ECLI:NL:RBAMS:2014:6923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
HA ZA 14-60
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van recht inzake dekking bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor beherend vennoten van scheeps- en beleggings CV’s

In deze zaak vorderden de beherend vennoten van verschillende scheeps- en beleggingscommanditaire vennootschappen (CV’s) een verklaring van recht dat hun verzekeraar, [gedaagde], gehouden was dekking te verlenen onder een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de uitsluitingsgrond uit de algemene voorwaarden van de verzekering van toepassing was. De eisers, bestaande uit [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], stelden dat de verzekeraar dekking moest bieden voor claims die waren ingediend door een stichting die de belangen van de participanten in de CV’s behartigde. Deze claims waren gebaseerd op onrechtmatig handelen en wanpresteren door de bestuurders van de CV’s. De rechtbank concludeerde dat de uitsluiting in artikel 5.8 van de polisvoorwaarden, die betrekking heeft op professionele dienstverlening, van toepassing was. Dit betekende dat de verzekeraar niet gehouden was om dekking te verlenen voor de claims die verband hielden met de wijze waarop de beherend vennoten hun beheertaken uitvoerden. De rechtbank wees de vordering van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in verzekeringsvoorwaarden en de rechten van verzekeraars om uitsluitingen te hanteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken
zaaknummer / rolnummer: C/13/557544/HA ZA 14/60
Vonnis van 22 oktober 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te [plaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M.J.E. Harmsen,
tegen
de rechtspersoon naar Europees recht
[gedaagde],
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A Hendrikse.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] genoemd worden en gezamenlijk [eisers gezamenlijk] Gedaagde wordt [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding met producties,
  • De conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 21 mei 2014,
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 september 2014 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] (hierna: [eiser 1].) is een Engelse rederij die zich onder meer bezighoudt met het exploiteren, bevrachten en verhuren van schepen.
2.2.
[eiser 1] is een 100% dochtervennootschap van [eiser 1]. [eiser 1] houdt zich bezig met het oprichten van scheeps- en beleggings CV’s, waarbij deelnemers tegen betaling van een inleg als stille vennoten kunnen deelnemen met als doel de aanschaf, exploitatie en, uiteindelijk, verkoop van een schip.
2.3.
In 2007 en 2008 zijn aldus - onder meer - commanditaire vennootschappen opgericht voor de aanschaf en exploitatie van de schepen:
[naam 1]
[naam 2]
[naam 3]
[naam 4] en
[naam 5].
(hierna ook: de CV’s).
2.4.
Beherend vennoten van de CV’s zijn respectievelijk de besloten vennootschappen
[eiser 1] (CV 12) B.V.
[eiser 1] (CV 10) B.V.
[eiser 1] (CV 11) B.V.
[eiser 1] (CV 17) B.V. en
[eiser 1] (CV 20) B.V.
(hierna ook: de beherend vennoten).
2.5.
[eiser 1] is telkens bestuurder en enig aandeelhouder van de beherend vennoten. [eiser 1]., [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] zijn bestuurders van [eiser 1].
2.6.
Blijkens de in zoverre gelijkluidende brochures en daaraan gehechte CV-aktes zijn de beherend vennoten belast met “het commercieel, technisch/nautisch en het crewmanagement over” de CV’s. De beherend vennoot ontvangt voor haar werkzaamheden van de CV’s per jaar een vergoeding van € 80.000,00 en 3% van de gerealiseerde opbrengsten. Dit is vastgelegd in artikel 8 lid 5 van de CV-aktes, dat bepaalt dat de beherend vennoot, naast zijn aandeel in de winst, ten laste van het vermogen van de CV’s voor de uitoefening van zijn beheerstaken een beheersvergoeding (management fee) ontvangt zoals nader uit te werken in een separate overeenkomst.
2.7.
Op 20 juli 2009 heeft [eiser 1], als verzekeringnemer, door tussenkomst van haar [assurantietussenpersoon] (hierna: [assurantietussenpersoon]), bij [gedaagde] een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten (hierna: de verzekering). De bij de verzekering horende algemene voorwaarden houden, voor zover hier van belang het volgende in:
1 RUBRIEKEN
1.1
Demaatschappijvergoedt ten behoeve van eenverzekerde persoon,schadevoor zover derechtspersoondezeverzekerde persoonniet schadeloosstelt voor dezeschade.
1.2
Demaatschappijvergoedt ten behoeve van derechtspersoon,schadevoor zover derechtspersoondezeverzekerde persoon schadeloossteltvoor dezeschade.
(…)
5 UITSLUITINGEN
Demaatschappijis niet gehoudenschadete vergoeden als gevolg van eenaanspraak:
(…)
5.8
in verband met, voortvloeiende uit of als gevolg van het daadwerkelijk of vermeend nalaten omprofessionele dienstverleningte verrichten of eenfoutin de uitvoering vanprofessionele dienstverlening.(…)
23 DEFINITIES
(…)
Onderfoutwordt verstaan;
Iedere daadwerkelijke of vermeende daad, nalatigheid, vergissing, onachtzaamheid, onjuiste of misleidende verklaring begaan of gemaakt, of ieder poging daartoe, door eenverzekerde persoon, individueel of anderszins in zijnverzekerde hoedanigheid, of enige vordering tegen hem uitsluitend vanwege het functioneren in zijnverzekerde hoedanigheid.
(…)
Onderprofessionele dienstverleningwordt verstaan:
Diensten verricht of geacht te worden verricht door eenrechtspersoonvoor, ten behoeve van of namens een derde, gebaseerd op een overeenkomst tussen deze derde en dierechtspersoon, tegen een honorarium, commissie of andere geldelijke beloning ten gunste van dierechtspersoon.
Onderrechtspersoonwordt verstaan:
Deverzekeringnemerof een (alle)deelneming(en).
Onderschadewordt verstaan:
Het totale bedrag, dat eenverzekerd persoonpersoonlijk en wettig verplicht is te betalen als gevolg van eenaanspraak(…) inclusief:
averdedigingskosten
(…).
Onderverzekerde hoedanigheidwordt verstaan:
Uitvoering van die functies, plichten en verantwoordelijkheden waarvoor dezeverzekerde persoonwordt gekozen, benoemd of tewerkgesteld in hun hoedanigheid als bestuurder, (…) van eenrechtspersoon.
(…)Onderverzekerde persoonwordt verstaan:
a Iedere natuurlijke persoon die was, is of zal worden benoemd als statutair bestuurder van eenrechtspersoon(…).
2.8.
In de loop van 2012 en 2013 zijn de CV’s in zwaar weer terechtgekomen. Het aan de CV’s verstrekte krediet is opgeëist en de schepen zijn of zullen worden geveild.
Een aantal stille vennoten in de CV’s (hierna ook: de participanten) hebben de stichting [stichting] (hierna: de [stichting]) opgericht teneinde hun belangen te behartigen.
2.9.
Bij brieven van 7 mei 2013 heeft de [stichting] onder anderen [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] aansprakelijk gesteld voor door de participanten geleden schade tot een bedrag van ruim € 16 miljoen, wegens onrechtmatig handelen en/of wanpresteren en/of vanwege onbehoorlijke taakvervulling.
2.10.
Op 5 juni 2013 heeft [eiser 1] de aansprakelijkstellingen door tussenkomst van haar tussenpersoon [assurantietussenpersoon] bij [gedaagde] gemeld. Bij e-mail van 6 juni 2013 heeft [gedaagde] aan [assurantietussenpersoon], voor zover hier van belang, geschreven:
(…)Aangezien er dus (nog) geen claims zijn ingediend tegen verzekerde personen, is er voor [gedaagde] vooralsnog geen rol weggelegd. (…) Indien en voor zover bovengenoemde feiten daadwerkelijk leiden tot een aanspraak jegens een verzekerde persoon zal de aanspraak worden beschouwd als te zijn ingediend gedurende de verzekeringstermijn. In geval van een daadwerkelijke aanspraak onder de polis zullen wij in staat zijn de kwestie verder te beoordelen. (…) Op voorhand wijzen wij graag op uitsluiting 5.8 (professionele dienstverlening) van de polis welke mogelijk van toepassing zou kunnen zijn. (…)
2.11.
Bij e-mail van 18 juni 2013 heeft [gedaagde] aan [assurantietussenpersoon] laten weten dat zij de aansprakelijkstellingen beschouwt als aanspraken in de zin van de polis.
2.12.
Nadat op 16 juli 2013 daartoe verlof was verkregen, heeft de [stichting] op 24 juli 2013 conservatoir bewijsbeslag laten leggen onder de CV’s, de beherend vennoten, [eiser 1] en [eiser 1]. De beherend vennoten en [eiser 1] hebben, bijgestaan door [gemachtigde], de [stichting] in kort geding doen dagvaarden en gevorderd dat het gelegde bewijsbeslag zou worden opgeheven. [gemachtigde] heeft diens pleitnota voor de zitting van 26 augustus 2013 op zaterdag 24 augustus 2013 aan [assurantietussenpersoon] toegezonden. [assurantietussenpersoon] heeft deze op 26 augustus 2013 in de ochtend aan [gedaagde] doorgezonden. In de 60 pagina’s tellende pleitnota schrijft [gemachtigde] dat de zaak is aangemeld bij de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeraar en dat deze dekking verleent.
2.13.
Op 6 september 2013 heeft de [stichting] onder de CV’s de beherend vennoten, [eiser 1], [eiser 1]. [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] in kort geding gedagvaard en tegelijkertijd een bodemprocedure aanhangig gemaakt ter verkrijging van inzage in bescheiden ex artikel 843a Rv en artikel 3:15j BW.
2.14.
Nadat op 19 september 2013 overleg had plaatsgevonden tussen partijen, heeft [gedaagde] bij brief van 3 oktober 2013 met een beroep op de uitsluiting in artikel 5.8 van de voorwaarden dekking geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert dat de rechtbank van recht zal verklaren dat [gedaagde] gehouden is tot betaling aan eisers van al hetgeen eisers, hoofdelijk dan wel ieder voor zich, krachtens een uitspraak van een rechterlijke instantie, arbitraal college of ingevolge een schikking aan de [stichting] gehouden zijn om te betalen, alsmede van de door eisers gemaakte en nog te maken verdedigingskosten tegen de aanspraken van de [stichting], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, waaronder de nakosten.
3.2.
[eisers gezamenlijk] legt daaraan kort gezegd ten grondslag dat [gedaagde] gehouden is dekking te verlenen onder de verzekering nu zij zulks impliciet heeft erkend en zij ook overigens geen beroep kan doen op de uitsluiting van artikel 5.8 van de voorwaarden, omdat deze bepaling in het onderhavige geval niet van toepassing is, althans zulks naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers gezamenlijk] stelt allereerst dat [gedaagde] heeft erkend dat dekking onder de verzekering bestaat. Zij voert daartoe aan dat in de op voorhand aan [gedaagde] toegezonden pleitnota voor de zitting van 26 augustus 2013 is opgenomen dat de bestuurders-aansprakelijkheidsverzekeraar dekking verleent en dat [gedaagde] daartegen niet heeft geprotesteerd. Ter zitting heeft [gemachtigde] daar nog aan toe gevoegd dat hij voorafgaand aan de zitting contact heeft gehad met [assurantietussenpersoon] en dat hem toen is gezegd dat [gedaagde] akkoord was met de inhoud van de pleitnota. [gedaagde] heeft dit laatste betwist en zich op het standpunt gesteld dat zij de pleitnota de ochtend voor de zitting ontving en deze voor kennisgeving heeft aangenomen. Daaruit kan geen ekenning van het bestaan van dekking worden afgeleid, aldus [gedaagde].
Dit verweer slaagt. [gedaagde] heeft op 6 juni 2013 laten weten dat de uitsluiting van artikel 5.8 mogelijk van toepassing zou zijn en zich daarbij al haar rechten voorbehouden. Nadien is [gedaagde] van dat standpunt niet meer teruggekomen en zij heeft ook overigens op geen enkel moment medegedeeld dat zij wel dekking zou verlenen. Onder die omstandigheden heeft (de advocaat van) [eisers gezamenlijk] de enkele omstandigheid dat [gedaagde] niet heeft geprotesteerd tegen één korte passage in een 60 pagina’s tellend stuk dat zij pas diezelfde ochtend had ontvangen, in redelijkheid niet aldus kunnen opvatten dat [gedaagde] daarmee, in afwijking van haar eerdere voorbehoud, erkende dat dekking onder de verzekering bestond.
4.2.
Daarmee wordt toegekomen aan de vraag of de uitsluiting van artikel 5.8 van de voorwaarden van toepassing is. Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekering dekt tegen bestuurdersaansprakelijkheid en niet tegen beroepsaansprakelijkheid en dat om die reden met artikel 5.8 is beoogd aansprakelijkheid voor schade als gevolg van fouten van de rechtspersoon bij de uitvoering van overeengekomen diensten van dekking onder de verzekering uit te sluiten. Verder staat vast dat [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] ‘verzekerde personen’ zijn in de zin van de voorwaarden van de verzekering en dat [eiser 1] en haar deelnemingen de beherend venoten gezamenlijk hebben te gelden als ‘de rechtspersoon’. [gedaagde] erkent dat de door de [stichting] jegens [eisers gezamenlijk] uitgebrachte aansprakelijkstellingen en ingestelde rechtvorderingen kunnen worden aangemerkt als een ‘aanspraak’ in de zin van de voorwaarden. De vraag is dan of sprake is van een aanspraak in verband met het niet of onjuist uitvoeren van professionele dienstverlening, als bedoeld in artikel 5.8.
4.3.
Ingevolge artikel 23 van de voorwaarden wordt onder professionele dienstverlening verstaan:
Diensten verricht of geacht te worden verricht door eenrechtspersoonvoor, ten behoeve van of namens een derde, gebaseerd op een overeenkomst tussen deze derde en dierechtspersoon, tegen een honorarium, commissie of andere geldelijke beloning ten gunste van dierechtspersoon.
Uit de door de [stichting] uitgebrachte aanprakelijkstellingen en dagvaardingen van 6 september 2013 volgt dat de aan de CV’s, de beherend venoten, [eisers gezamenlijk] en [eiser 1]. concreet gemaakte verwijten alle betrekking hebben op de het beheer van het vermogen van de CV’s en de wijze waarop de beherend venoten hun beheerstaken hebben verricht. Kort en goed komt het er op neer dat de participanten ernstige bedenkingen hebben bij de wijze waarop de beherend vennoten de exploitatie van de scheeps-CV’s hebben uitgevoerd, de wijze waarop zij het reddingsplan voor de CV’s hebben vormgegeven en in dat kader de vraag of zij zich daarbij niet veeleer hebben laten leiden door de belangen van [eiser 1] en [eiser 1]. dan door de belangen van de particpanten. Ten aanzien van de aansprakelijkheid van [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] wordt door de [stichting] vervolgens niet veel meer gesteld dan dat zij als bestuurders van [eiser 1] en - middelijk - de beherend vennoten aansprakelijk zouden zijn voor de door de participanten geleden schade. De rechtbank is dan ook met [gedaagde] van oordeel dat de aanspraak van de [stichting] materieel verband houdt met de wijze waarop de beherend venoten hun beheerstaken ten behoeve van de CV’s hebben verricht.
4.4.
Zoals onder de vaststaande feiten is overwogen zijn de beherend vennoten ingevolge de CV-aktes belast met het beheer van de schepen en het vermogen van de CV’s en ontvangen zij daarvoor, naast hun aandeel in de winst, een vergoeding van € 80.000,00 euro per jaar. De beherend vennoten verrichten hun beheerstaken telkens ten behoeve van de particpanten die in de CV’s hebben belegd. Dat de beherend vennoten ook zelf vennoot zijn van de CV’s en - soms - ook zelf daarin heben belegd maakt, anders dan [eisers gezamenlijk] betoogt, niet dat de stille vennoten in de CV’s ten opzichte van de rechtspersonen die als beherend venoten optreden niet meer als derden zouden hebben te gelden. De rechtbank is tegen die achtergrond van oordeel dat dus sprake is van ‘professionele dienstverlening’ in de zin van de voorwaarden, te weten; het verrichten van diensten (het beheren van de CV’s) door een rechtspersoon (de beherend vennoten) ten behoeve van derden (de participanten als stille vennoten) gebaseerd op een overeenkomst (de CV-aktes) tegen een honorarium (€ 80.000,00 euro per jaar). Nu de door de Stichting gemaakte verwijten betrekking hebben op de wijze waarop de beherend venoten hun beheerstaken ten behoeve van de CV’s hebben verricht, is sprake van een aanspraak in verband met het niet of onjuist uitvoeren van professionele dienstverlening en is de uitsluiting van artikel 5.8 van toepassing.
4.5.
Vervolgens is dan aan de orde of [gedaagde] een beroep op de uitsluiting toekomt.
[eisers gezamenlijk] heeft in dat kader aangevoerd dat het gaat om claims voor een potentieel zeer groot bedrag en dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat [eiser 1] met het afsluiten van de verzekering juist ook beoogde ten behoeve van [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] dekking te krijgen tegen aansprakelijkheid ter zake van de door hen als bestuurders van de beherende vennoten uitgevoerde werkzaamheden. [eisers gezamenlijk] wijst daartoe op de aanvraag voor de verzekering, waarbij een organogram was gevoegd waaruit blijkt dat [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] bestuurders zijn van een groot aantal vennootschappen die telkens als beherend venoot optreden van een CV. Zij stelt vervolgens dat [gedaagde] onder die omstandigheden uitdrukkelijk er op had moeten wijzen dat de verzekering niet zou dekken tegen schade als gevolg van eventuele door die beherend vennoten bij de uitvoering van hun beheerstaken gemaakte fouten.
4.6.
De rechtbank volgt [eisers gezamenlijk] ook hier niet. Daarbij is allereerst van belang dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij - op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is - binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (Hoge Raad 16 mei 2008, NJ 2008, 284). In dit geval heeft [gedaagde] wèl dekking willen verlenen voor aanspraken in verband met het door verzekerden verrichten van hun taken als bestuurders van de rechtspersoon (bestuurdersaansprakelijkheid) maar niet voor aanspraken in verband met het door de rechtspersoon niet of onjuist verrichten van haar taken als beheerder van de CV’s (beroepsaansprakelijkheid). Daartoe heeft zij in artikel 5.8 van de voorwaarden een uitdrukkelijke uitsluiting voor aanspraken in verband met professionele dienstverlening opgenomen. Die uitsluiting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk geformuleerd en aldus was ook voor [eisers gezamenlijk], althans haar assurantietussenpersoon [assurantietussenpersoon], voldoende duidelijk voor welke aanspraken de verzekering wèl en voor welke aanspraken de verzekering geen dekking biedt. Onder die omstandigheden kan niet worden aangenomen dat het beroep van [gedaagde] op het bepaalde in artikel 5.8 van de voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.7.
De slotsom is dat de vordering van [eisers gezamenlijk] zal worden afgewezen.
De rechtbank wijst er op dat, zoals ook [gedaagde] ter zitting heeft onderschreven, dit oordeel is gebaseerd op de aard van de door de [stichting] gemaakte verwijten zoals die op dit moment blijken uit de uitgebrachte aansprakelijkstellingen en dagvaardingen. Dat laat onverlet dat bij aanvulling of wijziging van de aard en inhoud van die verwijten mogelijk alsnog sprake kan zijn van een aanspraak waarvoor wel dekking onder de verzekering bestaat.
[eisers gezamenlijk] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 608,00 aan griffierecht en € 904,00 aan salaris advocaat (2 punten, tarief II ad € 452,00), in totaal € 1.512,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot heden begroot op € 1.512,00,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.W.H. Vink, H.J.H. van Meegen en A.E. de Vos en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.*