4.1.2.De vergunningen en relevante wettelijke bepalingen
Op 30 november 2001 heeft verdachte Olie Verwerking Amsterdam BV (OVA) overgenomen. Verdachte is hiermee de rechtsopvolger van OVA.
Bij besluit van 29 november 1979 hebben burgemeester en wethouders van Amsterdam een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet (Hw) verleend aan OVA voor het opslaan, distribueren en verwerken van aardolieproducten in de inrichting aan de [adres] (nummer 11/3372 B.W.T. 1977, map 10, 0002721 - 0002737).
Op 1 januari 1984 zijn artikel 8 en 25 van de Wet chemische afvalstoffen (Wca) in werking getreden. Artikel 8 lid 1 Wca bepaalde:
“
Het is verboden chemische afvalstoffen waarvan anderen zich hebben ontdaan, te bewaren, te bewerken, te verwerken of te vernietigen zonder vergunning van onze Minister.”
“
Het is verboden van anderen afkomstige afgewerkte olie te bewaren, te bewerken, te verwerken of te vernietigen zonder vergunning van onze Minister.”
De overgangsbepaling van artikel 57 Wca luidde:
“Voor degene voor wie het verrichten van handelingen waarvoor op grond van artikel 8, 21 of 25 een vergunning vereist is, reeds tot het terrein van zijn werkzaamheden behoort op het tijdstip waarop het artikel waarin dat vereiste is vervat, van kracht wordt, blijft dat artikel buiten toepassing gedurende drie maanden na dat tijdstip en indien binnen die termijn een aanvraag om vereiste vergunning is ingediend, ook nadien tot twee maanden nadat het besluit waarbij op die aanvraag wordt beslist van kracht is geworden.”
OVA heeft op grond van deze artikelen een Wca-vergunning aangevraagd en gekregen. Deze vergunning zag op het bewaren en bewerken van verontreinigde stromen lichte- en zware stookolie, gasolie en dieselolie, verontreinigde petroleum, verontreinigde synthetische olie, voor zover het moet worden aangemerkt als een chemische afvalstof in de zin van de Wet chemische afvalstoffen. Deze vergunning was geldig tot 1 juli 1993 (map 10, 0002749).
Bij besluit van 15 september 1993 heeft de Minister van VROM een Wca-vergunning verleend als bedoeld in de artikelen 8 en 25 Wca voor het bewaren en bewerken van anderen afkomstige afgewerkte olie en van een aantal (met name genoemd in artikel 2, lid 2) van anderen afkomstige chemische afvalstoffen (kenmerk DGM/A 930226.004/14 en 930226.005/14). De vergunning ex artikel 25 Wca voor het bewaren en bewerken van afgewerkte olie is verleend tot uiterlijk 1 januari 1995. De vergunning ex artikel 8 Wca voor chemische afvalstoffen is verleend tot uiterlijk 1 juli 1998 (map 10, 0002759).
Met ingang van 1 maart 1993 is de Wca door inwerkingtreding van de Wet milieubeheer komen te vervallen.
Artikel 10.1 Wet milieubeheer luidt onder meer:
“3. Het is een ieder verboden bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten, indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan.
4. Onder handelingen als bedoeld in het derde lid wordt in ieder geval verstaan: inzamelen of anderszins in ontvangst nemen, bewaren, nuttig toepassen, verwijderen, vervoeren of verhandelen van afvalstoffen of bemiddelen bij het beheer van afvalstoffen.”
Artikel 10.37 lid 1 Wet milieubeheer luidt:
“Het is verboden zich door afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen te ontdoen.”
Bij besluit van 25 maart 1998 hebben burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten te zullen gedogen dat OVA de activiteiten zoals gesteld in de beschikkingen DGM/A 9302260 004/14, DGM/A 930226 005/14, DGM/A 1378511, 11/3372 BWT 1977, 15/74 BWT 1984, B15/003 MD, 11/4410 BV 1981 voortzet tot het van kracht worden van de gevraagde vergunning, mits aan de daarbij opgenomen voorschriften wordt voldaan (map 10, 0002777 en 0002778). De gedoogbeschikking volgt uit een verzoek dat OVA heeft gedaan vanwege het expireren van de Wca-vergunningen in combinatie met het gegeven dat op een aanvraag voor een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer (datum aanvraag 22 maart 1996) nog niet was beschikt. Burgemeester en wethouders wijzen er op dat de beschikking vervalt ingeval er binnen de beroepstermijn van de verleende vergunning geen verzoek om schorsing is ingediend. In de gedoogbeschikking is bepaald dat deze “slechts tot verzoeker is gericht en bij rechtsopvolging vervalt”.
De gedoogbeschikking is door de overname van OVA op 30 november 2001 door verdachte komen te vervallen.
Bij besluit van 1 september 2003 heeft de minister van VROM aan verdachte een inzamelvergunning ex artikel 10.48 Wm verleend voor het inzamelen van afgewerkte olie afkomstig van landactiviteiten. Aanleiding voor de aanvraag was de wijziging van de tenaamstelling van de inzamelaar. Gevraagd werd om OVA B.V. te wijzigen in AVR-Industrial Waste B.V. (map 10, 0002852 - 0002856). De vergunning is verleend tot uiterlijk 1 september 2008. De looptijd van vijf jaar hangt samen met het beleid zoals in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) is beschreven (0002854).