ECLI:NL:RBAMS:2014:1472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
AMS 13-3833
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2010 en 2011 met terugvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 en 2011. Eiseres, die vanaf 1 januari 2006 kinderopvangtoeslag ontving, betwistte de terugvordering van teveel ontvangen toeslag. De Belastingdienst/Toeslagen had vastgesteld dat eiseres vanaf 2008 teveel kinderopvangtoeslag had ontvangen, omdat de wijziging van de opvangplaats van haar dochter niet was verwerkt. Eiseres stelde dat zij de wijziging tijdig had doorgegeven en vond het onredelijk dat zij de teveel ontvangen toeslag moest terugbetalen.

De rechtbank oordeelde dat de definitieve berekeningen van de kinderopvangtoeslag niet in geschil waren, maar dat het ging om de vraag of eiseres gehouden was de ten onrechte ontvangen toeslag terug te betalen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van dwingend recht, wat inhield dat eiseres het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd was. De rechtbank verwierp het standpunt van eiseres dat zij niet verantwoordelijk was voor de fout van de Belastingdienst/Toeslagen en benadrukte dat eiseres ook de plicht had om te controleren of de verwerking van haar wijziging correct was verlopen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Tijselink, in aanwezigheid van griffier mr. M. Vogel-Frishert. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/3833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2014 in de zaak tussen

[naam], te Amsterdam, eiseres,

en
de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
(gemachtigde mr. J.V. Ravoo).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2013 (het primaire besluit I) heeft verweerder het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag 2011 definitief berekend op € 3.913.
Bij besluit van 26 maart 2013 (het primaire besluit II) heeft verweerder het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag 2010 definitief berekend op € 9.806.
Bij besluit van 3 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, de heer[naam 1]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiseres ontvangt vanaf 1 januari 2006 kinderopvangtoeslag voor de opvang van haar kinderen. De dochter van eiseres is in 2008 vier jaar geworden en ging vanaf dat moment van het kinderdagverblijf naar de buitenschoolse opvang. De zoon van eiseres zat nog op het kinderdagverblijf.
2.
Tussen partijen is niet in geschil dat zowel eiseres als verweerder pas in 2011 is gebleken dat de wijziging van de kinderopvangplaats van de dochter van eiseres per 2008 niet bij verweerder is verwerkt. Als gevolg hiervan heeft eiseres vanaf 2008 teveel kinderopvangtoeslag ontvangen. Verweerder heeft daarom het recht op kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2011 definitief lager vastgesteld, als gevolg waarvan eiseres het verschil dient terug te betalen.
3.
Eiseres is het hier niet mee eens, omdat zij stelt de wijziging destijds in 2008 tijdig digitaal te hebben doorgegeven aan verweerder. Eiseres acht het daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat zij de teveel ontvangen kinderopvangtoeslag moet terugbetalen, te meer nu verweerder had kunnen weten dat haar dochter te oud was om nog naar een kinderdagverblijf te gaan.
4.
De rechtbank stelt voorop dat de definitieve berekeningen over 2008 en 2009 in deze zaak formeel niet voorliggen, maar dat verweerder ter zitting in het kader van finale geschilbeslechting heeft toegezegd om de uitkomst in deze zaak ook ten aanzien van 2008 en 2009 te laten gelden. Het beroep van eiseres gericht tegen de kinderopvangtoeslag 2009 (AMS 13/4175) is ter zitting om formeel processuele redenen door eiseres ingetrokken, onder toezegging van de betaling van het griffierecht door verweerder.
5.
De rechtbank stelt vast dat de definitieve berekeningen op zich niet in geschil zijn. Eiseres heeft dit ter zitting desgevraagd ook erkend. In geschil is uitsluitend of eiseres gehouden is de ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag terug te betalen.
6.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en het verweerschrift op het standpunt gesteld dat in dit geval dwingend recht van toepassing is, waaruit volgt dat de ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag door eiseres dient te worden terugbetaald.
7.
Gelet op de formulering van artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd, indien een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag. Gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over dit artikel, sluit de rechtbank zich hierbij aan bij het standpunt van verweerder dat sprake is van dwingend recht (zie bijvoorbeeld de uitspraak van ECLI:NL:RVS:2012:BY6717). De rechtbank ziet ook overigens niet in waarom het niet redelijk en billijk zou zijn om hetgeen ten onrechte te veel is ontvangen terug te betalen.
8.
Ten aanzien van de rol van verweerder in dit geheel overweegt de rechtbank dat zelfs indien zou worden aangenomen dat eiseres de wijziging destijds correct heeft verzonden en de ontvangst of verwerking van de wijziging bij verweerder fout is gegaan, dat nog niet wil zeggen dat eiseres van een dergelijke fout van verweerder zou mogen profiteren. Bij eiseres blijft immers ook de plicht rusten om te controleren of de verwerking van de wijziging goed is gegaan. Ook in het civiele recht, indien niet de overheid partij is, geldt immers de plicht tot schadebeperking voor degene die schade ondervindt.
9.
Ter zitting is vastgesteld dat eiseres uit de geldstromen van verweerder aan en van haar niet (eenvoudig) had kunnen opmaken dat zij vanaf 2008 teveel kinderopvangtoeslag ontving. Dit had te maken met verschillende herziene voorschotbeschikkingen, terugvorderingen en verrekeningen met voorgaande toeslagjaren. Dit is door verweerder in ieder geval niet betwist. De rechtbank stelt echter vast dat op de voorschotbeschikkingen van 2010 en 2011 van respectievelijk 5 december 2009 en 4 december 2010 wel duidelijk staat vermeld dat voor de dochter en zoon evenveel opvanguren tegen hetzelfde uurtarief en bij dezelfde opvangsoort (kindercentrum) wordt genoten. Hieruit had eiseres naar het oordeel van de rechtbank destijds al kunnen opmaken dat verweerder van onjuiste gegevens uitging, omdat haar dochter inmiddels minder opvanguren genoot, tegen een lager uurtarief en bij een andere opvangsoort. Dat eiseres tot 2011 niet over de juiste informatie beschikte, volgt de rechtbank dan ook niet.
10.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter,
in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2014.
de griffier, de rechter,

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB