Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling publiekrecht
Wrakingskamer
C/14/568721/ HA RK 239-2014
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de Rechtbank Amsterdam, waaronder mr. H.B. van Gijn, mr. N.C.H. Blankevoort, mr. S.P. Pompe en mr. C. von Meyenfeldt. De verzoekers hebben een groot aantal klachten geuit die niet direct verband houden met het wrakingsverzoek, maar eerder gericht zijn tegen de gehele Nederlandse rechtspleging en het functioneren van de rechtbank Amsterdam. Ze verwijzen naar eerdere procedures waarin zij zich benadeeld voelden en waarin hun wrakingsverzoeken telkens zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachten in het verzoekschrift vaak ongegrond zijn en dat verzoekers herhaaldelijk lichtvaardige wrakingsverzoeken hebben ingediend. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verzoekers hun wrakingsbevoegdheid misbruiken, wat de rechtbank als een poging tot frustratie en vertraging van de rechtsgang beschouwt.
De rechtbank heeft de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun wrakingsverzoek en bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken van hen niet in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is genomen op basis van de inhoud van het verzoekschrift, de herhaalde ongegronde wrakingsverzoeken en het gebrek aan steekhoudende gronden. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 augustus 2014, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van de Algemene wet bestuursrecht.