ECLI:NL:RBAMS:2014:3907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
C/13/564215 / KG ZA 14-547
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van commissie op basis van overeenkomst tussen Shamu B.V. en Vitesse

In deze zaak vorderde Shamu B.V. in kort geding een bedrag van 6.340.000 euro van Vitesse, gebaseerd op een overeenkomst die in augustus 2010 was ondertekend. Shamu stelde dat deze overeenkomst een beloning inhield voor bewezen diensten ten tijde van de aandelenoverdracht van Vitesse. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat de overeenkomst was ondertekend door een aandeelhouder van Vitesse die niet bevoegd was om dit te doen. Shamu had moeten weten dat de ondertekening niet rechtsgeldig was. De rechter oordeelde dat Vitesse niet gebonden was aan de overeenkomst, die pas drie jaar na ondertekening onder ogen werd gezien. De voorzieningenrechter concludeerde dat Shamu niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de vordering niet voldeed aan de eisen voor toewijzing in kort geding. Shamu werd veroordeeld in de proceskosten van Vitesse en [gedaagde sub 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/564215 / KG ZA 14-547 MW/MV
Vonnis in kort geding van 30 juni 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHAMU B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres bij dagvaarding van 9 mei 2014,
advocaat mr. A.T. Eisenmann te Amstelveen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te Arnhem,
advocaat mr. M. Ellens te Amsterdam,
gedaagden.
Partijen zullen hierna ook Shamu, Vitesse en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 16 juni 2014 heeft Shamu gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vitesse en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van Shamu: [bestuurder van Shamu], statutair bestuurder, met mr. Eisenmann.
Aan de zijde van Vitesse: [jurist], jurist,[voormalig directeur Vitesse], voormalig algemeen directeur, met mr. Knijff en met zijn kantoorgenoot mr. L.E.A. van Thiel.
Aan de zijde van [gedaagde sub 2]: [gedaagde sub 2] met mr. Ellens en met[tolk], tolk Nederlands/Engels. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
Op 16 augustus 2010 heeft [gedaagde sub 2] vrijwel alle aandelen verkregen in de betaald voetbalorganisatie Vitesse te Arnhem.
2.2.
[gedaagde sub 2] heeft mede namens Vitesse een
Cooperation-contract(hierna de overeenkomst), gedateerd 23 augustus 2010, gesloten met Shamu. De overeenkomst is opgemaakt door Shamu. Namens Vitesse is de overeenkomst ondertekend door [gedaagde sub 2], die de overeenkomst ook namens zichzelf heeft ondertekend. In de aanhef van de overeenkomst is ten aanzien van Vitesse het volgende opgenomen:
The Dutch entity BV VITESSE (…) for this matter duly represented by its majority shareholder the Dutch entityOstan Group BV(…) for this matter duly represented by its sole shareholderMr [gedaagde sub 2](…)
2.3.
In artikel 1 van de overeenkomst is het volgende opgenomen:
1. VITESSE will pay [bestuurder van Shamu] a continuous fee for his assistance to [gedaagde sub 2] which resulted in the purchase of the shares of VITESSE by [gedaagde sub 2], as follows:a. [bestuurder van Shamu] will receive from VITESSE an amount of 12,5% of the proceeds from any sale/transfer of football-players from VITESSE, whether to a Dutch team or a foreign team, whether directly or indirectly (via a so called players-fund),b. whether VITESSE receives these proceeds herself or these are allocated to another entity, all this in the broadest sense of the word.andc. [bestuurder van Shamu] will receive from VITESSE an amount of 35% of the proceeds from any sale/transfer of football-players from VITESSE if these players (at the time of sale are or before were) in any way part of the youth-academy of VITESSE, whether these to a Dutch team or a foreign team, whether directly or indirectly (via a so called players-fund), whether VITESSE receives these proceeds herself or these are allocated to another entity, all this in the broadest sense of the word.
2.4.
In artikel 3 van de overeenkomst is het volgende opgenomen:
[bestuurder van Shamu] will be paid the accumulated amounts which arise from the for mentioned clauses every 3 years, starting December 2013. Thereto parties will get together in the months September/October/November of every third year to evaluate the accrued commission which [bestuurder van Shamu] is entitled to.
2.5.
In artikel 6 van de overeenkomst is het volgende opgenomen:
This contract runs for an indefinite period. In case [gedaagde sub 2] sells all or part of his shares of VITESSE and/or in case he loses his sole control over VITESSE, [gedaagde sub 2] is obliged to ensure that (a) future owner(s) and/or future persons or entities which will get control over VITESSE, will continually comply to all obligations towards [bestuurder van Shamu] which arise from this contract.
2.6.
In artikel 7 van de overeenkomst is het volgende opgenomen:
If [gedaagde sub 2] fails to comply with the obligations arising from clause 6 and/or VITESSE will fail to comply with any of its obligations towards [bestuurder van Shamu] arising from this contract, [gedaagde sub 2] and VITESSE are each separately liable for a fine to [bestuurder van Shamu] of Euro 10.000.000,- (ten-million Euro).
2.7.
Op 22 oktober 2013 heeft [gedaagde sub 2] de aandelen Vitesse overgedragen aan [nieuwe aandeelhouder Vitesse] (hierna [nieuwe aandeelhouder Vitesse]).
2.8.
Bij e-mail van 13 maart 2014 heeft Shamu [gedaagde sub 2] onder meer het volgende bericht:
(…) we intend to settle (…) the three transfers of the formal Vitesse players A) [speler 1], B) [speler 2] and C) [speler 3]As laid down and agreed in our cooperation agreement, Shamu B.V. is entitled to the following commissions over transfers by Vitesse BV in the last three seasons.(…)1. Player A, transfer amount of EUR 3.000.000,--, 35% commission; EUR 1.050.000,--2. Player B, transfer amount of EUR 9.400.000,--, 35% commission; EUR 3.290.000,---3. Player C, transfer amount of EUR 16.000.000,--, 12,5% commission; EUR 2.000.000,--Total amount of commission;EUR 6.340.000,--For the execution of the payment due to us by B.V. Vitesse, I again suggest and urgently request that you take the initiative to plan a meeting with Mr. [nieuwe aandeelhouder Vitesse] together with his major shareholder Mr. R. [financier Vitesse].(…)
2.9.
[gedaagde sub 2] heeft de e-mail van Shamu op 14 maart 2014 per e-mail beantwoord. In die e-mail is onder meer opgenomen:
Regarding the matter above as agreed it will be positively solved as soon as possible.I hereby confirm all three transfers but to be sure in transfer amounts I have to check. (…) I’ll check all (…) figures once again with Mr. [nieuwe aandeelhouder Vitesse] and Mr. [financier Vitesse].I’ll come back to you soon.
2.10.
Bij brieven van 19 maart 2014 van de raadsman van Shamu, gericht aan Vitesse, [gedaagde sub 2] en [nieuwe aandeelhouder Vitesse] is Vitesse – kort gezegd – verzocht en gesommeerd tot betaling van € 6.340.000,- aan Shamu. Vitesse heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Shamu vordert – kort gezegd – Vitesse en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, althans een hunner, te veroordelen tot betaling van € 6.340.000,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2014, met hoofdelijke veroordeling van Vitesse en [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding.
3.2.
Shamu stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat zij aan de zijde van [gedaagde sub 2] betrokken is geweest bij de onderhandelingen die hebben geleid tot de overdracht van de aandelen in Vitesse aan [gedaagde sub 2] in augustus 2010. Met het sluiten van de overeenkomst is Shamu beloond voor haar inspanningen. Bij de overdracht van de aandelen is Shamu er immers in geslaagd de aanspraken van de stichting ‘Vrienden van Vitesse’(die fors meeprofiteerde van de verkoop van spelers van Vitesse) buiten werking te stellen. Dit kan als een huzarenstukje worden aangemerkt. Indien dit niet was gelukt was [gedaagde sub 2] niet bereid geweest de aandelen over te nemen. Ook kan de overeenkomst worden aangemerkt als een beloning voor nadien door Shamu te verrichten (advies)werkzaamheden. Het voordeel voor Vitesse van deze beloningsafspraken was dat zij Shamu niets hoefde te betalen op het moment dat Shamu bezig was met grote projecten. Voor Shamu was het voordeel dat haar substantiële bedragen in het vooruitzicht werden gesteld en dat zij voor langere tijd aan Vitesse verbonden zou blijven, hetgeen wenselijk was voor haar continuïteit. [gedaagde sub 2] heeft de juistheid van de drie transfers en de daarmee gemoeide bedragen erkend. Shamu heeft zich aan de zijde van [gedaagde sub 2] ook zeer intensief – namens Vitesse – bezig gehouden met de drie transfers. Ondanks diverse verzoeken en (aanvankelijke) toezeggingen van [gedaagde sub 2] is Vitesse tot op heden niet tot betaling van de commissie overgegaan. Shamu maakt het niets uit wie van gedaagden tot betaling zal overgaan. Het lijkt erop dat Shamu slachtoffer is geworden van de paleisrevolutie die in het najaar van 2013 bij Vitesse heeft plaatsgevonden waarbij [gedaagde sub 2] plaats heeft moeten maken voor [nieuwe aandeelhouder Vitesse]. Met [gedaagde sub 2] is ook Shamu terzijde geschoven; Vitesse heeft Shamu immers bericht dat zij niet langer van haar diensten gebruik wenst te maken. Mocht vast komen te staan dat Vitesse door de handtekening van [gedaagde sub 2] niet kan worden gebonden aan de overeenkomst, dan meent Shamu dat [gedaagde sub 2] op basis van onrechtmatig handelen gehouden is de schade te vergoeden die Shamu als gevolg hiervan heeft geleden en nog zal lijden. In dat geval is het aan [gedaagde sub 2], die zich niet van zijn bevoegdheid heeft vergewist, te wijten dat Vitesse niet tot betaling kan worden veroordeeld. De schade die Shamu als gevolg hiervan lijdt, is gelijk aan het bedrag dat Vitesse op grond van de overeenkomst aan Shamu moet voldoen. Shamu heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering. Haar kan de paleisrevolutie binnen Vitesse niet worden tegengeworpen. Shamu heeft zich de afgelopen jaren intensief en met groot succes ingezet voor Vitesse in de wetenschap dat zij aanspraak kon maken op een deel van de transferinkomsten. Het kan niet zo zijn dat Vitesse die afspraak plots is vergeten of zich daaraan niet langer gebonden acht.
3.3. [gedaagde sub 2] heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat Shamu geen vordering heeft op hem doch op Vitesse. In zijn positie als grootaandeelhouder van Vitesse meende [gedaagde sub 2] dat hij bevoegd was namens Vitesse contracten te tekenen. In de periode na 16 augustus 2010 heeft hij dit meerdere malen als feitelijk leidinggevende van Vitesse gedaan, ook omdat de toenmalige directeur[voormalig directeur Vitesse] (hierna [voormalig directeur Vitesse]) op vakantie was en haast geboden was. [gedaagde sub 2] heeft in die periode niet alleen de overeenkomst met Shamu getekend, doch ook enkele spelerscontracten. Die spelerscontracten zijn steeds door Vitesse gerespecteerd en om die reden dient Vitesse ook de overeenkomst met Shamu te respecteren. [gedaagde sub 2] zag er geen bezwaar in Vitesse door middel van de overeenkomst met Shamu te binden. De vergoedingen aan Shamu zouden immers pas verschuldigd zijn als er spelers werden verkocht, zodat de overeenkomst voor Vitesse niet direct een financiële verplichting creëerde. Pas later werd [gedaagde sub 2] duidelijk dat niet hij maar de directeur ([voormalig directeur Vitesse]) diende te tekenen. Overigens heeft Shamu in de periode na het sluiten van de overeenkomst een belangrijke rol gespeeld bij Vitesse, zowel op zakelijk als op sportief gebied, aldus [gedaagde sub 2].
Over de juridische grondslagen van de vordering van Shamu voert [gedaagde sub 2] aan dat hij de overeenkomst weliswaar mede heeft ondertekend, maar dat uit de artikelen 1 sub a, b en c van die overeenkomst enkel verplichtingen voortvloeien voor Vitesse, niet voor [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] kan dan ook niet rechtstreeks door Shamu worden aangesproken. Evenmin kan worden gezegd dat het handelen van [gedaagde sub 2] onrechtmatig is. Shamu heeft verzuimd om deze stelling gemotiveerd te onderbouwen. Mocht Shamu doelen op aandeelhoudersaansprakelijkheid aan de zijde van [gedaagde sub 2], dan is ook die stelling niet gemotiveerd onderbouwd, aldus [gedaagde sub 2].
3.4.
Vitesse heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat de vordering van Shamu niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan toewijzing van een geldvordering in kort geding. Met name is in het geheel niet aangetoond dat Shamu een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vordering. Ook wijst Vitesse in dit verband op het grote restitutierisico aan de zijde van Shamu.
Vitesse kan slechts rechtsgeldig worden vertegenwoordigd door een vertegenwoordigingsbevoegde die binnen de grenzen van zijn bevoegdheid handelt. Op grond van artikel 2:240 lid 1 BW en op grond van artikel 17 lid 1 van de toen geldende statuten van Vitesse was het bestuur ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst (23 augustus 2010) bevoegd Vitesse te vertegenwoordigen. Op dat moment werd het bestuur gevormd door [voormalig directeur Vitesse], enig bestuurder en algemeen directeur van Vitesse. Derhalve kon alleen [voormalig directeur Vitesse] Vitesse rechtsgeldig vertegenwoordigen, hetgeen ook zo was opgenomen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Van Shamu mocht als professionele partij worden verwacht dat zij het handelsregister zou raadplegen. De gevolgen van het feit dat zij dit heeft nagelaten dient Shamu zelf te dragen. Overigens is onjuist dat [voormalig directeur Vitesse] in augustus 2010 afwezig was. Op 23 augustus 2010 heeft een drie uur durend gesprek plaatsgevonden tussen [voormalig directeur Vitesse] en [gedaagde sub 2]. Wat hiervan ook zij, [voormalig directeur Vitesse] heeft de overeenkomst niet getekend en heeft ook nooit geweten van het bestaan van de overeenkomst. Vitesse zou ook nooit en te nimmer hebben ingestemd met de voor haar zeer ongunstige voorwaarden zoals door Shamu opgenomen in de overeenkomst. De percentages waarop Shamu aanspraak meent te maken zijn extreem hoog en volstrekt ongebruikelijk in de bedrijfstak, zeker gezien het feit dat hieraan geen investering van Shamu ten grondslag lag. Ook de boete van € 10.000.000,- (zie artikel 7 van de overeenkomst) is volstrekt buitensporig. Verder is het hoogst ongebruikelijk dat de overeenkomst is afgesloten voor onbepaalde tijd en dat een soort van kettingbeding is overeengekomen.
Naast het feit dat [gedaagde sub 2] wettelijk en statutair niet vertegenwoordigingsbevoegd was, geldt dat Vitesse ook nimmer een volmacht aan [gedaagde sub 2] heeft verleend voor het sluiten van de overeenkomst. Evenmin heeft Vitesse de schijn gewekt dat [gedaagde sub 2] bevoegd was haar te vertegenwoordigen. Die schijn zou dan gewekt moeten zijn in de korte periode tussen 16 en 23 augustus 2010, doch dit is in het geheel niet aannemelijk geworden. Onjuist is dat Vitesse zich steeds gebonden achtte aan overeenkomsten die [gedaagde sub 2] namens haar had gesloten. Dat [gedaagde sub 2] voorzitter was van de Raad van Commissarissen is evenmin relevant; hij is dit immers pas geworden per 1 oktober 2010.
Pas op 14 december 2013 is de huidige algemeen directeur van Vitesse door Shamu geconfronteerd met de overeenkomst. De overeenkomst bevond zich niet in de administratie van Vitesse en er is ook nimmer uitvoering aan gegeven. Op basis van de overeenkomst zijn hoe dan ook nimmer betalingen verricht aan Shamu. De bedragen die Shamu thans claimt zijn nooit als schuld in de jaarrekeningen van Vitesse opgenomen. Verder bestrijdt Vitesse dat Shamu in de afgelopen periode van drie jaar werkzaamheden heeft verricht die een grote beloning als thans gevorderd rechtvaardigen. Van 1 oktober 2010 tot 5 mei 2011 is [bestuurder van Shamu] lid geweest van de Raad van Commissarissen van Vitesse, maar de leden van deze raad verrichten hun werkzaamheden onbezoldigd. Tot slot bestrijdt Vitesse dat Shamu op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de drie transfers die thans aan haar vordering ten grondslag liggen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.2.
Uitgangspunt in dit geding is dat [gedaagde sub 2] op 23 augustus 2010, de datum van ondertekening van de overeenkomst, niet bevoegd was Vitesse te vertegenwoordigen. Op dat moment was slechts [voormalig directeur Vitesse] vertegenwoordigingsbevoegd, hetgeen door Shamu is erkend en hetgeen ook op deze wijze was opgenomen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voorts is uitgangspunt dat aan [gedaagde sub 2] geen volmacht is verleend Vitesse te vertegenwoordigen bij het sluiten van de overeenkomst. Dat [gedaagde sub 2] zelf van mening was vertegenwoordigingsbevoegd te zijn (en pas later ontdekte dat [voormalig directeur Vitesse] dit was) is niet van belang. Slechts van belang kan zijn of Shamu op grond van verklaringen en gedragingen van Vitesse onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen dat Vitesse [gedaagde sub 2] een toereikende volmacht had verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet dit zich hier niet voor. Die schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid zou Vitesse gewekt moeten hebben in de korte periode tussen 16 en 23 augustus 2010, hetgeen is gesteld noch gebleken. In dit kader is weliswaar door Shamu uitgebreid betoogd dat [gedaagde sub 2] in zijn beginperiode als aandeelhouder namens Vitesse tal van overeenkomsten heeft gesloten die Vitesse heeft gerespecteerd en is nagekomen, dat [gedaagde sub 2] als spreekbuis van de achterliggende investeerder (R. [financier Vitesse]) feitelijk aan de touwtjes trok en dat het rechtsgeldige bestuur van Vitesse niets in te brengen had, maar dit maakt niet dat Vitesse reeds op 23 augustus 2010 de schijn heeft gewekt dat [gedaagde sub 2] bevoegd was tot het ondertekenen van de overeenkomst. Indien juist is dat Vitesse bepaalde door [gedaagde sub 2] ondertekende overeenkomsten nadien (impliciet) heeft bekrachtigd en/of is nagekomen, dan geldt dit niet zonder meer ook voor de overeenkomst met Shamu. Inhoud en aard van de overeenkomst met Shamu wijken immers dermate af van (bijvoorbeeld) de spelerscontracten die [gedaagde sub 2] destijds is aangegaan, alleen al vanwege de omvangrijke aanspraken op Vitesse die voortvloeien uit de overeenkomst met Shamu, dat die verschillende door [gedaagde sub 2] getekende overeenkomsten niet met elkaar op één lijn kunnen worden gesteld. Met andere woorden, dat Vitesse