ECLI:NL:RBAMS:2014:3287

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
13/751080-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal gepleegd door verenigde personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2014 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Aachen, Duitsland, op 7 oktober 2013. De opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is, wordt verdacht van diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de vordering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. R.A. Bosman, en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.A.T.X. Vonken. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat het niet mogelijk was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar Duits als naar Nederlands recht strafbaar is, en dat er een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden op staat.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De raadsman heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat er aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon ook in Nederland vervolgd kan worden voor het feit. De officier van justitie heeft dit bestreden en verzocht om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan, waarna de rechtbank de overlevering heeft goedgekeurd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751080-13
RK nummer: 14/2030
Datum uitspraak: 30 mei 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 maart 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 oktober 2013 door de Staatsanwaltschaft Aachen, Duitsland, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres, te plaats]
uit anderen hoofde gedetineerd in het huis van bewaring ‘[locatie]’ te [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 mei 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.A. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, gedateerd 16 september 2013 en uitgevaardigd door het Kantongerecht Geilenkirchen.
Dossiernummer: 17 Gs-903 Js 78/13-96/13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Duitsland als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) zal kunnen worden omgezet.
Der Leitende Oberstaatsanwalt te Aachen, Duitsland, heeft bij brief van 20 maart 2014 de volgende garantie gegeven:
Es wird zugesichert, dass der Verfolgte ([opgeëiste persoon]) im Falle einer rechtskräftigen Verurteilung zu einer Freiheitsstrafe in Deutschland, deren Vollstreckung nicht zur Bewährung ausgesetzt wird, in Anlehnung an das Übereinkommen vom 21.03.1983 über die Überstellung verurteilter Personen zur weiteren Strafvollstreckung in die Niederlanden überstellt werden wird, und zwar bedingungsfrei, so dass das Umwandlungsverfahren nach Artikel 11 des vorbezeichneten Übereinkommens angewendet werden kann.
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het VOGP volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Verweren

Standpunt raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat er aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon voor het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, in Nederland vervolgd kan en/of zal worden. De Nederlandse justitie heeft een in Oostenrijk gestarte vervolging van de opgeëiste persoon overgenomen. Deze vervolging betreft een reeks diefstallen van motorvoertuigen. Voorts is de opgeëiste persoon kort voor de zitting door een Nederlandse opsporingsambtenaar ondervraagd over het feit dat ten grondslag ligt aan het onderhavige EAB. Vanwege de korte tijdsspanne tussen deze ondervraging en de zitting is de raadsman niet meer in de gelegenheid geweest om te onderzoeken of de Nederlandse autoriteiten de Duitse autoriteiten hebben verzocht om ook de strafvervolging voor het onderhavige feit over te nemen, maar de ondervraging is daarvoor wel een aanwijzing. Het zou praktisch zijn om de Duitse vervolging over te nemen.
Indien het daartoe wordt geleid is de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, onder a, OLW aan de orde.
De raadsman heeft ook een beroep gedaan op de weigeringsgrond van 13, eerste lid, onder a, OLW, omdat hij er vanuit gaat dat de plannen voor de diefstal die in Duitsland zou zijn gepleegd, in Nederland zijn gemaakt.
Primair heeft de raadsman verzocht de overlevering te weigeren, subsidiair heeft hij verzocht het onderzoek aan te houden in afwachting van nadere informatie over eventuele overdracht van de strafvervolging door Duitsland aan Nederland.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bestreden dat het openbaar ministerie voornemens is de in Duitsland gestarte strafvervolging over te nemen. Een enkel verhoor door een opsporingsambtenaar is niet de start van een vervolging. Mochten de Nederlandse autoriteiten de strafvervolging overnemen, dan zal de tenuitvoerlegging van het EAB – indien de overlevering toelaatbaar wordt verklaard – niet worden geëffectueerd.
Voor de toepasselijkheid van de in artikel 13 OLW bedoelde weigeringsgrond zijn geen aanwijzingen.
De officier van justitie heeft verzocht de overlevering toelaatbaar te verklaren.
Oordeel rechtbank
De raadsman heeft zijn stelling dat de opgeëiste persoon in Nederland wordt of zal worden vervolgd voor het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, niet nader onderbouwd. De enkele stelling dat de opgeëiste persoon onlangs over het feit is ondervraagd door een Nederlandse opsporingsambtenaar is daartoe niet voldoende. Er zijn ook overigens geen indicaties dat tegen de opgeëiste persoon een strafvervolging gaande is ter zake van het feit dat aan het EAB ten grondslag ligt.
De rechtbank ziet in deze enkele stelling geen aanleiding om het onderzoek aan te houden en nadere informatie op dit punt in te winnen. De rechtbank is van oordeel dat de in artikel 9, eerste lid onder a OLW bedoelde weigeringsgrond niet aan de orde is
Voorts ziet de rechtbank in de feitsomschrijving zoals opgenomen in het EAB geen aanwijzingen dat het een strafbaar feit betreft dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De stelling van de raadsman dat de opgeëiste persoon in Nederland de plannen voor de diefstal zou hebben gemaakt, is daarvoor onvoldoende.
De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a OLW is dan ook niet van toepassing.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Staatsanwaltschaft Aachen, Duitsland, ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2014.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.