ECLI:NL:RBAMS:2013:CA2296

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/656820-12 en 13/677015-10 (TUL) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Phishing fraude met gebruik van valse sleutels en diefstal in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van phishing, diefstal in vereniging met gebruikmaking van valse sleutels en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij een georganiseerde vorm van fraude waarbij rekeninghouders onder valse voorwendselen werden bewogen tot afgifte van hun inloggegevens. Deze gegevens werden vervolgens gebruikt om geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers over te maken naar rekeningen van zogenaamde 'katvangers', die hun bankgegevens ter beschikking stelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van oplichting, maar dat de verdachte wel schuldig was aan diefstal in vereniging met gebruikmaking van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van oplichting, omdat er geen bewijs was dat hij zelf betrokken was bij de oplichtingshandelingen. Wel werd hij veroordeeld voor diefstal, omdat hij actief betrokken was bij het opnemen van de gestolen gelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering en gedragsinterventie. De uitspraak benadrukt de ernst van phishingfraude en de impact ervan op het vertrouwen in het betalingsverkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/656820-12 en 13/677015-10 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 3 mei 2013
VONNIS
Van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [plaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 en 19 april 2013.
Deze strafzaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P. Jeeninga naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging op de zitting van 17 april 2013 - ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [rechtspersoon A] en/of
- [persoon 1] en/of
- de [rechtspersoon B] en/of
- de [rechtspersoon C]
heeft bewogen tot de afgifte(n) van (respectievelijk)
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 100.500,- euro (toebehorende aan [rechtspersoon A]) en/of
- één of meer inloggegevens,
in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de boekhoudster van voornoemde [rechtspersoon A] (te weten [persoon 1]) een e-mail gestuurd als ware deze e-mail afkomstig van voornoemde [rechtspersoon C], en/of
- voornoemde boekhoudster (vervolgens) naar een (valse) ([rechtspersoon C]) (inlog) site verwezen en/of
- voornoemde boekhoudster de gebruikersnaam en/of het wachtwoord en/of het mobiele telefoonnummer en/of de voorletters en/of achternaam van haarzelf en/of van voornoemde [rechtspersoon A] gevraagd en/of
- (vervolgens) voornoemde boekhoudster (kort hierna) gebeld, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders zich voorde(e)d(en) als een medewerk(st)er van de ING Bank N.V. en/of
- vervolgens) voornoemde boekhoudster meegedeeld dat hij/zij belde(n) in het kader van de veiligheid en/of vervolgens met voornoemde boekhoudster één of meer tancode(s) (behorende bij de rekening van voornoemde [rechtspersoon A]) heeft/hebben doorgenomen/verkregen en/of
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de rekening van voornoemde [rechtspersoon A] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n))
waardoor [rechtspersoon A] en/of [persoon 1] en/of de [rechtspersoon B] en/of de [rechtspersoon C], (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [persoon 2] en/of
- [persoon 3] en/of
- [persoon 4] en/of restaurant [naam 1] en/of
- [persoon 5] en/of
- [rechtspersoon D] en/of
- [rechtspersoon E] en/of
- [rechtspersoon F] en/of
- [rechtspraak G],
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (respectievelijk)
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 25.350,- euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 43.150,- euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 50.700,- euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 48.804,59 euro en/of
in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(ten aanzien van [persoon 2])
- voornoemde [persoon 2] een e-mail verstuurd als ware deze e-mail afkomstig van de [rechtspersoon C] en/of (daarin/-bij) voornoemde [persoon 2] doorverwezen naar een (valse) [rechtspersoon C] site en/of (vervolgens) aan voornoemde [persoon 2] gevraagd op voornoemde site haar rekeningnummer en/of gebruikersnaam in te vullen en/of haar wachtwoord te wijzigen en/of
- (vervolgens) contact opgenomen met [rechtspersoon F] en/of zich voorgedaan als zijnde [persoon 2] en/of (vervolgens) bij [rechtspersoon F] om een tweede simkaart en/of een simwissel hebben verzocht en/of
- (vervolgens) met die nieuwe/twee simka(a)rt(en) en/of simwissel (nieuwe) zogenaamde tancodes aan-/opgevraagd en/of
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de rekening van voornoemde [persoon 2] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n))
(ten aanzien van [persoon 3])
- contact opgenomen met [rechtspersoon E] en/of zich voorgedaan als zijnde [persoon 3] en/of
- (vervolgens) bij [rechtspersoon E] een tweede simkaart en/of een simwissel hebben verzocht en/of
- (vervolgens) met die nieuwe/twee simka(a)rt(en) en/of simwissel (nieuwe) zogenaamde tancodes aan-/opgevraagd en/of
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de [rechtspersoon C]-rekening van voornoemde [persoon 3] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n))
(ten aanzien van [persoon 4] en/of [naam 1])
- contact opgenomen met [rechtspersoon E] en/of zich voorgedaan als zijnde [persoon 4] en/of een medewerker van restaurant [naam 1] en/of
- (vervolgens) bij [rechtspersoon E] om een tweede simkaart en/of een simwissel hebben verzocht en/of
- (vervolgens) met die nieuwe/twee simka(a)rt(en) en/of simwissel (nieuwe) zogenaamde tancodes aan-/opgevraagd en/of
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de [rechtspersoon C]-rekening van voornoemde [persoon 4] en/of restaurant [naam 1] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n))
(ten aanzien van [persoon 5])
