4.2.Gedragingen naar uiterlijke verschijningsvorm ‘vals spel’
Amsterdam
In de aangifte van 21 mei 2014 heeft de [persoon 2] namens Holland Casino in Amsterdam (hierna: het Holland Casino) aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 20 mei 2014 bij Multi Poker.
Een verbalisant van de politie heeft de bewakingsbeelden uitgekeken en in het proces-verbaal dienaangaande (op p. 103 van het dossier) beschrijft hij dat op de beelden te zien is dat op 20 mei 2014 te 18.41 uur verdachte [naam 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte], hierna: verdachte) samen met verdachte [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1], hierna: [medeverdachte 1]) het Holland Casino binnenkomt en incheckt met valse identiteitsbewijzen. Om 18.45 uur komt verdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) samen met verdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) binnen. [medeverdachte 2] identificeert zich met een valse identiteitskaart. [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en verdachte lopen een paar minuten rond en verlaten vervolgens het Holland Casino. Vastgelegd is dat [medeverdachte 1] en verdachte dit kort na elkaar doen. Dezelfde avond om 20.36 uur betreedt [medeverdachte 3] het Holland Casino opnieuw. [medeverdachte 1] en verdachte volgen om 20.38 uur en [medeverdachte 2] om 20.40 uur.
Om 21.00 uur nemen [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] plaats aan een pokertafel waar Multi Poker wordt gespeeld. [medeverdachte 3] neemt in eerste instantie plaats op box 2, maar gaat enkele minuten later op box 1 zitten. [medeverdachte 1] neemt plaats op box 6. [medeverdachte 2] neemt plaats op box 7. Verdachte neemt niet deel aan het spel, maar staat achter de spelers.
De verbalisant beschrijft dat op de beelden het volgende is te zien. De croupier deelt om 21.02 uur de kaarten. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daarna contact met elkaar en kijken in elkaars kaarten. [medeverdachte 3] stelt vervolgens vragen aan de croupier. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] plaatsen daarop beiden een hand onder de pokertafel. Op dat moment stapt verdachte tussen box 6 en box 7. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] leggen vervolgens hun kaarten op de pokertafel. Nadat de winst aan [medeverdachte 1] is uitgekeerd, stapt verdachte weg. De verbalisant constateert deze handelswijze nog acht keer tussen 21.03 uur en 21.20 uur. Uit de aangifte blijkt dat in totaal € 5.120 wordt uitbetaald.
De croupier heeft verklaard dat ook zij op enig moment zag dat box 6 en box 7 in elkaars kaarten keken en dat beide handen onder tafel waren. Bovendien heeft zij verklaard dat de persoon op box 1 haar nagenoeg bij iedere hand een vraag heeft gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op ‘vals spel’.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdachten hebben verklaard samen met vakantie te zijn in Amsterdam. Desondanks betreden zij het Holland Casino kort na elkaar en ieder afzonderlijk in plaats van gezamenlijk.
De verklaring van verdachte daarvoor is dat zij een casinoverbod hadden en valse identiteitsbewijzen gebruikten. De rechtbank overweegt dat uit het dossier evenwel blijkt dat verdachten ook kort na elkaar en afzonderlijk het casino betreden in gevallen waarin zij geen gebruik maken van valse identiteitsbewijzen. Bovendien had [medeverdachte 3] geen vals identiteitsbewijs en heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard niet te hebben geweten dat de anderen dat wel hadden.
Vervolgens kijken de verdachten aan de pokertafel in elkaars kaarten. Dit herhaalt zich gedurende negen handen.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] houden tegelijk hun linkerhand onder tafel. Op grond van het feit dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gedurende negen handen op hetzelfde moment in het spel tegelijk hun hand onder tafel houden acht de rechtbank de conclusie van aangever [persoon 2] en de verbalisant, dat verdachten op dat moment een kaart onder tafel houden, aannemelijk.
Het is spelers uitdrukkelijk niet toegestaan om een kaart onder tafel te houden. Immers, de aangever beschrijft dat het volgens de spelregels een speler niet is toegestaan om kaarten buiten of onder de speeltafel te houden. Kaarten dienen te allen tijde boven de tafel te blijven en wel zo dat andere spelers niet kunnen meekijken. Alleen de box-houder en de croupier mogen aan de kaarten komen.
Ondertussen trekt één van de verdachten aan de andere kant van de tafel bij nagenoeg iedere hand de aandacht van de croupier en gaat verdachte elk van die negen keer zo staan dat het zicht op de handen van de verdachten wordt belemmerd. Dat verdachte stelt dat hij enkel het spel wilde gadeslaan om het te leren, verklaart niet waarom hij telkens precies op het moment dat de andere verdachten hun handen onder tafel houden tussen box 6 en 7 instapt. Bovendien acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte een vergelijkbaar pokerspel in 2011 al heeft gadegeslagen en gespeeld. Dat het geen zin had om het zicht op deze wijze te belemmeren omdat er camera’s van boven filmden, zoals verdachte stelt, maakt het bovenstaande niet anders.
De rechtbank acht het, gelet op het zich herhalende patroon van de gedragingen van de vier verdachten, waarvan een aantal gedragingen in strijd met de spelregels zijn, aannemelijk dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], terwijl zij hun handen onder tafel hielden, kaarten uitwisselden, en dat [medeverdachte 3] en verdachte hebben geprobeerd te zorgen dat dit niet zou worden ontdekt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op ieders rol, met name de positionering van de verdachten rond de pokertafel en de herhaaldelijke gelijktijdigheid van de gedragingen, het niet anders kan zijn dan dat verdachten door onderlinge afstemming een vooropgezet plan tot vals spelen hadden.
De gedragingen van verdachte, te weten het binnengaan in het Holland Casino met een vals identiteitsbewijs, plaatsnemen achter box 6 en 7 aan de tafel waar Multi Poker wordt gespeeld, en op het juiste moment tussen box 6 en 7 instappen om het zicht op het uitwisselen van kaarten door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te belemmeren, kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als het door verdachte medeplegen van vals spel. Door aldus te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een zodanig significante bijdrage geleverd dat sprake is van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders die was gericht op het vals spelen.
De rechtbank overweegt ten slotte dat deze gedragingen tezamen genomen gekwalificeerd kunnen worden als oplichtingsmiddel, te weten listige kunstgrepen, met als doel om Holland Casino te bewegen een bepaalde gedraging te verrichten, te weten het uitkeren van winst.
Rotterdam
In de aangifte van 1 januari 2012 heeft de heer [persoon 4] namens Holland Casino in Rotterdam (hierna: het Holland Casino) aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 27 november 2011 bij Caribbean Stud Poker.
Een verbalisant van de politie heeft de bewakingsbeelden uitgekeken en in het proces-verbaal dienaangaande beschrijft hij dat op de beelden is te zien is dat op 27 november 2011 te 16.26 uur de [persoon 3] het Holland Casino binnenkomt en incheckt. Om 16.27 uur komt verdachte binnen. Om 16.31 uur komt [medeverdachte 1] binnen en om 16.40 uur betreedt de heer [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt dat dit een ander persoon betreft dan [medeverdachte 3] in de ‘Amsterdamse zaak’) het Holland Casino. Volgens het rapport registreerden zij zich allen bij dezelfde receptioniste.
Blijkens het proces-verbaal en het rapport dat de heer [medeverdachte 3], de [persoon 3] en [medeverdachte 1] om 16.57 uur hebben plaats genomen aan een pokertafel waaraan Caribbean Stud Poker wordt gespeeld. [medeverdachte 3] op box 2, [persoon 3] op box 6 en [medeverdachte 1] op box 7. Verdachte nam niet deel aan het spel, maar stond achter box 6 en 7.
De verbalisant beschrijft dat op de beelden te zien is dat verdachte om 17.00 uur tussen box 5 en 6 (de rechtbank begrijpt: box 6 en 7) gaat staan. Om 17.01 uur deelt de croupier de kaarten. Even later plaatsen [persoon 3] en [medeverdachte 1] beiden hun linkerhand onder de tafel, terwijl verdachte tussen hen in staat. Vervolgens leggen [persoon 3] en [medeverdachte 1] hun kaarten op de pokertafel.
De aangever heeft daar in de aangifte nog bij opgemerkt dat op de beelden is te zien dat [medeverdachte 3] op box 2, nadat de croupier de kaarten had rondgedeeld, druk met de croupier in gesprek raakt voordat [medeverdachte 1] en [persoon 3] hun handen onder tafel hebben.
De aangever beschrijft dat [persoon 3] met de hoogste inzetten speelde. De aangever ziet op de beelden dat [persoon 3] bij in totaal bij zeventien handen kaarten uitwisselde met [medeverdachte 1]. Verdachte stond daarbij telkens direct achter [persoon 3] en [medeverdachte 1].
In het rapport ‘Onderzoek Fraude Caribbean Stud Poker’ van 28 november 2011 van Holland Casino wordt voorts nog vermeld dat [persoon 3] gedurende een periode van ongeveer twintig minuten van tafel is geweest. In die periode heeft verdachte een aantal handjes à 10 gespeeld op de stoel van [persoon 3]. Er werden toen geen kaarten overgegeven, aldus het rapport. Uit het rapport blijkt dat in totaal € 5.810 aan [persoon 3] is uitbetaald en € 190 aan [medeverdachte 1] in de periode tussen 17.05 uur en 19.42 uur. Om 19.19 uur heeft verdachte € 1.000 aan chips, die hij even tevoren van [persoon 3] had gekregen, ingewisseld voor bankbiljetten. Om 19.44 uur heeft [persoon 3] voor € 4.000 aan chips ingewisseld voor bankbiljetten. Om 19.45 uur heeft [medeverdachte 1] voor € 360 aan chips ingewisseld voor bankbiljetten. Om 19.51 uur heeft [medeverdachte 3] voor € 370 aan chips ingewisseld voor bankbiljetten.
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] en verdachte, zij het in gewijzigde samenstelling en met een iets andere rolverdeling, op 27 november 2011 dezelfde modus operandi hebben toegepast als op 20 mei 2014 in Amsterdam. Voor de handelingen van verdachten in Rotterdam geldt hetzelfde als de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de zaak in Amsterdam. Dit geldt zowel ten aanzien van de overwegingen met betrekking tot het medeplegen als de kwalificatie.
In samenhang met de in de bewijsmiddelen vermelde feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank de gedragingen van verdachte, te weten het zicht belemmeren op [medeverdachte 1] en de [persoon 3] als zij kaarten uitwisselden, naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op het door verdachte medeplegen van vals spel.