Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
september 2014
[Huis van bewaring A],
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
‘bij zich hebben van wapens’een strafverzwarende omstandigheid is bij het
‘misdrijf van de gezamenlijke door een bende uitgevoerde ongeoorloofde handel in verdovende middelen in niet geringe hoeveelheid’, is de rechtbank van oordeel dat de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot het hele feitencomplex zoals omschreven in het EAB onder e) in redelijkheid het lijstfeit heeft kunnen aankruisen.
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid Wet wapens en munitie.Dit artikel heeft betrekking op wapens die vallen onder categorie I van deze wet. Dit zijn de wapens die in het EAB worden genoemd. De strafbedreiging van een dergelijk strafbaar feit is echter onvoldoende om te voldoen aan de vereisten van artikel, 7, eerste lid, aanhef en onder a, 1e en 2e OLW zodat overlevering voor dit deel van het feitencomplex geweigerd moet worden.
6.Slotsom
overtredingen van de Opiumwetwaarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor dat deel van het feitencomplex te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
7.Toepasselijke wetsartikelen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Hoofdofficier van Justitie te Aken, Duitsland ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht voor zover het betreft de vervolging voor
overtredingen van de Opiumwet.
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op de strafverzwarende omstandigheid, te weten het
‘bij zich hebben van wapens’.