Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
De Europese Commissie heeft elf luchtvrachtbedrijven voor in totaal 799.445.000 EUR geldboeten opgelegd omdat zij betrokken waren bij een internationaal kartel waarvan het luchtvrachtvervoer binnen de Europese Economische Ruimte (EER) te lijden had. Bij de elf luchtvrachtbedrijven die een geldboete opgelegd kregen, gaat het om bekende luchtvaartmaatschappijen: Air Canada, Air France-KLM, British Airways, Cathay Pacific, Cargolux, Japan Airlines, LAN Chile, Martinair, SAS, Singapore Airlines en Qantas. Zes jaar lang coördineerden deze luchtvrachtbedrijven hoe zij voor brandstof- en veiligheidstoeslagen te werk zouden gaan; ook zagen zij er op toe dat geen kortingen werden toegestaan. [naam 1] (en haar dochter [naam 2]) kreeg in het kader van de clementieregeling van de Commissie volledige boete-immuniteit, omdat zij als eerste met informatie over het kartel kwam.
De kartelleden coördineerden zes jaar lang (van december 1999 tot februari 2006) diverse tariefelementen. De kartelregelingen verliepen via talrijke contacten tussen luchtvaartmaatschappijen, zowel op bilateraal als multilateraal niveau. Daarbij ging het over vluchten van, naar en binnen de EER. Luchtvaartmaatschappijen leveren luchtvrachtvervoersdiensten in de eerste plaats aan expediteurs, die het vervoer van deze goederen (samen met de nodige diensten en formaliteiten) regelen voor verzenders.
Alle maatschappijen kregen een boetekorting van 15% omdat het algemene reguleringskader in deze sector kan worden gezien als een aanmoediging om tarieven te coördineren. […]
3.Het verzoek en het verweer
- het bestaan van het kartel;
- de aanvang van het kartel;
- het einde van het kartel;
- de omvang van het kartel, daaronder begrepen de toeslagen waarover afstemming plaatsvond;
- de precieze werkwijze van het kartel en de gevolgen ervan;
- de handelwijze gericht op het misleiden van afnemers en het verduisteren van bewijs van het bestaan en de werkwijze van het kartel;
- het vaststellen van verdere onrechtmatige gedragingen die met het kartel gepaard gingen.
4.De beoordeling
Wanneer nationale rechterlijke instanties artikel 81 of artikel 82 van het Verdrag[thans artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), rechtbank]
toepassen op overeenkomsten, besluiten of gedragingen die reeds het voorwerp uitmaken van een beschikking van de Commissie, kunnen zij geen beslissingen nemen die in strijd zijn met de door de Commissie gegeven beschikking. Ook moeten zij vermijden beslissingen te nemen die in strijd zouden zijn met een beschikking die de Commissie overweegt te geven in een door haar gestarte procedure. Te dien einde kan de nationale rechterlijke instantie de afweging maken of het nodig is haar procedure op te schorten.[…]”