Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2014 in de zaken tussen
[eiseres], te [naam20 1], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
1.2. Vanwege een vermoeden van uitkeringsfraude heeft de Sociale Recherche Gooi en Vechtstreek een opsporingsonderzoek ingesteld, waarvan de bevindingen in een rapport uitkeringsfraude met afsluitdatum 5 december 2012 (rapport uitkeringsfraude) zijn neergelegd. Uit dit rapport blijkt onder meer dat eiseres gehuwd is geweest met[naam9] [naam8] ([naam8]). Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren:[naam5] en[naam3]. Uit het dossier blijkt dat ook sprake is van een derde dochter,[naam6], die met haar kinderen eveneens aan de [naam19] woont, op nummer 105.
Uit kopieën van het paspoort van [naam8] blijkt dat hij van 10 augustus 2012 tot
23 december 2012 in Ghana verbleef.
In deze periode is [naam8] niet waargenomen.
1.6. Uit het rapport uitkeringsfraude blijkt dat op 6 november 2012 een huiszoeking heeft plaatsgevonden op het uitkeringsadres. Daarbij is [naam8] niet aangetroffen. Wel is administratie van eiseres,[naam3],[naam5] en [naam10] en van [naam8] bij en door elkaar aangetroffen op verschillende plaatsen in de woning, o.a. een bankpas van [naam8], een dagvaarding uit 2009, bestemd voor een van de dochters en betekend aan haar vader en huisgenoot [naam8] en administratie van ondernemingen van [naam8] uit het verleden. De rechtbank begrijpt dat geen andere persoonlijke spullen van [naam8] aanwezig waren, meer in het bijzonder wordt geen melding gemaakt van het aantreffen van herenkleding of toiletartikelen.
Inzake AMS 13/1663
op 21 oktober 2011 zijn huis is kwijtgeraakt is en aan Post.nl heeft doorgegeven dat zijn post doorgestuurd moest worden naar het adres van eiseres onvoldoende grond is om aan te nemen dat [naam8] zijn feitelijke hoofdverblijf naar het uitkeringsadres heeft verplaatst. De aanwezigheid van administratieve bescheiden op zijn naam op het uitkeringsadres ten tijde van de huiszoeking op 6 november 2012 is dat evenmin. Als een persoon een zwervend bestaan leidt heeft hij een postadres nodig. Nu [naam8] nog regelmatig contact had met zijn dochters en een van die dochters bij eiseres woont hoeft een postadres bij eiseres - en daarmee de aanwezigheid van administratie op dat adres - nog niet te betekenen dat [naam8] daar feitelijk woont. De kasopnames en pinbetalingen die [naam8] in de periode van 15 september 2011 tot 19 juli 2012 heeft gedaan in [naam20 1] maken dat evenmin aannemelijk, aangezien deze ook verklaard kunnen worden door zijn veelvuldige aanwezigheid in [naam20 1] om zijn dochters en kleinkinderen te bezoeken. Het hoge waterverbruik op het uitkeringsadres acht de rechtbank evenmin doorslaggevend, omdat daar vele verklaringen voor mogelijk zijn.
[naam13]verklaart dat op nummer [nummer 2] een Afrikaans gezin woont, Ghanees of Nigeriaans, bestaande uit een man, vrouw en kinderen. Hij ziet daar vaak meerdere (ook kleine) kinderen. Hij herkent de man van een foto als de man die op nummer [nummer 2] woont en de vrouw als de buurvrouw van [nummer 2]. Hij verklaart eigenlijk geen contact met deze mensen te hebben, alleen vanuit een slaapkamer en keuken hebben zij zicht op de galerij. Uit de verklaring blijkt dat [naam13][naam8] ook beneden bij zijn auto ziet. [naam13]woont er al sinds het gezin er is komen wonen. Deze getuigen uit de buurt verklaren weliswaar weinig contact met het gezin te hebben, maar zij komen [naam8] wel tegen in de lift en op de galerij en trappenhuis. Dat zij vanuit hun woning geen direct zicht hebben op het uitkeringsadres maakt daarom niet dat zij [naam8] niet zouden kunnen herkennen.
Proceskosten
(3 punten voor het indienen van de bezwaarschriften tegen de primaire besluiten Ia, Ib en II, 1 punt voor de hoorzitting in verband met het bezwaar tegen het primaire besluit II, 2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, derhalve totaal 7 punten met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
in de procedure met kenmerk AMS 13/1663:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I voor zover dat ziet op de periode na 10 augustus 2012;
- laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit I in stand voor zover dat betrekking heeft op de periode van 21 oktober 2011 tot 10 augustus 2012;
- herroept de primaire besluiten Ia en Ib;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van totaal € 88,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 3.409,- , te betalen aan eiseres.
.