ECLI:NL:RBAMS:2014:5229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
13.751.353-14 (EAB 2), 14/2539
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europese aanhoudingsbevelen wegens onvoldoende opgelegde straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië en thans gedetineerd in Nederland, was in Italië elfmaal veroordeeld tot verschillende straffen. De Italiaanse openbare aanklager had een 'provision of concurrent sentences' getroffen, waarbij de totale duur van de straffen was vastgesteld op zestien jaren, drie maanden en vijfentwintig dagen. De rechtbank diende te beoordelen of de opgelegde straf van twee maanden en twintig dagen voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank oordeelde dat het niet toegestaan was om de afzonderlijke vrijheidsstraffen die aan de elf EAB's ten grondslag lagen bij elkaar op te tellen. Dit was in strijd met artikel 7, eerste lid, onder b, OLW, dat vereist dat de duur van de vrijheidsstraf ten minste vier maanden moet zijn. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf niet voldeed aan deze eis, waardoor de overlevering moest worden geweigerd. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, waarbij de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigde en de argumenten van beide partijen in overweging nam.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, omdat het EAB niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.353-14 (EAB 2)
RK nummer: 14/2539
Datum uitspraak: 11 juli 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 april 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 maart 2014 door
the Office of the State Prosecutor at the Court of Pordenone(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Op de openbare zitting van 30 mei 2014 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst tot de zitting van 27 juni 2014 om 09.00 uur ter gelijktijdige behandeling met de andere tegen de opgeëiste persoon uitgevaardigde EAB’s.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 juni 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. al Mansouri. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Albanese taal. De rechtbank heeft het onderzoek opnieuw aangevangen.
De rechtbank heeft de op de zitting van 30 mei 2014 termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd en heeft op de zitting van 27 juni 2014 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijnen uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1
Grondslag en inhoud
In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment rendered by the Judge for Preliminary Hearing at the Court of Pordenone on 28-09-2006, final on 25-11-2006.
Volgens onderdeel c) van het EAB resteert er een vrijheidsstraf van zestien jaren, drie maanden en vijfentwintig dagen “determined by the order for execution of concurrent penalties dated 25-02-2013”.
Uit de stukken blijkt dat:
- de opgeëiste persoon in Italië elfmaal is veroordeeld tot één of meer straffen;
- de Italiaanse openbare aanklager een “provision of concurrent sentences” heeft getroffen en dat zij daartoe het totaal van de bij de elf vonnissen opgelegde (resterende) straffen heeft berekend en de duur daarvan heeft vastgesteld op zestien jaren, drie maanden en vijfentwintig dagen;
- de berekening en vaststelling van de “provision of concurrent sentences” plaatsvinden volgens “automatic rules (…) which do not involve any decision, that is why this activity is carried out by the Office of the public prosecutor and not by a judge”;
- de “provision of concurrent sentences” niet “a sentence in a technical sense” is en “does not affect the single judgments and is not definitive, whenever there is a new sentence the prosecutor should update the sum of concurrent sentences, recalculating the sum of the sentences and subtracting periods of imprisonment”;
- de uitvaardigende justitiële autoriteit voor elk van de vonnissen een afzonderlijk EAB heeft uitgevaardigd;
- aan het onderhavige EAB een vonnis ten grondslag ligt waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een geldboete van € 3.040,--, die is vervangen door vrijheidsstraf voor de duur van twee maanden en twintig dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de duur van de opgelegde vrijheidsstraf niet tot weigering van de overlevering hoeft te leiden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het in dit geval is toegestaan de duur van de bij de afzonderlijke vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen bij elkaar op te tellen, omdat de EAB’s alle op dezelfde datum zijn uitgevaardigd en tegelijkertijd door de rechtbank worden behandeld.
3.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar Rb. Amsterdam 17 oktober 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BC9797 – , onder meer, op het standpunt gesteld dat het optellen van de elf vrijheidsstraffen die aan de 11 afzonderlijke EAB’s ten grondslag liggen, is toegestaan. Bovendien hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat het gaat om één samengestelde straf.