- voornoemde [persoon 5] een zogenaamd "pop-up"-bericht heeft verstuurd, als ware dit bericht afkomstig van [rechtspersoon C] en/of
- (vervolgens) aan voornoemde [persoon 5] in voornoemd "pop-up"-bericht gevraagd haar gegevens in te vullen en/of haar wachtwoord te wijzigen en/of
- (vervolgens) contact opgenomen met [rechtspersoon G] en/of zich voorgedaan als zijnde [persoon 5] en/of (vervolgens) bij [rechtspersoon G] om een tweede simkaart en/of een simwissel hebben verzocht en/of een (valse) adreswijziging doorgegeven en/of
- (vervolgens) met die nieuwe/twee simka(a)rt(en) en/of simwissel (nieuwe) zogenaamde tancodes aan-/opgevraagd en/of
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de rekening van voornoemde [persoon 5] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n))
waardoor
- [persoon 2] en/of
- [persoon 3] en/of
- [persoon 4] en/of restaurant [naam 1] en/of
- [persoon 5] en/of
- [rechtspersoon D],
- [rechtspersoon E] en/of
- [rechtspersoon F] en/of
- [rechtspersoon G],
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 en/of in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 16 september 2011 te Amsterdam en/of in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 100.500,- euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 25.350,- euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 43.150,- euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 50.700,- euro en/of
- één of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 48.804,59 euro en/of
- één of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 16.143,14 euro
(respectievelijk) geheel of ten dele toebehorend aan
- [rechtspersoon A] en/of
- [persoon 2] en/of
- [persoon 3] en/of
- [persoon 4] en/of restaurant [naam 1] en/of
- [persoon 5] en/of
- [persoon 6] en/of
- [rechtspersoon B] en/of
- [rechtspersoon D]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat geldbedrag(en) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruikmaking van (een) valse sleutel(s), te weten tancodes en/of bank-/inloggevens, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
niet is/was/waren gerechtigd en/of waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) met die verkregen gegevens (een) geldbedrag(en) heeft/hebben overgeboekt naar de rekeningen van een aantal begunstigden en/of (vervolgens) met een pinpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, geld heeft/hebben opgenomen van de rekeningen van die begunstigden.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 21 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 7] en/of de [rechtspersoon H] heeft/hebben bewogen tot de afgifte(n) van één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 24.001 euro en/of één
of meer bank-/persoons-/inloggegevens en/of één of meer inlog-/betaal code(s), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- voornoemde [persoon 7] een e-mail verstuurd als ware deze e-mail afkomstig van de [rechtspersoon H] en/of (vervolgens) voornoemde [persoon 7] om persoons- en/of bank- en/of inloggegevens gevraagd en/of
- (vervolgens) telefonisch contact opgenomen met voornoemde [persoon 7] en/of waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich hebben voorgedaan als een medewerk(st)er van de [rechtspersoon H] en/of
- (vervolgens) voornoemde [persoon 7] telefonisch meegedeeld dat wegens veiligheidsredenen één en ander moest worden aangepast en/of dat hij/zij de inlog-/betaal code(s) nodig had(den) en/of
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de rekening van voornoemde [persoon 7] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n)),
waardoor [persoon 7] en/of de [rechtspersoon H] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 24.001,- euro
geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 7] en/of de [rechtspersoon H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat/die geldbedrag(en) heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruikmaking van (een) valse sleutel(s), te weten bank-/persoons-/inloggegevens en/of één of meer inlog-/betaal code(s), tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet is/was/waren gerechtigd en/of waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) met die verkregen gegevens (een) geldbedrag(en) heeft/hebben overgeboekt naar de rekeningen van een aantal begunstigden en/of (vervolgens) met een pinpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, geld heeft/hebben opgenomen van de rekeningen van die begunstigden.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde,
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2012 tot en met 3 september 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 8] en/of de [rechtspersoon H] heeft/hebben bewogen tot de afgifte(n) van één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 25.950 euro en/of één
of meer bank-/persoons-/inloggegevens en/of wachtwoord(en) en/of één of meer
inlog-/betaal code(s), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- voornoemde [persoon 8] op 27 augustus 2012 een e-mail verstuurd als ware deze e-mail afkomstig van de [rechtspersoon H] en/of
- (vervolgens) voornoemde [persoon 8] middels een link doorverwezen naar een (valse) (inlog) site en/of (vervolgens) voornoemde [persoon 8] om haar persoons- en/of bank- en/of inlog-/ en/of indentifier gegevens gevraagd en/of
- (vervolgens) op 3 september 2012 telefonisch contact opgenomen met voornoemde [persoon 8] en/of waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich hebben voorgedaan als een medewerk(st)er van de [rechtspersoon H] en/of
- (vervolgens) voornoemde [persoon 8] telefonisch gevraagd om (wegens een noodzakelijk software update) in te loggen op haar internetbankieren account (middels haar wachtwoord en/of één of meer inlog-/betaal code(s)),
- (vervolgens) met gebruikmaking van voornoemde verkregen gegevens één of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgemaakt/overgeboekt van de rekening van voornoemde [persoon 8] naar verscheidene, in elk geval één of meer, rekening(en) (van (een) begunstigde(n)),
waardoor [persoon 8] en/of de [rechtspersoon H] werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte(n).
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 3 september 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 25.950,- euro, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 8] en/of [rechtspersoon H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat/die geldbedrag(en) heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruikmaking van (een) valse sleutel(s), te weten bank-/persoons-/inloggevens en/of wachtwoord en/of één of meer inlog-/betaal code(s), tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet is/was/waren gerechtigd.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 22 oktober 2012, te Amsterdam,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 330.617,73 euro heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 330.617,73 euro,
gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
3. Voorvragen
3.1.
Door de raadsman is bepleit, onder verwijzing naar zijn ter zitting overgelegde pleitnotities, dat er voor wat betreft de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten sprake is van innerlijke tegenstrijdigheden in de tenlastelegging. De raadsman verzoekt daarom om een partiële nietigverklaring van de passage: "en/of (vervolgens) met een pinpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, geld heeft/hebben opgenomen van de rekeningen van die begunstigden".
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt. De diefstal met gebruikmaking van valse sleutels bestaat volgens de tenlastelegging uit het overmaken van gelden naar rekeningen van begunstigden met gebruikmaking van de inloggegevens van de rekeninghouders en het opnemen van die gelden door gebruikmaking van bankpassen en pincodes van die begunstigden. De tenlastelegging bevat naar het oordeel van de rechtbank geen innerlijke tegenstrijdigheden, is voldoende duidelijk en voldoet voor het overige ook aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
3.2.
Ook voor het overige is de dagvaarding geldig. Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Inleidende opmerkingen
4.1.1. Phishing
In de zaken tegen verdachte en medeverdachten draait het om een vorm van fraude die bekend staat onder de naam "phishing" (password harvesting fishing). In het Algemeen Dossier (AD, p. 1 e.v.) staat het proces beschreven. Kort samengevat worden rekeninghouders onder valse voorwendselen bewogen tot afgifte van die (inlog-)gegevens die nodig zijn om te kunnen internet-bankieren. Vervolgens worden met die gegevens de gelden van die bankrekening overgemaakt op rekeningen van personen ("begunstigden" of "katvangers") die hun rekening, bankpas en pincode, al dan niet bewust, ter beschikking hebben gesteld. Hierna wordt zo snel mogelijk het geld van deze laatste rekeningen opgenomen, via geldautomaten, contante opnames of opwaardering van chipknips. De personen die deze laatste handelingen verrichten worden ook wel "cashers" genoemd.
Inherent aan deze vorm van fraude is een zekere mate van organisatie. Immers, er worden e-mails verstuurd die zogenaamd van een bank afkomstig zijn; rekeninghouders worden naar websites gestuurd die sprekend lijken op de websites van banken; rekeninghouders worden gebeld door personen die zich voordoen als bankmedewerkers; er zijn rekeningen met bijbehorende bankpassen en pincodes nodig om gelden te kunnen overmaken en opnemen en er zijn mensen nodig die, binnen een zo kort mogelijke termijn na overmaking van de gelden op rekeningen van begunstigden, geld opnemen.
4.1.2. De tenlastelegging
De officier van justitie heeft ervoor gekozen dit proces aan verdachte en medeverdachten ten laste te leggen als oplichting (art. 326 Sr), diefstal met gebruikmaking van valse sleutels (art. 311 Sr) en (schuld)witwassen (art. 420bis/quater Sr), telkens in vereniging gepleegd.
Volgens de tenlastelegging - ter terechtzitting gewijzigd en bij requisitoir (onder 20) nader toegelicht - bestaat de oplichting uit het bewegen van rekeninghouders tot afgifte van inloggegevens en het bewegen van de bank tot afgifte van geld. De diefstal met gebruikmaking van valse sleutels bestaat volgens de tenlastelegging uit het overmaken van gelden naar rekeningen van begunstigden met gebruikmaking van de inloggegevens van de rekeninghouders en het opnemen van die gelden door gebruikmaking van bankpassen en pincodes van die begunstigden. Ten slotte bestaat het witwassen hieruit dat verdachte en medeverdachten konden beschikken over het totaalbedrag wat van de rekeningen van de rekeninghouders was afgeschreven. Deze gelden werden eerst overgemaakt op rekeningen van begunstigden, hetgeen een vorm van verhullen in zich bergt, en vervolgens, nadat het geld contant was opgenomen, in het economisch verkeer gebracht door het geld uit te geven. De officier van justitie houdt verdachte en medeverdachten telkens gezamenlijk verantwoordelijk voor zowel de oplichting, de diefstal met valse sleutels als het witwassen. In dit verband heeft de officier van justitie nog gewezen op een vonnis van de rechtbank Assen van 3 juli 2012 (LJN: BX0155).
Tegen deze zienswijze van de officier van justitie heeft de raadsman, onder verwijzing naar de door hem overgelegde pleitnotities, verweer gevoerd. De rechtbank betrekt in haar (bewijs)overwegingen, voor zover relevant en van toepassing, de door de officier van justitie en de raadsman aangevoerde standpunten.
4.2. Het oordeel van de rechtbank
4.2.1. Oplichting
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van oplichting ontbreekt. Zoals hierboven beschreven is een zekere mate van organisatie inherent aan phishing. Er is echter geen bewijs dat verdachte en medeverdachten zelf een rol hebben gespeeld bij de ten laste gelegde oplichtingshandelingen zoals het sturen van een e-mail, het maken of onderhouden van een valse bankwebsite of het bellen naar rekeninghouders en het zich voordoen als bankmedewerkers. De aangetroffen tekst in de iPad die tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] in beslag is genomen (PD02, p. 46), is hiertoe onvoldoende.
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat verdachte [verdachte] zogenaamde ping-contacten heeft met een of meer personen aan wie hij namen en rekeningnummers (vermoedelijk van begunstigden) doorspeelt, opdat naar deze rekeningen geld kan worden overgemaakt (PD01, p. 140 e.v.). Deze contacten hebben, behoudens hetgeen ten aanzien van in zaak 4 zal worden overwogen, geen concrete raakvlakken met de ten laste gelegde zaken. Voor de overige verdachten geldt dat dergelijke contacten in het geheel niet zijn vastgesteld. Zelfs indien het ervoor moet worden gehouden dat verdachte en medeverdachten wisten dat en hoe anderen rekeninghouders oplichtten, kan nog niet worden geoordeeld dat sprake is geweest van een zodanig bewust en nauw samenwerkingsverband tussen de oplichters enerzijds en verdachte en medeverdachten anderzijds, dat laatstgenoemden mede verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de oplichting van rekeninghouders en de afgifte van inloggegevens.
Verdachte en medeverdachten zullen dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichtingen.
4.2.2. Diefstal in vereniging met gebruikmaking van valse sleutels
De rechtbank is van oordeel dat de tweede stap in het proces van phishing, te weten het overmaken van gelden, met gebruikmaking van de met oplichting verkregen inloggegevens, naar rekeningen van begunstigden en het vervolgens contant of via chipknip opnemen van gelden van de rekeningen van de begunstigden is aan te merken als diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruikmaking van valse sleutels. Deze diefstal valt in twee delen uiteen. Ten eerste het met valse sleutels (de inloggegevens) overmaken van gelden naar rekeningen van begunstigden; derhalve de gelden uit de beschikkingsmacht van de rekeninghouders brengen. Ten tweede het geld opnemen (feitelijk toe-eigenen) bij een geldautomaat, of bankloket of opwaardering van een chipknip.
Indien in na te noemen individuele gevallen het wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte betrokken is geweest bij het opnemen van gelden van de rekeningen van begunstigden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruikmaking van valse sleutels. Ook al heeft verdachte niet zelf de gelden naar de rekeningen van de begunstigden overgemaakt, leidt de rechtbank uit de kennelijke wetenschap van verdachte van het tijdstip waarop het geld naar de rekening van begunstigde is overgemaakt en de snelheid waarmee vervolgens dat geld contant wordt opgenomen, af dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking om diefstal in vereniging bewezen te achten.
Hierbij heeft te gelden dat verdachte alsdan slechts medeverantwoordelijk kan worden gehouden voor die bedragen die hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) in de betreffende zaak van de rekening(en) van begunstigde(n) opneemt. Er is geen bewijs voorhanden dat verdachte ook weet heeft of moet hebben van de bedragen die op rekeningen van andere begunstigden zijn overgemaakt. De in de tenlastelegging genoemde bedragen kunnen derhalve niet worden bewezen, wel "een of meer geldbedrag(en)".
4.2.3. Witwassen
In lijn met het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde bedragen heeft witgewassen. Verdachte kan slechts verantwoordelijk worden gehouden voor hooguit het bedrag dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), contant heeft opgenomen. Vervolgens heeft te gelden dat het enkele voorhanden hebben van die opbrengst uit eigen misdrijf nog niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Daarvoor is een aspect van verberging of verhulling van die opbrengst nodig. Dat hiervan sprake is geweest, volgt niet uit het dossier. Uit het dossier volgt evenmin dat verdachte - hoezeer dit ook voor de hand ligt - de door hem gepinde geldbedragen heeft uitgegeven of anderszins in het economisch verkeer heeft gebracht als bedoeld in art. 420bis Sr. Nu het enkele voorhanden hebben van genoemde geldbedragen wel kan worden bewezen, maar niet kan worden gekwalificeerd als witwassen (zie o.a. HR 8 januari 2013, LJN: BX6910), zal verdachte in zoverre worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor zover de officier van justitie heeft gewezen op het vonnis van de rechtbank Assen van 3 juli 2012 (LJN: BX0155) kan de rechtbank haar daarin niet volgen. De tenlastelegging in die zaak betrof - naast deelneming aan een criminele organisatie - het verwijt aan verdachte dat hij de gelden witgewassen heeft die anderen door middel van phishingfraude hebben buitgemaakt, terwijl de officier van justitie in deze zaak de verdachten voor het gehele proces van phishing verantwoordelijk houdt in die zin dat aan verdachten oplichting en diefstal met een valse sleutel is ten laste gelegd.
4.2.4 Verweer bewijsuitsluiting
De raadsman van [verdachte] heeft bepleit dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking op 12 maart 2011. Op grond van een last tot preventief fouilleren heeft de politie een onderzoek ingesteld aan een onbeheerde auto, een grijze Chevrolet Spark. Dat onderzoek is, aldus de raadsman, onrechtmatig nu de bevoegdheid tot preventief fouilleren onder meer zag op "de mogelijkheid om vervoermiddelen te doorzoeken op de aanwezigheid en/of munitie" en daaronder valt niet het openen en kennisnemen van de inhoud van een envelop.
