Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
1.De procedure
- De dagvaarding met producties,
- De conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 21 mei 2014,
- het proces-verbaal van comparitie van 9 september 2014 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
(hierna ook: de beherend vennoten).
Een aantal stille vennoten in de CV’s (hierna ook: de participanten) hebben de stichting [stichting] (hierna: de [stichting]) opgericht teneinde hun belangen te behartigen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Dit verweer slaagt. [gedaagde] heeft op 6 juni 2013 laten weten dat de uitsluiting van artikel 5.8 mogelijk van toepassing zou zijn en zich daarbij al haar rechten voorbehouden. Nadien is [gedaagde] van dat standpunt niet meer teruggekomen en zij heeft ook overigens op geen enkel moment medegedeeld dat zij wel dekking zou verlenen. Onder die omstandigheden heeft (de advocaat van) [eisers gezamenlijk] de enkele omstandigheid dat [gedaagde] niet heeft geprotesteerd tegen één korte passage in een 60 pagina’s tellend stuk dat zij pas diezelfde ochtend had ontvangen, in redelijkheid niet aldus kunnen opvatten dat [gedaagde] daarmee, in afwijking van haar eerdere voorbehoud, erkende dat dekking onder de verzekering bestond.
Diensten verricht of geacht te worden verricht door eenrechtspersoonvoor, ten behoeve van of namens een derde, gebaseerd op een overeenkomst tussen deze derde en dierechtspersoon, tegen een honorarium, commissie of andere geldelijke beloning ten gunste van dierechtspersoon.
[eisers gezamenlijk] heeft in dat kader aangevoerd dat het gaat om claims voor een potentieel zeer groot bedrag en dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat [eiser 1] met het afsluiten van de verzekering juist ook beoogde ten behoeve van [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] dekking te krijgen tegen aansprakelijkheid ter zake van de door hen als bestuurders van de beherende vennoten uitgevoerde werkzaamheden. [eisers gezamenlijk] wijst daartoe op de aanvraag voor de verzekering, waarbij een organogram was gevoegd waaruit blijkt dat [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] bestuurders zijn van een groot aantal vennootschappen die telkens als beherend venoot optreden van een CV. Zij stelt vervolgens dat [gedaagde] onder die omstandigheden uitdrukkelijk er op had moeten wijzen dat de verzekering niet zou dekken tegen schade als gevolg van eventuele door die beherend vennoten bij de uitvoering van hun beheerstaken gemaakte fouten.