ECLI:NL:RBAMS:2014:3253

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
13-751065-14 14-687
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met weigeringsgrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2014 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Lublinse autoriteiten in Polen. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar woont. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De opgeëiste persoon zelf was niet verschenen, uit angst volgens zijn raadsman. De raadsman voerde verweer tegen de vordering en beroept zich op een weigeringsgrond uit de Overleveringswet. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verkrijgen over de betekening van vonnissen en de maximumstraffen.

Tijdens de zitting op 30 mei 2014 werd de zaak voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de eerdere zitting die leidde tot het vonnis in Polen. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond niet van toepassing is. De rechtbank heeft ook de feiten beoordeeld waarvoor dubbele strafbaarheid vereist is en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar zijn, met uitzondering van één feit. De rechtbank heeft besloten de overlevering toe te staan voor de feiten I, II en III, maar te weigeren voor feit IV, dat niet strafbaar is onder Nederlands recht.

De rechtbank heeft de relevante wetsbepalingen genoemd en de beslissing uiteengezet. De overlevering wordt toegestaan voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die is opgelegd voor de feiten I, II en III, maar geweigerd voor feit IV. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751065-14 (EAB III)
RK nummer: 14/687
Datum uitspraak: 30 mei 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 januari 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 december 2012 (ontvangen op 24 januari 2014) door
the District Courtte Lublin (Polen) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
wonende op het adres [adres, te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2014. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Al Mansouri en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. G.L. Gijsbrechts, advocaat te ’s Gravenhage.
De opgeëiste persoon is zelf niet verschenen, naar zeggen van zijn raadsman uit angst.
De raadsman heeft verweer tegen de vordering gevoerd en een beroep gedaan op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat onvoldoende vast staat hoe de betekeningen hebben plaatsgevonden. Bovendien ontbreekt informatie over de maximumstraffen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering aangehouden tot 30 mei 2014 te 09.00 uur om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie omtrent de betekening van de vonnissen en de maximumstraffen op te vragen.
Op 30 mei 2014 is de behandeling van de vordering voortgezet.
Het verhoor heeft dit keer plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn bovengenoemde raadsman en door een tolk in Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 13 februari 2007 (referentienummer IV K 323/06) van de
Provincial Courtin Lublin.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW
De raadsman heeft met een beroep op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW bepleit dat de overlevering ontoelaatbaar verklaard dient te worden.
De rechtbank stelt, met de officier van justitie, vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis dat is gewezen in aanwezigheid van de opgeëiste persoon.
Niet alleen heeft de opgeëiste persoon ter zitting verklaard dat hij aanwezig was bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid en dat hij op de hoogte was van het feit dat hij bij dat vonnis is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, maar ook heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in een e-mail van 29 mei 2014 uiteengezet dat hetgeen in de Engelse vertaling van het EAB onder D staat vermeld
(‘no, the concerned person has not appeared at the hearing that led to the decision’)op een vertaalfout berust. De rechtbank stelt bovendien vast dat de desbetreffende tekst in de oorspronkelijke Poolstalige versie van het EAB begint met het woord ‘tak’ en het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit Poolse woord een bevestigende betekenis heeft en geen ontkennende.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bedoelde weigeringsgrond niet aan de orde is.

4.Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e van de OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, met uitzondering van het vierde feit, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld. Het vierde feit betreft een telefonische bedreiging met mishandeling van [persoon] op 16 april 2005 in de plaats Turka. Overlevering voor het vierde feit zal worden geweigerd, nu een dergelijke vorm van bedreiging naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert.
De feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan leveren naar Nederlands recht op:
Poging tot afpersing
Poging tot afpersing
Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht

5.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten I, II en III waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering in zoverre te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van de drie feiten waarvoor de overlevering moet worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot het hiervoor bedoelde gedeelte te beperken.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Courtte Lublin (Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens de feiten I, II en III.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens feit IV, de telefonische bedreiging met mishandeling van [persoon] op 16 april 2005 in de plaats Turka.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.