ECLI:NL:RBAMS:2013:CA2723
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in moordzaak met DNA-bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 juni 2013 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van medeplegen van moord, gekwalificeerde doodslag, en diefstal met geweld en afpersing, waarbij de dood van het slachtoffer was ontstaan. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek tijdens de terechtzittingen van 21, 22, 23, 27 en 28 mei 2013 beraadslaagd en kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Ondanks het feit dat er DNA van de verdachte op de kleding van het slachtoffer was aangetroffen, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was ten tijde van de fatale gebeurtenis.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie werd ontvankelijk verklaard en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte, net als de officieren van justitie en de verdediging, het bewijs onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.
Daarnaast werd er een beslissing genomen ten aanzien van de benadeelde partijen, die in hun vordering niet-ontvankelijk werden verklaard. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, met mr. W.M.C. van den Berg als voorzitter, en mrs. A.E.J.M. Gielen en J.O. Rutten als rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog.