Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
“één of meer (andere) personen”, omdat dit onderdeel niet voldoende is verfeitelijkt en de tenlastelegging voor dat deel dus niet voldoet aan de eisen die aan een tenlastelegging moeten worden gesteld.
nagelatendoor (…) asbest niet te verwijderen. Verdachte wordt dus niet (meer) verweten dat zij bedrijfsmatige handelingen heeft
verrichtdoor iets na te laten. Van innerlijke tegenstrijdigheid van de dagvaarding en daarmee partiële nietigheid is dan ook geen sprake.
“[persoon 1], [medeverdachte] en één of meer (andere) personen”. Gelet op de inhoud van het verwijt en het dossier kan de zinsnede
“één of meer (andere) personen”alleen maar zien op de personen die zich na de sanering en vóór het bezoek van [persoon 3] hebben bezig gehouden met de voorsloop. Verdachte had dit ook zo kunnen en moeten begrijpen. [vertegenwoordiger], vertegenwoordiger van verdachte, heeft immers ter terechtzitting van 9 december 2013, op de vraag wie in de periode van 21 december 2007 tot en met 17 januari 2008 welke werkzaamheden heeft uitgevoerd, verklaard dat werknemers van [bedrijf A] voorsloopwerkzaamheden hebben uitgevoerd. Dit onderdeel van de tenlastelegging is dus voldoende verfeitelijkt en kan daarom niet leiden tot (partiële) nietigheid.
4.Waardering van het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2
"op grond van de bevindingen van deze visuele inspectie wordt geconcludeerd dat de geïnspecteerde ruimte of oppervlakte WEL vrij is van visueel waarneembare asbestverdachte materialen". [8]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte ])zijn verwijderd. [16]
datasbesthoudende toepassingen aanwezig waren. De exacte hoeveelheid en de exacte locaties waarop de toepassingen zijn aangetroffen, zijn voor het verwijt dat verdachte wordt gemaakt niet van belang. Op grond van het hiervoor overwogene staat dan ook vast dat nog verschillende asbesthoudende toepassingen in de [flat A] en op de balkons aanwezig waren in de periode vanaf de saneringswerkzaamheden tot aan het bezoek van [persoon 3]. Dit blijkt ook uit het feit dat verdachte, nadat het bevel tot stillegging was opgeheven, de nog aanwezige asbesthoudende toepassingen (ook in het gebouw) heeft verwijderd. Tijdens een controle gedurende die tweede saneringsronde heeft een VROM-inspecteur asbestverdachte toepassingen aangetroffen, waarvan hij een aantal monsters heeft genomen. Deze bevatten asbest. [20]
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die uit hoofde van een dienstbetrekking of uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon kon erover beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder “aanvaarden” is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 14a, 14b, 14c, 24, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 10.1 van de Wet milieubeheer;
- 32 Arbeidsomstandighedenwet;
- 4.1b en 4.48a van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
10.Beslissing
€ 75.000,- (vijfenzeventigduizend euro).
€ 25.000,- (vijfentwintigduizend euro), van deze geldboete, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
,indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.