Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Waardering van het bewijs
4.Bewijs
5.Strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7. Motivering van de beslissing om aan verdachte geen straf of maategel op te leggen.
first offendereen werkstraf voor de duur van 40 uren dan wel een geldboete ter hoogte van € 200,- dan wel (dienovereenkomstige jeugddetentie) staat. In dit geval zijn er strafverzwarende omstandigheden, te weten de aard en de ernst van het geweld, de aard van het letsel, het gebruik van een wapen en het georganiseerde karakter, die tot een verhoging van de straf kunnen leiden. Dit betekent dat, indien er geen sprake zou zijn geweest van een zeer fors tijdsverloop, er aanleiding zou kunnen zijn om verdachte - alleen al terzake feit 1 - een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren op te leggen.
- De rechtbank heeft rekening gehouden met het tijdsverloop in de onderhavige zaak. Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn voor de feiten 1, 2, 3 en 4 is gaan lopen op respectievelijk 8 juli 2011, 13 april 2012, 30 april 2011 en 12 juni 2011. De inhoudelijke behandeling van de zaken ter zitting bij de rechtbank heeft plaatsgevonden op 23 september 2014. In de tussenliggende periode heeft het opsporingsonderzoek plaats gevonden en ter zake van feit 1 is een groot aantal getuigen door de rechter-commissaris gehoord, maar er zijn ook lange periodes geweest waarin geen (actieve) opsporingshandelingen zijn verricht. De zaak is door het Openbaar Ministerie niet voortvarend ter hand genomen, bijvoorbeeld door het direct uitbrengen van een dagvaarding. De officier van justitie heeft bij de pro forma behandeling in januari 2013 en bij de inhoudelijke behandeling op 23 september 2014 bevestigd dat de zaak geruime tijd heeft stilgelegen.
- De openstaande strafzaak heeft verdachte heel lang “boven het hoofd gehangen”, wat in emotioneel opzicht zwaar is geweest, hetgeen ter terechtzitting ook door de ouders van verdachte is bevestigd.
- De Raad heeft in het rapport en ter terechtzitting verklaard geen pedagogische meerwaarde te zien in het opleggen van een straf of maatregel, gelet op het tijdsverloop.
- Verdachte laat een positieve ontwikkeling zien en de rechtbank acht het van belang dat hij kan re-integreren in de maatschappij, zonder dat er nog een straf volgt of “boven zijn hoofd hangt”.
8.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.