ECLI:NL:RBAMS:2014:6054
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke verkeerszaak
Op 16 september 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de Minister van Veiligheid en Justitie als verweerder en een eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J. Hofland. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van een beroepschrift dat was ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank ontving het beroepschrift op 22 september 2013, maar de eiseres trok dit in op 1 oktober 2013 en vroeg om vergoeding van de proceskosten. Tijdens de zitting op 27 augustus 2014 was eiseres niet aanwezig, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om vergoeding van proceskosten alleen kan worden toegewezen als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeerde dat dit niet het geval was, aangezien het verzoek om informatie dat eiseres had ingediend in het kader van een lopende procedure niet als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de verweerder ten onrechte had aangenomen dat de Wob van toepassing was en dat het beroep, als het niet was ingetrokken, niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat er geen tegemoetkoming was geweest. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.H.A. Knol, in aanwezigheid van griffier M.P. Osinga-Sanders. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na toezending van de uitspraak.