ECLI:NL:RBAMS:2014:5522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
1 september 2014
Zaaknummer
13-751268-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een overleveringszaak op basis van artikel 9 OLW

In deze tussenuitspraken van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 juli 2014, wordt de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) behandeld. De vordering is ingediend door de officier van justitie en betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste aanleg te Turnhout, België. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1983, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank overweegt dat er in Nederland een vervolging tegen de opgeëiste persoon is gestart, waarbij de feitenomschrijving ook woninginbraken in België omvat. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het niet de bedoeling is om de opgeëiste persoon in de Nederlandse strafzaak ook voor de in België gepleegde feiten te vervolgen. De rechtbank concludeert dat, om het overleveringsbeletsel van artikel 9, eerste lid, sub a OLW te kunnen wegnemen, een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie tot staking van de vervolging noodzakelijk is. Aangezien deze beslissing niet is verkregen, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen.

De rechtbank heeft de officier van justitie de gelegenheid gegeven om een stakingsbeslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie te verkrijgen. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en zal het onderzoek hervatten op een nog nader te bepalen terechtzitting. Tevens is de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal bevolen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751268-14
RK nummer: 14/3863
Datum uitspraak: 22 juli 2014
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 juni 2014, gecorrigeerd op eveneens 12 juni 2014, en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 14 maart 2014 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste aanleg te Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie te plaats]
,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juli 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon is niet verschenen ter zitting van de rechtbank en heeft op 24 juni 2014 een verklaring ondertekend waarin hij afstand doet van zijn recht bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
De ter zitting aanwezige raadsman van de opgeëiste persoon, mr. H.S.M. Vogelaar, advocaat te Deurne heeft verklaard dat hij niet gemachtigd is namens de opgeëiste persoon zijn verdediging te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met terugwerkende kracht voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Bevel tot Aanhouding bij Verstek van 13 maart 2014 met referentie
[naam] 2013/169.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan 27 naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Heropening van het onderzoek

De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat de opgeëiste persoon in Nederland in voorlopige hechtenis is genomen ter zake van woninginbraken in Nederland “en/of in België”, met een pleegperiode die overeenkomt met die van de in het onderhavige EAB genoemde feiten. De officier van justitie heeft daaraan toegevoegd dat het niet de bedoeling is om de opgeëiste persoon in de Nederlandse strafzaak ook voor de in België gepleegde feiten te vervolgen. Op 4 juli 2014 heeft in de Nederlandse strafzaak een eerste pro-forma zitting plaatsgevonden waarin op de tenlastelegging de bewoordingen “en/of in België” zijn komen te vervallen. In de visie van de officier van justitie is aldus niet (langer) sprake van een in Nederland lopende vervolging in de zin van artikel 9, eerste lid, sub a OLW. Subsidiair heeft de officier van justitie om aanhouding verzocht om een formele stakingsbeslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie te kunnen verkrijgen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Niet in geschil is dat in Nederland een vervolging tegen de opgeëiste persoon is aangevangen waarvan de feitsomschrijving mede de in het EAB genoemde woninginbraken in België omvat. Evenmin is in geschil dat deze vervolging niet is geëindigd voorafgaand aan de ontvangst van het EAB. Onder verwijzing naar haar eerdere uitspraak van 18 september 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BK2284) overweegt de rechtbank dat in een dergelijk geval, behoudens hier niet van belang zijnde uitzonderingen, slechts een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie tot staking van de vervolging het overleveringsbeletsel van artikel 9, eerste lid, sub a OLW kan wegnemen. Dat blijkens mededeling van de officier van justitie op de tenlastelegging België niet langer als pleegplaats staat vermeld is niet als een dergelijke beslissing aan te merken en kan dit niet anders maken.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen alsnog een beslissing tot staking van de vervolging van de Minister Veiligheid en Justitie te verkrijgen.

5.Beslissing

Heropenthet onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd.
Steltde officier van justitie in de gelegenheid om zoals hiervoor nader is omschreven van de Minister van Veiligheid en Justitie een stakingsbeslissing te verkrijgen.
Beveeltdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveeltde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Beveeltde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en A.M. van der Linden-Kaajan, rechters,
in tegenwoordigheid van H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juli 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.