbank van 12 mei 1998 al ten tijde van de oorspronkelijke besluitvorming over kunnen leggen.
15. Ter nadere onderbouwing van haar standpunt dat het huwelijk nietig is, heeft eiseres op 18 augustus 2014 nieuwe stukken ingediend waaronder een andere versie van de hiervoor genoemde, Egyptische rechtbankbeschikking van 12 mei 1998, voorzien van een nieuwe vertaling. Eiseres heeft hierbij herhaald dat zij niet eerder op de hoogte was van de nietigverklaring. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat [appellant] haar eerst in 2013 ingelicht heeft over de nietigverklaring van het huwelijk.
16. Verweerder heeft gesteld dat ook de naderhand ingezonden beschikking van de Egyptische rechtbank geen verschil maakt. De door eiseres na het instellen van het beroep overgelegde stukken zijn naderhand opgesteld en de authenticiteit ervan is niet vastgesteld. De uitkering is terecht ingetrokken, aldus verweerder.
17. Volgens de verklaring van eiseres ter zitting heeft [appellant] haar eerst in 2013 verteld over de procedure ten aanzien van nietigverklaring van het huwelijk. Zij vermoedt dat hij zich schuldig is gaan voelen over het verzwijgen daarvan toen hij zag wat de gevolgen waren voor eiseres met betrekking tot de Anw-uitkering. Ter zitting heeft eiseres haar stelling dat het huwelijk niet rechtsgeldig is gesloten laten vallen, en heeft zij het beroep op het non-discriminatiebeginsel niet langer gehandhaafd.
18. Niet is (meer) in geschil dat eiseres in 1997 rechtsgeldig is gehuwd. Zij heeft hiervan geen melding gemaakt bij verweerder.
19. Dit huwelijk is ontbonden per 15 maart 1997. Ook die ontbinding heeft eiseres niet gemeld bij verweerder.
20. Eerst in beroep heeft eiseres alsnog nadere stukken overgelegd waaruit volgens haar zou blijken dat het huwelijk op initiatief van [appellant] bij vonnis van de Egyptische rechtbank van 12 mei 1998 nietig is verklaard en dat zij dus de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden.
21. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt het volgende.
22. Van dit vonnis zijn twee, op onderdelen van elkaar verschillende, vertalingen overgelegd. In de eerste vertaling, die eiseres aan verweerder heeft doen toekomen in februari 2014, staat vermeld dat [appellant] in het feit dat eiseres bij het aangaan van het huwelijk geen maagd meer was aanleiding zag het huwelijk te laten ontbinden. De Egyptische rechtbank heeft vervolgens (volgens de eerste vertaling) besloten tot “ontbinding en ongeldigheidsverklaring van het huwelijkscontract”.
23. In de tweede vertaling, die op 18 augustus 2014 is overgelegd, wordt – eveneens – vermeld dat [appellant] heeft verzocht om ontbinding van het huwelijk. De vertaling van het vonnis luidt in deze tweede versie “ontbinding en nietigheid van het huwelijk”.
24. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat de tweede vertaling van het Egyptische vonnis, anders dan de eerste vertaling daarvan en ook anders dan het echtscheidingsdocument, is opgemaakt door een door de Egyptische rechtbank beëdigd vertaler, overweegt de rechtbank dat uit het Egyptische vonnis, ondanks dat hierin volgens de tweede vertaling van “nietigheid” wordt gesproken, niet ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat het huwelijk nietig is verklaard.
25. Onder deze omstandigheden is verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht uitgegaan van het bestaan van een huwelijk in de zin van de Anw.
26. Eiseres heeft dus de inlichtingenverplichting geschonden, zodat verweerder op grond van artikel 34 van de Anw moest overgaan tot herziening van het Anw-pensioen van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen dringende redenen aanwezig zijn op grond waarvan verweerder van herziening zou moeten afzien.
27. In aanvulling hierop overweegt de rechtbank dat verweerder een beleid heeft ontwikkeld ten aanzien van het terugkomen van besluiten ten nadele van een betrokkene met terugwerkende kracht, waarbij rekening is gehouden met algemene rechtsbeginselen, zoals het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Uitgangspunt van dit beleid is dat verweerder niet tot herziening of intrekking met volledig terugwerkende kracht overgaat als de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen en hij voorts niet heeft kunnen onderkennen dat de uitkering ten onrechte werd verleend.
28. Voorts blijkt uit de Beleidsregels (SB1078) dat met toepassing van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geheel of gedeeltelijk van herziening wordt afgezien als de bijzondere omstandigheden van het geval tot het oordeel leiden dat een volledige terugwerkende kracht kennelijk onredelijk is. Hierin liggen het zorgvuldigheids- en het evenredigheidsbeginsel besloten. Daarbij weegt mee de mate waarin aan betrokkene en aan verweerder een verwijt kan worden gemaakt en de mate waarin herziening met volledig terugwerkende kracht en de hiermee gepaard gaande terugvordering onevenredig ingrijpend is in het dagelijks leven van betrokkene.
29. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt dit beleid aangemerkt als buitenwettelijk, begunstigend beleid. Een dergelijk beleid dient door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6625. 30. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor toepassing van dit beleid sprake moet zijn van een situatie waarin ook verweerder een verwijt te maken valt. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet. Eiseres had kunnen en moeten onderkennen dat de uitkering ten onrechte werd verleend. Dat het terugvorderingsbedrag zo hoog is, is een gevolg van het niet melden door eiseres van haar huwelijk in 1997. Als eiseres dit eerder had gemeld, had deze situatie zich niet voorgedaan. Verweerder treft in dezen geen verwijt. Zodra verweerder kennis had van de veranderde omstandigheden, heeft hij de uitkering meteen geschorst.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook niet van herziening met volledig terugwerkende kracht hoeven afzien. De rechtbank noemt in dit verband ook de uitspraak van de Raad van 27 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3018, waarin een op dit punt vergelijkbare kwestie aan de orde was. 31. Indien een besluit ten aanzien van het recht op een nabestaandenuitkering op goede gronden is herzien, is verweerder in beginsel gehouden het teveel uitgekeerde terug te vorderen. Hiervan kan slechts worden afgeweken als er sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 53, vierde lid, van de Anw.
32. Blijkens vaste jurisprudentie kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties voor de betrokkene. Het moet gaan om incidentele gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van de relevante factoren plaatsvindt.
33. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat het terugvorderingsbedrag dermate hoog is dat de gevolgen van de terugvordering zeer ingrijpend zijn in haar dagelijks leven, overweegt de rechtbank dat verweerder als beleid hanteert dat met de sociale en/of financiële omstandigheden rekening zal worden gehouden bij het besluit over de wijze van terugbetaling. Naar verweerder ter zitting heeft meegedeeld, zal bij de invordering van het terug te betalen bedrag met de financiële omstandigheden van eiseres rekening worden gehouden. Gelet hierop heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen sprake is van dringende redenen op grond waarvan verweerder van terugvordering had moeten afzien of tot matiging daarvan had moeten overgaan.
34. De rechtbank komt tot de slotsom dat de beroepsgronden niet slagen. Het beroep is dus ongegrond.
35. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.