In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de herziening van een Ziektewetuitkering. De eiser, die ziek was geworden na een bedrijfsongeval, ontving een Ziektewetuitkering die later door het Uwv werd herzien. Het Uwv stelde dat eiser niet alle relevante informatie had verstrekt over zijn inkomsten uit werk, wat leidde tot een onterecht hoge uitkering. Eiser had in de periode van 28 mei 2012 tot en met 16 september 2012 gewerkt en ontving een bedrag van € 534,70 aan onterecht ontvangen uitkering, dat hij moest terugbetalen. Daarnaast werd hem een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet redelijkerwijs kon begrijpen dat hij een te hoge uitkering ontving. Eiser had meerdere dienstverbanden en had naar eigen zeggen altijd openheid van zaken gegeven aan het Uwv. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gedaan om eiser te informeren over zijn meldingsplicht met betrekking tot de wisselende inkomsten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenplicht en vernietigde het bestreden besluit van het Uwv. De rechtbank herstelde de situatie door de primaire besluiten te herroepen en oordeelde dat de boete niet kon worden gehandhaafd. Eiser kreeg het betaalde griffierecht terug en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 944,- werden vastgesteld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van het Uwv naar de verzekerden over hun verplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat betekent dat eiser recht heeft op de volledige Ziektewetuitkering zonder terugvordering.