Op 24 oktober 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Zwitserse autoriteiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 4 juli 2014 was ingediend, in behandeling genomen. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië en thans gedetineerd in Nederland, heeft zijn betrokkenheid bij de feiten waarvoor zijn uitlevering wordt verzocht ontkend. Hij heeft getuigenverklaringen overgelegd die zouden moeten aantonen dat hij op 8 maart 2010 in Nederland aanwezig was en het hem verweten feit niet heeft gepleegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze verklaringen niet voldoende zijn om te concluderen dat de opgeëiste persoon onschuldig is. De rechtbank beschikt niet over het strafdossier of objectieve gegevens om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen vast te stellen. Dit bewijsverweer dient te worden gevoerd voor de Zwitserse rechter, die over het strafdossier beschikt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle eisen voor uitlevering is voldaan, zoals gesteld in de Uitleveringswet en relevante verdragen. De rechtbank heeft de uitlevering toelaatbaar verklaard, ondanks het verweer van de opgeëiste persoon. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan de schuld van de opgeëiste persoon te twijfelen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in staat was te tekenen. De opgeëiste persoon heeft de mogelijkheid om binnen 14 dagen beroep in cassatie in te stellen tegen deze uitspraak.