ECLI:NL:RBAMS:2014:1518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
C/13/560991 / KG ZA 14-330 MW/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Publicatie van artikelen over eiser en vordering tot rectificatie door De Telegraaf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een jurist en auteur, en de besloten vennootschap TMG Landelijke Media B.V., uitgever van De Telegraaf. Eiser vorderde rectificatie van twee artikelen die op 20 en 21 februari 2014 in De Telegraaf waren gepubliceerd, waarin hij werd aangeduid als fraudeverdachte en waarin melding werd gemaakt van tientallen aangiften tegen hem. Eiser stelde dat de publicaties onrechtmatig waren en zijn goede naam en eer aantastten. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatige publicaties. De voorzieningenrechter overwoog dat de artikelen steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal, aangezien er aangiften waren gedaan en een strafrechtelijk onderzoek was ingesteld. De rechtbank benadrukte het belang van de vrijheid van meningsuiting van De Telegraaf en concludeerde dat de publicaties niet onrechtmatig waren. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van De Telegraaf werden begroot op € 2.708,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/560991 / KG ZA 14-330 MW/MV
Vonnis in kort geding van 28 maart 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 13 maart 2014,
advocaat mr. H.J. Menger te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TMG LANDELIJKE MEDIA B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Le Poole te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Telegraaf genoemd worden.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 18 maart 2014 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
De Telegraaf heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting was [eiser] aanwezig met mr. Menger.
Aan de zijde van De Telegraaf waren aanwezig [naam 1], [naam 2] en [naam 3] met mr. Le Poole.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is als jurist werkzaam op het kantoor Mr. [eiser], algemeen juristen & belastingadviseurs te [plaats]. Onlangs is een boek van [eiser] met als titel “De Straatvechter” op de markt gebracht.
2.2.
Op de voorpagina van De Telegraaf van 20 februari 2014 is een artikel afgedrukt met de kop
[eiser]-telg fraudeverdachte. In dit artikel, dat is geschreven door [naam 1], is onder meer het volgende opgenomen:
Het Openbaar Ministerie in Amsterdam is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar [eiser]. De 60-jarige telg uit de bekende advocatenfamilie, die zelf al jaren niet meer mag werken als advocaat, wordt verdacht van oplichting in zijn hoedanigheid als juridisch adviseur.De verdenking aan het adres van [eiser] wordt bevestigd door een woordvoerder van het Amsterdamse parket van justitie. “Er is aangifte gedaan van oplichting, waarna wij een strafrechtelijk onderzoek hebben geopend”, aldus de zegsman, die geen nadere toelichting op de aard van de verdenkingen wil verstrekken. Het onderzoek van justitie bevindt zich nog in een pril stadium en wordt uitgevoerd door de districtsrecherche in de hoofdstad.Geruchten[eiser] laat weten niet op de hoogte te zijn van “enig onderzoek van enig Openbaar Ministerie, noch in Amsterdam, noch elders in het land”. De ex-advocaat, die afgelopen decennia diverse malen in opspraak raakte, doet de beschuldiging zelf af als ‘geruchten die al jaren rondgaan’.Naar verluidt zijn de aangiften waarop justitie het onderzoek baseert, afkomstig van een of meerdere gedupeerde klanten van het juridisch adviesbureau dat [eiser] in Amsterdam leidt. Zij zouden zich opgelicht voelen door hem. Ruim een jaar geleden ging een hierbij betrokken vennootschap van [eiser] failliet, met achterlating van een schuld van ruim driekwart miljoen euro.De Amsterdamse advocaat [advocaat 1], die enkele [eiser]-gedupeerden in civiele zaken bijstaat, liet gisteravond in een reactie op het strafrechtelijk onderzoek weten: “Het stoort mij dat [eiser] in publiciteit rond zijn recente boek ‘De Straatvechter’ in de gelegenheid wordt gesteld zich te afficheren als een kundig jurist. Dat is gezien mijn ervaring met zijn werkzaamheden een gotspe. Het is prima dat deze man zijn eigen boek promoot, maar het moet niet zo zijn dat hij daarmee nieuwe klanten probeert te verleiden.”
2.3.
Het artikel van 20 februari 2014 is eveneens gepubliceerd op de website van De Telegraaf (www.telegraaf.nl).
2.4.
In De Telegraaf van 21 februari 2014 is onder de kop
Tientallen aangiften tegen [eiser]het volgende artikel verschenen op een binnenpagina, eveneens van de hand van [naam 1].
