In deze zaak heeft een bloemist de gemeente Amstelveen aangeklaagd wegens onvoldoende handhaving van bestemmingsplanvoorschriften, wat volgens hem heeft geleid tot oneerlijke concurrentie. De bloemist, die zijn bedrijf had gevestigd in Amstelveen, stelde dat de gemeente niet adequaat had opgetreden tegen twee andere bedrijven die in strijd met het bestemmingsplan bloemen verkochten zonder eigen teelt. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de aard van de handhavingstaken van de gemeente en de belangen die met het bestemmingsplan gediend zijn. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij binnen de grenzen van haar beleidsvrijheid had gehandeld en niet kennelijk onredelijk was opgetreden. De vorderingen van de bloemist werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de handhaving van bestemmingsplanvoorschriften niet primair gericht is op het reguleren van concurrentieverhoudingen, maar op het ordenen van de openbare ruimte. De bloemist had ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een concreet handhavingsverzoek in te dienen, wat zijn positie verzwakte. Het vonnis werd uitgesproken op 15 januari 2014.