Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Waardering van het bewijs
4.Bewijs
5.Strafbaarheid van het feit
6.Strafbaarheid van verdachte
7. Motivering van de beslissing om aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen
first offendereen werkstraf voor de duur van 40 uren dan wel een geldboete ter hoogte van € 200,- dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie staat. In dit geval zijn er strafverzwarende omstandigheden, te weten de aard en de ernst van het geweld, de aard van het letsel, het gebruik van een wapen en het georganiseerde karakter, die tot een verhoging van de straf kunnen leiden. Dit betekent dat, indien er geen sprake zou zijn geweest van een zeer groot tijdsverloop, aanleiding zou kunnen zijn om verdachte een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren op te leggen.
- De rechtbank heeft rekening gehouden met het tijdsverloop in de onderhavige zaak. Op 30 mei 2011 heeft verdachte aangifte gedaan en op 11 oktober 2011 is hij als verdachte gehoord. De inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting vond plaats op 22 september 2014. In de tussenliggende periode heeft het opsporingsonderzoek plaats gevonden en is een groot aantal getuigen door de rechter-commissaris gehoord, maar er zijn ook lange periodes geweest waarin geen (actieve) opsporingshandelingen zijn verricht. De zaak is door het Openbaar Ministerie niet voortvarend ter hand genomen, bijvoorbeeld door het spoedig uitbrengen van een dagvaarding. De officier van justitie heeft bij de pro forma behandeling in januari 2013 en bij de inhoudelijke behandeling op 22 september 2014 bevestigd dat de zaak geruime tijd heeft stilgelegen.
- Dit tijdsverloop heeft nadelige consequenties voor verdachte gehad. Verdachte heeft geen verklaring omtrent het gedrag kunnen krijgen en is mede daardoor niet in staat geweest om de door hem gewenste opleiding te starten dan wel werk te vinden in de door hem gewenste richting. Daarnaast heeft de openstaande strafzaak verdachte heel lang ‘boven het hoofd gehangen’ en heeft hij in onzekerheid geleefd over de vervolging en afdoening, wat ook in emotioneel opzicht zwaar is geweest.
- De Raad heeft in zijn rapport en ter terechtzitting geadviseerd ingeval de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte een aandeel heeft gehad in het ten laste gelegde, verdachte een werkstraf op te leggen, maar de Raad heeft tevens verklaard zich af te vragen of een strafoplegging pedagogische meerwaarde heeft gelet op het tijdsverloop.
- Verdachte laat een positieve ontwikkeling zien en de rechtbank acht het van belang dat hij kan re-integreren in de maatschappij, zonder dat er nog een straf volgt of ´boven zijn hoofd hangt´.
8.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.