Tientallen gedupeerde klanten van de juridische adviespraktijk [eiser] hebben aangifte gedaan van oplichting tegen de ex-advocaat.“De heer [eiser] lijkt steeds hetzelfde patroon te volgen”, stelt advocaat [advocaat 2] van Blenheim Advocaten, die enkele slachtoffers bijstaat. “Klanten die in een juridisch conflict verzeild zijn geraakt, komen vanwege zijn bekende achternaam bij hem terecht en sommigen van hen denken met een advocaat van doen te hebben. Ze betalen een voorschot waar weinig of niets tegenover staat.”[eiser] bestrijdt alle beschuldigingen.
2.5.
Het artikel van 21 februari 2014 is in uitgebreidere vorm eveneens gepubliceerd op de website van De Telegraaf (www.telegraaf.nl).
2.6. Bij brief van 6 maart 2014 heeft het Arrondissementsparket Amsterdam onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
Als gezegd zijn er aangiften tegen u gedaan die thans in onderzoek zijn. Ingevolge artikel 27 Wetboek van Strafvordering wordt als verdachte aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. Zoals ik u al in mijn vorige brief heb proberen duidelijk te maken, is die situatie nu nog niet aan de orde.Mocht u desondanks uw verzoek tot kennisneming van stukken willen handhaven, dan verwijs ik u naar de in artikel 30 Wetboek van Strafvordering omschreven procedure.2.7. Bij e-mail van 9 maart 2014 heeft [eiser] [naam 1] van De Telegraaf – samengevat weergegeven – gesommeerd tot het plaatsen van een rectificatie alsmede tot het betalen van € 40.000,- schadevergoeding.
2.8.
Bij brief van een kantoorgenoot van de raadsman van De Telegraaf van
11 maart 2014 is [eiser] medegedeeld dat De Telegraaf niet aan zijn sommaties zal voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – het volgende:
I. De Telegraaf – op straffe van dwangsommen – te bevelen op haar voorpagina een rectificatie te plaatsen van het artikel van 20 februari 2014;
II. De Telegraaf – op straffe van dwangsommen – te bevelen op haar voorpagina een rectificatie te plaatsen van het artikel van 21 februari 2014;
III. De Telegraaf – op straffe van dwangsommen – te bevelen de artikelen van 20 en 21 februari 2014 van haar website te verwijderen en verwijderd te houden;
IV. De Telegraaf te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 50.000,- op de door [eiser] geleden schade (€ 15.000,- als immateriële schadevergoeding en € 35.000,- als materiële schadevergoeding);
V. althans een in goede justitie te bepalen voorziening te treffen;
VI. met veroordeling van De Telegraaf in de kosten van dit geding.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen – samengevat weergegeven – ten grondslag dat het artikel van 20 februari 2014, zonder dat hiertoe een noodzaak bestond, zeer prominent op de voorpagina van De Telegraaf is geplaatst. De Telegraaf publiceert over ieder wissewasje waar een lid van de familie [eiser] bij betrokken is. Ook deze kwestie is door De Telegraaf nodeloos opgeklopt. Daar komt bij dat andere landelijke media de berichtgeving in De Telegraaf over [eiser] klakkeloos overnemen, met alle kwalijke gevolgen van dien.
heeft De Telegraaf desgevraagd laten weten dat het hem niet bekend is dat hij van strafbare feiten wordt verdacht. Ook is hij nimmer in een civiele zaak betrokken geweest vanwege beweerde oplichtingspraktijken. Naar aanleiding van de publicaties in De Telegraaf heeft [eiser] zich tot het Openbaar Ministerie gewend met het verzoek hem een afschrift van het strafdossier te verstrekken. Het Openbaar Ministerie heeft hem vervolgens medegedeeld (zie 2.6) dat hij geen verdachte is omdat er geen redelijk vermoeden van schuld is. Door desalniettemin te vermelden dat [eiser] verdacht wordt van fraude, in plaats van te vermelden dat slechts sprake is van aangiften tegen [eiser], heeft De Telegraaf onrechtmatig gehandeld. Het recht van De Telegraaf op vrije meningsuiting dient in dit geval te wijken voor de bescherming van de eer en goede naam van [eiser]. De ernstige beschuldiging aan het adres van [eiser] dat hij fraudeverdachte is, is immers niet op de feiten gebaseerd. [eiser] ontkent met klem dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan fraude. Hooguit is sprake van geschillen over de hoogte van een declaratie, maar dit wijst niet op fraude of oplichting. Bovendien bestrijdt [eiser] met klem dat sprake zou zijn van “
tientallen aangiften”, zoals vermeld in het artikel van 21 februari 2014. Hierbij lijkt sensatiezucht bij De Telegraaf vóór waarheidsvinding te gaan. Weliswaar is sprake van aangiften, maar het aantal hiervan is onbekend. Wat het lot van deze aangiften zal zijn, is op dit moment eveneens onbekend omdat het Openbaar Ministerie zijn onderzoek hiernaar nog niet heeft afgerond. De Telegraaf maakt daarnaast in de artikelen ten onrechte gebruik van de term
gedupeerden. Deze term wekt de onjuiste suggestie dat [eiser] reeds is veroordeeld. Het staat ook geenszins vast dat de aangevers zijn gedupeerd. Tot slot bestrijdt [eiser] dat hij zich voordoet als advocaat om op die wijze cliënten voor zich te winnen.
heeft als gevolg van de publicaties schade geleden omdat potentiële cliënten van de onderneming waarvoor hij werkzaam is hun vertrouwen in hem zullen verliezen. Ook de verkoop van zijn boek “De Straatvechter” is sinds de publicaties in De Telegraaf drastisch teruggelopen, hetgeen blijkt uit een verklaring van zijn uitgever. Daarnaast heeft [eiser] als gevolg van de publicaties immateriële schade geleden, hetgeen onder meer blijkt uit een verklaring van zijn partner. De hoogte van de uiteindelijk geleden schade zal de hoogte van het gevorderde voorschot ver overtreffen, aldus [eiser].
3.3.
De Telegraaf heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] is ontvankelijk in dit kort geding omdat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot rectificatie en bij zijn vordering tot verwijdering van de artikelen van de website van De Telegraaf. Naar hun aard zijn deze vorderingen spoedeisend.
4.2.
Indien de vorderingen van [eiser] zouden worden toegewezen, zou dit een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van De Telegraaf op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, indien de uitlatingen van De Telegraaf onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of een beperking op de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van De Telegraaf is er vooral in gelegen dat zij zich als nieuwsmedium in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is er vooral in gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.3.
In dit geval zijn met name de volgende omstandigheden van belang.
(1) De mate waarin de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal.
(2) De aard van de gepubliceerde verdenking en de ernst van de te verwachten gevolgen voor diegene op wie de verdenking betrekking heeft.
(3) De ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen.
Alvorens nader in te gaan op deze omstandigheden, zullen hierna eerst de drie voornaamste bezwaren van [eiser] tegen de artikelen, te weten de bewoordingen "verdachte”, “tientallen aangiften” en “gedupeerden” worden besproken.
verdachte
4.4.
Als vaststaand feit kan in dit geding worden aangenomen dat tegen [eiser] aangiften van oplichting zijn gedaan en dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding van die aangiften een strafrechtelijk onderzoek heeft ingesteld. Uit de brief van het Openbaar Ministerie van 6 maart 2014 (zie 2.6) volgt dat [eiser] (nog) niet als verdachte is aangemerkt in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Blijkens de kop van het artikel van 20 februari 2014 heeft De Telegraaf [eiser] echter als “
fraudeverdachte” aangemerkt. In het artikel zelf zijn voorts de zinsnedes “
wordt verdacht van oplichting” en “
de verdenking aan het adres van [eiser]” opgenomen. [eiser] moet worden toegegeven dat de door De Telegraaf gebezigde terminologie in formeel juridische zin onjuist is. Vaststaat immers dat [eiser] (nog) geen verdachte is in de zin van artikel 27 Sv; er is slechts een strafrechtelijk onderzoek tegen hem ingesteld. Daar staat echter tegenover – zoals De Telegraaf terecht heeft aangevoerd – dat de kop van een krantenartikel dient als een pakkende samenvatting van het artikel en in beginsel geen ruimte kent voor nuance. De Telegraaf – een nieuwsmedium dat zich naar eigen zeggen richt op een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking – knoopt in haar artikelen bij voorkeur aan bij het normale taal- en spraakgebruik. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het in het normale taalgebruik niet onjuist iemand als verdachte aan te merken indien jegens hem of haar een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld. Een nieuwsmedium als De Telegraaf is bovendien – ook als het gaat om het uiten van beschuldigingen aan het adres van derden – tot op zekere hoogte vrij zijn eigen bewoordingen te kiezen. Daarbij is van belang dat een gemiddelde lezer van De Telegraaf de nuance zal ontgaan die bestaat tussen de uitingen “[eiser] wordt verdacht van…” en “tegen [eiser] is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld”, laat staan dat de gemiddelde lezer andere conclusies zou trekken indien die nuance hem niet zou ontgaan.
tientallen aangiften
4.5.
[eiser] heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de bewoordingen “
Tientallen aangiften tegen [eiser]”, zoals de kop van het artikel van
21 februari 2014 luidt. Volgens [eiser] staat dit niet, althans onvoldoende vast. De Telegraaf heeft hiertegen aangevoerd dat zij heeft gesproken met de advocaat [advocaat 2], die naar eigen zeggen 20 tot 25 mensen bijstaat die beweren door [eiser] gedupeerd te zijn. Volgens een verklaring van diezelfde advocaat, opgenomen in een artikel in het Algemeen Dagblad van 20 februari 2014, hebben zich zo’n 20 mensen gemeld bij het Openbaar Ministerie. Voorts heeft De Telegraaf zich erop beroepen dat het Openbaar Ministerie zelf naar buiten heeft gebracht dat sprake is van “meerdere aangiften”. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aanduiding “
Tientallen aangiften” weliswaar overdreven voorkomt, maar ook hier geldt dat de kop van een artikel als een pakkende samenvatting dient en dat het een nieuwsmedium als De Telegraaf tot op zekere hoogte vrijstaat zijn eigen (wervende) bewoordingen te kiezen.
gedupeerden
4.6.
Het derde bezwaar van [eiser] richt zich tegen de bewoordingen “
gedupeerden” en “
gedupeerde klanten” die in beide artikelen voorkomen. De voorzieningenrechter verwerpt ook dit bezwaar. Onjuist is de stelling van [eiser] dat pas mag worden gesproken van gedupeerden indien [eiser] strafrechtelijk is veroordeeld voor oplichting. De term “gedupeerden” is geen juridische term, maar een term die in het normale taalgebruik wordt gebruikt als aanduiding voor personen die benadeeld zijn of benadeeld menen te zijn. Om een persoon die bij het Openbaar Ministerie aangifte heeft gedaan van fraude of oplichting als “gedupeerde” aan te duiden is in dit geval, mede gezien de verdere inhoud van de artikelen, niet onjuist of overtrokken.
4.7.
Terugkomend op de drie onder 4.3 genoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door De Telegraaf gebruikte bewoordingen voldoende steun vinden in het op het moment van de publicaties beschikbare feitenmateriaal. Dat de bewoordingen “verdachte” en “verdenking” in formeel juridische zin onjuist zijn is een nuance die – gezien hetgeen onder 4.4 is overwogen – hoe dan ook te gering is om hieraan gevolgtrekkingen te verbinden. Ook de bewoordingen “tientallen aangiften” vinden – enige toegelaten overdrijving daargelaten – voorshands voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. De Telegraaf heeft hier op de beweringen van advocaat [advocaat 2] mogen afgaan. De bewoordingen “gedupeerden” en “gedupeerde klanten” vinden – gezien hetgeen onder 4.6 is overwogen – eveneens steun in het beschikbare feitenmateriaal.
4.8.
Ook waar het gaat om de aard van de gepubliceerde verdenking en de ernst van de te verwachten gevolgen voor [eiser] (de tweede onder 4.3 genoemde omstandigheid), geldt dat slechts sprake is van een nuance tussen de uitingen “[eiser] wordt verdacht van…” en “tegen [eiser] is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld”. Het niet benoemen van deze nuance wijzigt de aard en ernst van de verdenking jegens [eiser] niet en zal ook de schadelijke gevolgen voor hem niet anders maken. Ditzelfde geldt indien de kop van het artikel van 21 februari 2014 niet had geluid “Tientallen aangiften tegen [eiser]” maar “Twintigtal aangiften tegen [eiser]”.
4.9.
Ook geldt dat de ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen (de derde onder 4.3 genoemde omstandigheid) van dien aard is dat De Telegraaf zich als nieuwsmedium informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over mogelijke oplichtingspraktijken, te meer nu [eiser] recent de publiciteit heeft gezocht met zijn boek “De Straatvechter”.
4.10.
Door [eiser] is voorts weliswaar terecht naar voren gebracht dat het artikel van 20 februari 2014 prominent op de voorpagina is afgedrukt en dat dit extra beschadigend is voor hem, maar [eiser] is nu eenmaal lid van een bekende advocatenfamilie die – mede gezien het verleden van [eiser] zelf en gezien het feit dat hij onlangs zelf met zijn boek de publiciteit heeft opgezocht – blootstaat aan belangstelling van de pers.
4.11.
Tot slot geldt dat ook het verwijt van [eiser] dat in het artikel van
21 februari 2014 (ten onrechte) wordt vermeld dat hij misbruik maakt van zijn bekende achternaam en zich ten opzichte van sommige cliënten voordoet als advocaat (terwijl hij dat niet meer is) onvoldoende gewicht in de schaal legt. Hier geldt dat advocaat [advocaat 2] is geciteerd en dat De Telegraaf – mede door het plaatsen van aanhalingstekens – voldoende afstand heeft gehouden van deze beschuldiging.
4.12.
De slotsom is dat de belangenafweging als hiervoor onder 4.2 bedoeld in het voordeel van De Telegraaf uitvalt. De publicaties van De Telegraaf worden niet onrechtmatig geacht. Dit leidt tot afwijzing van alle vorderingen van [eiser].
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Telegraaf worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.708,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van De Telegraaf tot op heden begroot op € 2.708,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MV