De rechtbank verwerpt dit verweer overweegt hieromtrent als volgt. Zoals door de raadsman is bepleit, was de politie op 12 maart 2011 belast met een preventieve fouilleringactie en viel het de politie op dat een onbeheerd voertuig stil stond met de motor in werking. Omdat er niemand bij het voertuig stond hebben de verbalisanten een onderzoek ingesteld. In het voertuig hing een sterke geur van wiet en in het handschoenenkastje werd een zakje wiet aangetroffen. In de bagageruimte, waar normaal gesproken het reservewiel is opgeborgen lag een opgevouwen envelop van de [rechtspersoon C] met inhoud. In de envelop waren duidelijk voelbaar een aantal voorwerpen, naar vervolgens bleek 7 [rechtspersoon C] bankpassen op verschillende namen. Het stond de politie naar het oordeel van de rechtbank vrij om, gelet op voornoemde omstandigheden, in de envelop te kijken op grond van de "last tot het uitoefenen van bevoegdheden ex artikel 50, 51 en 52 derde lid van de Wet wapens en munitie".
4.3. De bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit1.
4.3.1.1. Ten aanzien van het onder 3 en 8 ten laste gelegde
Aangeefster [persoon 1] is als boekhoudster werkzaam bij de [rechtspersoon A], gevestigd te Rotterdam. De stichting is door middel van internet-bankieren opgelicht in de periode van 4 tot 11 februari 20112. De stichting is houder van een rekening bij de [rechtspersoon C] bank met nummer [nummer 1]. [persoon 1] kreeg op 4 februari 2011 een mail van de [rechtspersoon C] en opende deze mail op 7 februari 2011. In de mail stond het logo van de [rechtspersoon C] afgebeeld en het verzoek dat vanwege veiligheidsredenen een update van de bankrekening/inloggevens moest worden gedaan. Via een link in de mail kwam zij op een andere site terecht. Aangeefster moest op deze site de gegevens invullen welke zij gebruikt voor internet-bankieren, te weten: gebruikersnaam, wachtwoord, telefoonnummer en naam. Zij kwam vervolgens op de site van de [rechtspersoon C] terecht, zag het overzicht van de rekening van de stichting en heeft uitgelogd. Op 10 februari 2011 werd [persoon 1], net als de dagen ervoor, weer gebeld door mevrouw [persoon 9] van de [rechtspersoon C]. [persoon 9] vertelde dat [rechtspersoon C] de rekening van de stichting goed wilde gaan beschermen en noemde alle gegevens van de stichting, alsmede een aantal door de stichting gedane betalingen en tancodes. Aangeefster [persoon 1] heeft tijdens dat gesprek via internet-bankieren het scherm van de stichting op de site van de [rechtspersoon C] geopend en zag dat [persoon 9] de juiste gegevens en tancodes verstrekte. [persoon 9] vertelde dat de rekening de komende 24 uur niet kon worden gebruikt. Omdat [persoon 1] het niet helemaal vertrouwde heeft zij op 10 februari 2011 omstreeks 18.00 uur ingelogd op de site van de [rechtspersoon C] en zag zij dat er niets aan de hand was met de rekening van de stichting en alles klopte. Het saldo was op dat moment nog ongeveer € 63.000. Op 11 februari 2011hoorde aangeefster van de [functie] van de stichting, [persoon 10], dat hij was gebeld door de [rechtspersoon C] afdeling Fraudemanagement en dat de rekening van de stichting was leeggehaald.
Uit een schadeoverzicht van de ING bank blijkt dat er op boekdatum 11 februari 2011 middels een overboeking onder meer de volgende bedragen zijn overgemaakt3:
Bedrag Naar rekening Ten name van
€ 2.500 [nummer 2] [persoon 11]
€ 2.500 [nummer 3] [rechtspersoon J] inz. [persoon 12]
€ 3.000 [nummer 4] [persoon 13]
€ 2.500 [nummer 5] [persoon 14]
€ 2.500 [nummer 6] [persoon 15]
€ 2.500 [nummer 7] [persoon 16]
€ 3.000 [nummer 8] [persoon 17]
€ 2.500 [nummer 9] [persoon 18]
€ 2.500 [nummer 10] [persoon 19]
Uit een analyse van de politie naar aanleiding van de overboekingen op 10 februari 2011 te 23:50:43 uur van de rekening van de [rechtspersoon A] blijkt dat op 10 en 11 februari 2011 de volgende transacties hebben plaatsgevonden4:
[rechtspersoon H] terminal S1G414 [adres 1], [plaats]
Bedrag Tijdstip Van de rekening van
€ 250 0:07:05 [persoon 19]
€ 250 0:07:51 [persoon 15]
€ 250 0:02:29 [persoon 14]
[rechtspersoon H] terminal S1G416 [adres 1], [plaats]
Bedrag Tijdstip Van de rekening van
€ 250 0:01:55 [persoon 17]
€ 250 0:02:29 [persoon 11]
€ 150 0:03:03 [persoon 18]
[rechtspersoon H] terminal S1E278 [adres 2], [plaats]
Bedrag Tijdstip Van de rekening van
€ 250 0:39:32 [persoon 12] [rechtspersoon J]
€ 250 0:40:34 [persoon 16]
€ 250 0:41:25 [persoon 13]
€ 250 0:44:57 [persoon 11]
€ 250 0:45:27 [persoon 17]
€ 250 0:46:01 [persoon 18]
[rechtspersoon C] terminal 2084 [adres 3], [postcode] [plaats]
Bedrag Tijdstip Van de rekening van
€ 1.000 23:59:25 [persoon 18]
€ 1.000 0:00:01 [persoon 17]
€ 1.000 0:00:39 [persoon 11]
[rechtspersoon C] terminal S1A538 [adres 4], [postcode] [plaats]
Bedrag Tijdstip Van de rekening van
€ 1.000 0:02:17 [persoon 12] [rechtspersoon J]
€ 1.000 0:03:08 [persoon 16]
€ 1.000 0:03:59 [persoon 19]
€ 1.000 0:04:49 [persoon 15]
€ 1.000 0:05:37 [persoon 14]
€ 1.000 0:06:26 [persoon 17]
€ 1.000 0:06:57 [persoon 11]
€ 1.000 0:07:26 [persoon 18]
[rechtspersoon C] terminal 4187 [adres 5], [postcode] [plaats]
Bedrag Tijdstip Van de rekening van
€ 1.000 0:40:11 [persoon 13]
€ 1.000 0:41:36 [persoon 17]
€ 1.000 0:42:02 [persoon 11]
Door de politie zijn vervolgens de camerabeelden van de [rechtspersoon H] (terminals G 414, G 416 en E 278) opgevraagd en bekeken, waarbij de NN-personen 10, 11 en 12 op na te noemen schermafdrukken zijn gezien. Tijdens dit onderzoek is NN-persoon 10 herkend als [verdachte] en de NN-personen 11 en 12 als respectievelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]567.