Zij heeft opgemerkt dat zij zich een andere opvatting kan voorstellen en heeft zich daarom aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Voorop staat dat uit de hiervoor onder 3.1 aangehaalde passages volgt dat de “provision of concurrent sentences” niet een strafoplegging inhoudt en dat deze beslissing de bij de afzonderlijke vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen in stand laat. Er is dan ook geen sprake van een samengestelde vrijheidsstraf voor de duur van 16 jaren, drie maanden en vijfentwintig dagen.
In de door de officier van justitie bedoelde uitspraak heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat
artikel 7, eerste lid, onder b, OLW (…) overlevering toestaat ter zake van twee of meer - al dan niet bij verschillende vonnissen - opgelegde vrijheidsstraffen waarvan de gezamenlijke duur ten minste vier maanden bedraagt (…). Deze uitleg komt overeen met de bewoordingen en het doel van artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit, ter implementatie waarvan artikel 7 OLW onder meer strekt.
Deze uitspraak heeft betrekking op een geval waarin, anders dan in het onderhavige geval, de uitvaardigende justitiële autoriteit twee of meer verschillende vonnissen aan één EAB ten grondslag had gelegd. Ter beantwoording ligt dus de vraag voor of, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit ervoor heeft gekozen voor elk vonnis een afzonderlijk EAB uit te vaardigen en de duur van één of meer van bij deze vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen afzonderlijk niet aan artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW voldoet, de rechtbank rekening mag houden met de totale duur van de gezamenlijke vrijheidsstraffen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag om de volgende redenen ontkennend.
Artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (Kaderbesluit EAB) houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Een Europees aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd (…) wanneer een straf of een maatregel is opgelegd, wegens opgelegde sancties met een duur van ten minste vier maanden.
In verband hiermee eist artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c en f, Kaderbesluit EAB dat in het EAB onder meer worden vermeld:
- het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis en
- de opgelegde straf.
Artikel 2, eerste lid, OLW, dat uitvoering geeft aan artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit EAB, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Een Europees aanhoudingsbevel kan slechts worden afgegeven (…) indien een straf of maatregel is opgelegd, wanneer deze een duur heeft van ten minste vier maanden.
Artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c en f, OLW geeft in vrijwel dezelfde bewoordingen uitvoering aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c en f, Kaderbesluit EAB.
Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW, dat mede uitvoering geeft aan artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit EAB, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Overlevering kan alleen worden toegestaan ten behoeve van:
(…)
b. de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van ten minste vier maanden, of van langere duur (…).
Uit het systeem van het Kaderbesluit en de Overleveringswet volgt dat de rechtbank in geval van een executieoverlevering per EAB moet nagaan of de duur van de vrijheidsstraf of vrijheidsstraffen, die aan dat EAB ten grondslag liggen, voldoet aan artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW.
Nu artikel 30, eerste lid, OLW niet de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing verklaart die de voeging en splitsing van zaken mogelijk maken, ziet de rechtbank geen ruimte om de duur van de vrijheidsstraf of vrijheidsstraffen die aan andere EAB’s ten grondslag liggen bij die beoordeling te betrekken.
De Italiaanse autoriteiten hebben ervoor gekozen om per vonnis een afzonderlijk EAB uit te vaardigen, hoewel het mogelijk was geweest de elf vonnissen in één EAB op te nemen. Wat er ook zij van die keuze, het systeem van het Kaderbesluit en de Overleveringswet laat de rechtbank, gelet op het voorgaande, geen ruimte om bij de toetsing aan artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW de afzonderlijke vrijheidsstraffen die aan de afzonderlijke EAB’s ten grondslag liggen bij elkaar op te tellen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de duur van de bij vonnis van 28 september 2006 opgelegde vrijheidsstraf niet voldoet aan de eisen van artikel 2, eerste lid, OLW en artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van de artikelen 2 en 7 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the State Prosecutor at the Court of Pordenone(Italië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf voor de duur van twee maanden en twintig dagen, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt gevraagd.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
B