Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2
"op grond van de bevindingen van deze visuele inspectie wordt geconcludeerd dat de geïnspecteerde ruimte of oppervlakte WEL vrij is van visueel waarneembare asbestverdachte materialen". [8] Voorts heeft [medeverdachte] vijf rapportages eindcontrole asbestverwijdering d.d. 3 januari 2008 opgesteld. [9] In al deze rapporten werd geconcludeerd dat de geïnspecteerde ruimte zonder beschermende middelen kon worden betreden.
“voor gezien”zonder voor de inhoud enige verantwoordelijkheid te nemen.
“deze flat is geheel vrij van asbest en is vrijgegeven door [bedrijf I]”.
([bedrijf C])en op staande voet ontslagen, betrokken bij de opstelling ervan en ten tweede staat niet onomstotelijk vast dat alle toepassingen die door [bedrijf J] als asbesthoudend zijn aangemerkt, ook daadwerkelijk in de flat zijn aangetroffen. Bovendien is van een tweetal toepassingen uit nadere analyses vast komen te staan dat deze niet asbesthoudend waren. Volgend op de stelling dat het rapport van [bedrijf J] niet correct is, stelt verdachte
([bedrijf C])dat voor zover haar bekend is voor de Kerst wel degelijk alles is gesaneerd wat op basis van de ter beschikking gestelde inventarisatie had moeten gebeuren en dat alles is vrijgegeven.”
“voor gezien”geparafeerd en kan niet voor de inhoud daarvan verantwoordelijk worden gehouden.
(de rechtbank begrijpt: [bedrijf C])zijn verwijderd. [18]
datasbesthoudende toepassingen aanwezig waren. De exacte hoeveelheid en de exacte locaties waarop de toepassingen zijn aangetroffen, zijn voor het verwijt dat verdachte wordt gemaakt niet van belang. Op grond van het hiervoor overwogene staat dan ook vast dat nog verschillende asbesthoudende toepassingen in de [flat A] en op de balkons aanwezig waren in de periode vanaf de saneringswerkzaamheden tot aan het bezoek van [persoon 1]. Dit blijkt ook uit het feit dat [bedrijf C], nadat het bevel tot stillegging was opgeheven, de nog aanwezige asbesthoudende toepassingen (ook in het gebouw) heeft verwijderd. Tijdens een controle gedurende die tweede saneringsronde heeft een VROM-inspecteur asbestverdachte toepassingen aangetroffen, waarvan hij een aantal monsters heeft genomen. Deze bevatten asbest. [22]
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die uit het hoofd van een dienstbetrekking of uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon kon erover beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder “aanvaarden” is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
“gehele flat blok binnen en buiten voor- en achterzijde”. [30] Gelet op de opmerking in het rapport van [bedrijf J] over de grootte van de aangetroffen buis op het balkon van woning [nummer] acht de rechtbank het onaannemelijk dat [medeverdachte], als hij alle te inspecteren ruimten heeft bezocht, alle nog aanwezige asbesthoudende toepassingen tijdens zijn inspectieronde over het hoofd heeft gezien. [medeverdachte] had die moeten opmerken. Zijn verklaring dat de geïnspecteerde gebieden schoon waren, is ongeloofwaardig. Dit leidt tot de conclusie dat [medeverdachte] in zijn rapport visuele inspectie valselijk heeft vermeld dat in de [flat A] – kort gezegd – geen asbest meer aanwezig was. Op grond van de conclusie in het rapport mag ervan uitgegaan worden dat al het (geïnventariseerde) asbest was gesaneerd. Dat is het startsein dat men met de volgende fase kan beginnen: de voorsloop. De rapportage visuele inspectie is daarmee een geschrift met een bewijsbestemming.
“vert.(de rechtbank begrijpt: vertegenwoordiger)
opdrachtgever (DTA)”. Die laatste toevoeging – (DTA) – duidt erop dat verdachte uit hoofde van zijn deskundigheid heeft getekend en niet, zoals hij heeft verklaard, slechts
“voor gezien”.Het behoort bovendien tot de kerntaak van een DTA-er zelfstandig een inspectieronde te maken en zich er op die manier van te vergewissen dat het saneringswerk correct is uitgevoerd. Pas daarna dient hij een analist in te schakelen voor inspectie. Dat heeft verdachte nagelaten. [31] Door desondanks het inspectierapport te ondertekenen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de inhoud van dat rapport vals was.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 10.1 van de Wet milieubeheer.
10.Beslissing
een gevangenisstraf van 1 (één) maand.
taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis van 90 (negentig) dagen zal worden toegepast, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.