Camera G414 ([adres 1], [plaats])
Schermafdrukken: 1 t/m 16
Tijd: 11 februari 2011 tussen 00:09:45 en 00:11:29
Persoon: [verdachte] (persoon 10)
Camera G416 ([adres 1], [plaats])
Schermafdrukken: 17 t/m 20
Tijd: 11 februari 2011 tussen 00:04:27 en 00:05:57
Persoon: [medeverdachte 2] (persoon 11)
Camera E27801 ([adres 2], [plaats])
Schermafdrukken: 21 t/m 28 + 42
Tijd: 11 februari 2011 tussen 12:46:23 en 12:47:59 + 12:53:13
Persoon: [verdachte] (persoon 10)
Schermafdrukken: 29 t/m 31
Tijd: 11 februari 2011 tussen 12:48:12 en 12:48:49
Persoon: [medeverdachte 4] (persoon 12)
Schermafdrukken: 37 t/m 39
Tijd: 11 februari 2011 tussen 12:52:13 en 12:52:47
Persoon: [medeverdachte 2] (persoon 11)
Schermafdrukken: 33 t/m 36 + 40 en 41
Tijd: 11 februari 2011 tussen 12:51:43 en 12:52:08 + 12:52:58 en 12:53:06
Persoon: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] (personen 11 en 12)
Uit een mutatie-rapport van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland blijkt dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] tussen 10 februari 2011 23.58 uur en 11 februari 00.12 uur in een voertuig zijn gezien te [plaats], locatie [adres 6]. Dat is ter terechtzitting van 17 april 2013 bevestigd door [medeverdachte 4]. Hij heeft zichzelf herkend op een schermafdruk terwijl hij op 11 februari 2011 aan het pinnen was voor een andere man en van die man een pas en pincode had ontvangen. Hij heeft verder, gehoord als verdachte bij de politie op 23 oktober 20129, verklaard dat hij op 11 februari 2011 te [plaats] met twee oude vrienden was en is gecontroleerd door de politie. De verdachte (A) verklaart verder als volgt op vragen van de verbalisanten (V).
V: Waarom ga je niet meer met ze om.
A: Dat is privé.
V: Laten we dan maar zeggen dan het met [naam 2] [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]] en [naam 3] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] was.
A: Jullie weten het toch al. Daar hoef ik geen antwoord op te geven.
V: Hoe noem jij die jongen zelf.
A: Zoals jij ze noemt.
V: Jij zei dat die jongens er niet bij waren bij het pinnen. We hebben nog een foto voor je (foto 2: van camerabeelden 11 februari 2011). Wat zie je daarop.
A: Dat ik daar op de achtergrond sta. Bij het pinnen waren zij er blijkbaar bij.
V: Ik heb de beelden gezien. Je voert de pas in, kijkt op je telefoon en dan voer je de pincode in.
A: Het is niet mijn eigen pincode, dus die moest ik aflezen. Ik heb een paar uur daarvoor die pas gekregen samen met de pincode.
V: Je was dus samen met [naam 2] en [naam 3]. Jullie waren met zijn drieën te [plaats] en toen hebben jullie alle drie een pintransactie gedaan.
A: Ja.
V: Waar heb je die pas en pincode gekregen.
A: Kraaiennest.
V: Ben je bewust naar [plaats] gegaan om te pinnen.
A: Die opdracht kreeg ik van die man.
V: Heb je ook een bedrag door gekregen.
A: Ik dacht dat ik het maximale bedrag moest opnemen. Dat is iets van € 1250.
V: Dat geld heb je opgenomen en heb je aan een andere man afgegeven.
A: Ja. Ik heb weer een andere man ontmoet bij Kraaiennest. Ik gaf het geld aan hem.
V: Hoeveel geld gaf je aan hem.
A: Wat ik had opgenomen, € 1.000.
V: Hebben [naam 3] en [adres 2] zelf ook gepind.
A: Ja.
Door de politie wordt op 12 maart 2011 te Amsterdam in een personenauto, een Chevrolet Spark, een envelop van de [rechtspersoon C] aangetroffen10. In deze envelop zaten een zevental [rechtspersoon C] bankpassen ten name van onder meer [persoon 14], [persoon 11], [persoon 15]. Op een viertal passen waren tevens op de achterzijde nummers aangebracht, mogelijk de pincodes. In het handschoenenkastje van de auto lag het paspoort van [verdachte] en ter plaatse hoorden de verbalisanten [verdachte] zeggen dat hij nog een telefoon in de auto had achtergelaten. Door [persoon 20] is verklaard dat zij de auto heeft gehuurd voor [naam 3] en dat hij de auto in gebruik heeft genomen11.
