Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- het vonnis in incident van 11 juli 2012 en de daarin genoemde stukken,
- de akte overlegging facturen van het pensioenfonds, met producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagden gezamenlijk], met producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 3], met producties,
- het tussenvonnis van 19 september 2012 waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor repliek,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek van [gedaagden gezamenlijk], met producties,
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 3],
- de akte uitlating producties van het pensioenfonds,
- de rolbeslissing van 17 april 2013 waarbij pleidooi is toegestaan,
- het proces-verbaal van de pleidooizitting gehouden op 3 oktober 2013 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
ten aanzien van [bedrijf]
doen wij u verklaring van betalingsonmacht toekomen betreffende factuur [factuurnummer] zijnde het voorschot 4e kwartaal 2008 toekomen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
groepsaansprakelijkheid en onrechtmatige daad
10.320,00(4,0 punten × tarief € 2.580,00)
3.576,00(4,0 punten × tarief € 894,00)
5.De beslissing
[gedaagde 1] en [gedaagde 2]af,
[gedaagde 1] en [gedaagde 2], tot op heden begroot op € 11.756,00,
[gedaagde 3]om aan het pensioenfonds te betalen een bedrag van € 56.369,59, (zegge: zesenvijftigduizend driehonderdnegenenzestig euro en negenvijftig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 1 januari 2009 tot de dag van volledige betaling,
[gedaagde 3]om aan het pensioenfonds te betalen een bedrag van € 175,26, (zegge: honderdvijfenzeventig euro en zesentwintig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 1 januari 2009 tot de dag van volledige betaling,
[gedaagde 3]om aan het pensioenfonds te betalen een bedrag van € 4.754,46, (zegge: vierduizend zevenhonderdvierenvijftig euro en zesenveertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 1 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
[gedaagde 3]in de proceskosten, aan de zijde van het pensioenfonds tot op heden begroot op € 7.308,63,