ECLI:NL:RBAMS:2014:2147
Rechtbank Amsterdam
- Raadkamer
- F.M. Wieland
- J.L. Hillenius
- R.A. Sipkens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens schending van het specialiteitsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en het gebruik van een vals rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet door Servië aan Nederland was uitgeleverd voor de ten laste gelegde feiten. Dit leidde tot de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vordering. De verdediging stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was, omdat er geen aanvullende toestemming was verleend voor vervolging van de verdachte voor de feiten waarvoor uitlevering was verzocht. De rechtbank overwoog dat het specialiteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 14 van het Europees Uitleveringsverdrag, inhoudt dat de verzoekende staat niet mag optreden met betrekking tot andere delicten dan waarvoor de uitlevering is verleend, tenzij er uitzonderingen zijn. Aangezien er in dit geval geen uitzonderingen waren en de verdachte niet ter zake van de ten laste gelegde feiten was uitgeleverd, verklaarde de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor de onder 1, primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige strafkamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, maar kwam tot de conclusie dat de vervolging niet kon doorgaan.