bepaalde door [gedaagde sub 2] getekende overeenkomsten is nagekomen, maakt niet dat Vitesse ook de met Shamu gesloten (en voor Vitesse ongunstige) overeenkomst dient na te komen. Overigens is in dit geding in het geheel niet aannemelijk geworden dat Vitesse op enigerlei wijze uitvoering aan de overeenkomst met Shamu heeft gegeven (en dat dit als een bekrachtiging zou hebben te gelden). Integendeel, Vitesse was tot december 2013 niet van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte, hetgeen ter zitting is bevestigd door zowel de verklaring van [bestuurder van Shamu] als die van [gedaagde sub 2]. Zij hebben beiden verklaard dat er geen andere personen aanwezig waren toen de overeenkomst werd gesloten en dat zij met niemand hebben gesproken over de overeenkomst tot eind 2013. Voorts geldt dat ook indien juist zou zijn dat de investeerder achter [gedaagde sub 2] (te weten [financier Vitesse]) feitelijk “de baas” was en niet het bestuur van Vitesse, dit niet de wettelijke en statutaire bevoegdheidsregels kan doorkruisen noch dat hieruit kan worden afgeleid dat Vitesse jegens Shamu de schijn heeft gewekt dat [gedaagde sub 2] bevoegd zou zijn tot ondertekening van de overeenkomst.
4.3.
Voor zover de vordering zich richt tegen [gedaagde sub 2] is de voorzieningenrechter het volgende van oordeel. De grondslag van de vordering jegens [gedaagde sub 2] is erin gelegen dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld door namens Vitesse een overeenkomst te tekenen, terwijl hij zich niet heeft vergewist van zijn bevoegdheid en dat Shamu als gevolg hiervan schade heeft geleden. Shamu zou op die grond financieel moeten worden gebracht in de toestand waarin zij verkeerd zou hebben wanneer [gedaagde sub 2] wèl een volmacht had gehad. De voorzieningenrechter zal Shamu hierin niet volgen. Blijkens artikel 3:70 BW hoeft [gedaagde sub 2] niet in te staan voor een volmacht indien Shamu wist of behoorde te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbrak. Thans kan in het geheel niet worden uitgesloten dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat Shamu wist of behoorde te begrijpen dat [gedaagde sub 2] niet bevoegd was, maar desondanks de voor haar gunstige overeenkomst heeft opgesteld en door [gedaagde sub 2] heeft laten ondertekenen. Shamu is immers een professionele partij, die ermee bekend was dat [gedaagde sub 2] geen bestuurder maar aandeelhouder van Vitesse was, hetgeen ook viel af te leiden uit het handelsregister. Tot slot geldt dat de schade die Shamu stelt te hebben geleden op geen enkele wijze door haar is onderbouwd. In dit geval kan niet worden uitgegaan van een vergoeding van het positieve contractsbelang omdat niet aannemelijk is geworden dat Vitesse [gedaagde sub 2] een volmacht zou hebben verleend tot het sluiten van deze overeenkomst.
4.4.
Tot slot geldt dat Shamu – zoals door Vitesse terecht is aangevoerd – onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat sprake is van een spoedeisend belang bij toewijzing van de geldvordering. Dat de aandelen van Vitesse in oktober 2013 in andere handen zijn gekomen en dat mogelijk als gevolg hiervan de (persoonlijke) verhoudingen zijn gewijzigd, is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen.
4.5.
De conclusie tot zover is dat hetgeen hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen ertoe leidt dat de vordering van Shamu niet voldoet aan het onder 4.1 opgenomen criterium. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.6.
Shamu zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vitesse worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 4.645,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 1.519,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 2.335,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt Shamu in de proceskosten, aan de zijde van Vitesse tot op heden begroot op € 4.645,00,
5.3.
veroordeelt Shamu in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 2.335,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MV