Op 1 augustus 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 juni 2014 en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Gorzow Wielkopolski op 12 januari 2011. De opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is, heeft de Poolse nationaliteit en is geboren in Polen. Tijdens de openbare zitting op 18 juli 2014 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). Het EAB vermeldt een vonnis van de Regional Court in Gorzow Wlkp. van 22 april 2010, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van drie jaar is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was tijdens de behandeling van zijn zaak in Polen, waardoor artikel 12 OLW niet van toepassing is.
De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid beoordeeld. Het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, is zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar. De rechtbank concludeert dat het feit, diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, voldoet aan de eisen van de OLW. Aangezien er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.
De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. S.J. Riem en A. van den Brink, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.