4.3.1.2.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd met betrekking tot zaaksdossier 4 (feiten 2 en deels 3). In de auto die bij verdachte in gebruik was zijn diverse bankpassen aangetroffen die zijn te herleiden tot diefstallen van de rekening van de in de tenlastelegging genoemde aangevers. Zonder steunbewijs is dat echter te weinig om tot bewezenverklaring te kunnen komen.
De rechtbank overweegt als volgt. Aangever [persoon 6] (van wie géén bankpas in de auto is aangetroffen) heeft aangifte gedaan en verklaard dat hij bemerkt had dat op 8 september 2011 en 9 september 2011 verschillende transacties van zijn rekeningnummer waren gedaan, waarvan hij niets afwist12. Eén van die overboekingen betreft een bedrag van € 1.380,- naar de rekening van [persoon 21]13. Aangever weet niet hoe het geld van zijn rekening is afgeschreven14.
[persoon 21] heeft verklaard dat zij op 23 september 2011 door een medewerker van de [rechtspersoon B] was verwezen naar het politiebureau, omdat zij mogelijkerwijs betrokken was geraakt bij frauduleuze praktijken. Een zekere [persoon 22] had haar gezegd dat zij gemakkelijk geld kon verdienen door haar rekening en pas ter beschikking te stellen. [persoon 21] heeft haar pas aan [persoon 22] gegeven. Een dag later ontving [persoon 21] een ping-bericht dat het niet was gelukt om geld op de bankrekening van [persoon 21] te zetten. [persoon 22] stelde voor de bankpas te laten blokkeren. Weer een dag later zag [persoon 21] dat er € 1.380,- op haar rekening was gestort namens [persoon 6]. Zij kreeg van [persoon 22] te horen dat een andere jongen (hierna: NN1) naar haar woonplaats Amersfoort zou komen om het geld op te halen. NN1 had de ping-code 26AD5980. [persoon 21] haalde bij de balie van de bank € 1.250 van de rekening en heeft het geld aan NN1 gegeven15.
Op 1 september 2011 heeft verdachte een ping-gesprek gevoerd met een persoon die gebruik maakt van de ping-code 26AD5980. Deze persoon, die zich "[naam 4]" noemt, geeft in dat gesprek de naam en het rekeningnummer van [persoon 21] door aan verdachte. Op diezelfde dag heeft verdachte ook een ping-gesprek gevoerd met iemand die de naam "[naam 5]" voert. In dat gesprek geeft verdachte de naam en het rekeningnummer van [persoon 21] door. Voorts wordt gesproken over "Hoeveel ga je doen" en "Hoe laat ga je gooien", waaruit de rechtbank opmaakt dat het gesprek betrekking heeft op het overmaken van geld op de rekening van die [persoon 21]16.
Verdachte heeft aldus, enkele dagen voordat het geld van de rekening van aangever [persoon 6] naar de rekening van de begunstigde [persoon 21] werd overgeschreven, contact gehad met degene die het geld bij [persoon 21] heeft opgehaald, en die contacten zien kennelijk op het overmaken ('gooien') van geld naar de rekening van die [persoon 21]. [persoon 21] heeft verklaard door de bank naar de politie te zijn verwezen en heeft vervolgens over deze transactie verklaard, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat dit de enige frauduleuze transactie op haar rekening is geweest. Nu verdachte zich op dit punt heeft beroepen op zijn zwijgrecht en aldus geen redelijke, andersluidende verklaring voor deze contacten heeft kunnen of willen geven, laten de genoemde omstandigheden, alsmede de bewezenverklaringen inzake zaaksdossiers 1 en 2, geen andere conclusie toe dan dat verdachte actief betrokken was bij de desbetreffende diefstal van de rekening van [persoon 6], en dat hij als medepleger daarvan moet worden aangemerkt.
Dat sprake is van het gebruik van valse sleutels, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat aangever [persoon 6] geen opdracht heeft gegeven voor de overboeking, en er noodzakelijkerwijs onbevoegd gebruik moet zijn gemaakt van inloggegevens.
Ten aanzien van de overige in zaaksdossier 4 genoemde diefstallen, is de rechtbank met de officier en de raadsman van oordeel dat niet voldoende wettig bewijs voorhanden is dat verdachte daarbij als medepleger betrokken is. Verdachte zal in zoverre dan ook (partieel) worden vrijgesproken.
4.3.2.1. Ten aanzien van het onder 5 en 8 ten laste gelegde
Aangever [persoon 7], wonende te [plaats], is door middel van internet-bankieren opgelicht in de periode van 21 tot 22 augustus 201217. [persoon 7] en zijn zoon hebben een zakelijke rekening bij de [rechtspersoon H] met bankrekening nummer [nummer 11]. Op 21 augustus 2012 kreeg de zoon van aangever een email van de [rechtspersoon H]. De bank zou aandacht vragen voor een nieuw beveiligingssysteem. Later die dag werd [persoon 7] gebeld door een vrouw, werkzaam bij de [rechtspersoon H]. Zij vroeg of aangever het e-mailbericht van de bank had ontvangen en dat zij bezig waren met de beveiliging van zijn gegeven[persoon 7] moest van de vrouw zijn bankpas in de e.dentifier doen en zijn pincode intoetsen. Vervolgens moest hij een code invoeren en op 'oke' drukken. Na afloop van het telefoongesprek vertelde de vrouw tegen [persoon 7] dat hij niet direct gebruik kon maken van zijn internet-bankieren. De volgende dag werd aangever gebeld door de bank in verband met spoedboekingen van zijn rekening, welke boekingen zonder zijn medeweten hebben plaatsgevonden. Uit een bankafschrift van de [rechtspersoon H] blijkt dat er op 22 augustus 2012 middels een spoedoverboeking een bedrag van € 2.000 is overgemaakt naar giro nummer [nummer 12] ten name van [persoon 23]18.
Uit een analyse van de politie naar de rekening van [persoon 23] blijkt dat na de spoedbetaling van [persoon 7] op 22 augustus 2012 de volgende transacties hebben plaatsgevonden19:
- 14.54 uur € 1.000 geldautomaat [rechtspersoon C] Amsterdam, [postcode]
- 15.01 uur € 250 geldautomaat [adres 7], [postcode] S1/171
- 15.06 uur € 750 betaalautomaat CCV [rechtspersoon K].
Op 22 augustus 2012 is [verdachte] geobserveerd door de politie20. Hij gewordt om 13.24 uur gezien met NN1 en NN2. NN2 blijkt later te worden herkend als [medeverdachte 1]21. Om 14.08 uur wordt gezien dat NN2 (hierna: [medeverdachte 1]) gaat pinnen bij de [rechtspersoon C] geldautomaat op de [adres 8] te Amsterdam. Gezien wordt dat hij geen geld uit de automaat haalt en wegloopt. Om 14.53 uur wordt gezien dat de Volkswagen Golf op de Singel tot stilstand komt. [verdachte] en [medeverdachte 1] stappen uit de auto en rennen richting de [adres 8]. Om 14.54 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1] pint bij de geldautomaat van de [rechtspersoon C] op de [adres 8], nabij perceel 18 te Amsterdam. [verdachte] staat bij hem. Gezien wordt dat er een stapel met bankbiljetten van in ieder geval € 50 door [medeverdachte 1] uit de automaat wordt gehaald. Gezien wordt dat [medeverdachte 1] een oranje pas in zijn hand vasthoudt. Vervolgens lopen [verdachte] en [medeverdachte] weg.
Uit verder onderzoek is gebleken dat er op 22 augustus 2012 op meerdere locaties pintransacties hadden plaatsgevonden22. Een pintransactie vond plaats te 15.01 uur op de terminal S1/171 van de [rechtspersoon H], gelegen op het [adres 9], ter hoogte van perceel 33 te Amsterdam. Hiervan zijn de beelden opgevraagd, waarbij na navraag is gebleken dat de beelden 5 minuten achterlopen op de pintransactie. Dat betekent dat de pintransactie van 15.01 uur op de beelden een tijdsweergave krijgt van 15.06 uur. Op deze beelden zag verbalisant [persoon 24] een negroïde manspersoon een pintransactie uitvoeren. De man had een naar alle waarschijnlijkheid grijs kleurige sweater met capuchon aan.
De verbalisant [persoon 25] herkende de persoon op deze beelden als zijnde: [medeverdachte 1]23. De verbalisant herkende hem aan zijn postuur, vorm van zijn gezicht en zijn manier van lopen en bewegen. De verbalisant heeft hiervoor de videobeelden bekeken die zijn gemaakt bij een observatie op 22 augustus 2012 om 13.24 uur en heeft [medeverdachte 1] op 13 oktober 2012 voor zijn woning zien staan. Op de beelden van de observatie is te zien dat [medeverdachte 1] is gekleed in een zwart vest/sweater met capuchon, merk Nike, voorzien van zwarte koordjes met een metalen uiteinde. Op de camerabeelden was hij ook gekleed in een soortgelijk vest/sweater met capuchon van hetzelfde merk en soortgelijke koordjes. Op de beelden was de kleur van het vest/sweater niet zwart, maar grijs en dat heeft waarschijnlijk te maken met kleur en/of lichtcorrectie van de camerabeelden.
Met de bankrekening [nummer 12] van rekeninghouder [persoon 23] werd tevens omstreeks 15.06 uur een transactie van € 750 gedaan bij de winkel [rechtspersoon K] op de [adres 10] te Amsterdam. Dit is op ongeveer 1 minuut loopafstand van de [adres 9]24.
4.3.2.2.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de enkele aanwezigheid van verdachte bij de pintransactie door [medeverdachte 1] onvoldoende is voor een bewezenverklaring van dit feit. Volgens de verdediging is er geen bewijs dat verdachte wist waar [medeverdachte 1] op dat moment mee bezig was.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Verdachte verkeerde op 22 augustus 2012, voorafgaand aan de pintransactie van [medeverdachte 1], voor langere tijd in de nabijheid van [medeverdachte 1] en een derde persoon (hierna: [persoon 26]). Zij zitten samen in een auto, bezoeken samen winkels, lopen samen op straat en maken samen een praatje met twee onbekend gebleven mannen. Om 13.36 uur ziet het observatieteam verdachte en [persoon 26] stilstaan, terwijl [medeverdachte 1] probeert te pinnen op het [adres 9]. Bijna anderhalf uur later, één minuut voor de pintransactie van [medeverdachte 1], ziet het observatieteam dat verdachte en [medeverdachte 1] samen uit een auto stappen en samen richting de [adres 8] rennen. Vervolgens wordt gezien dat [medeverdachte 1] de pintransactie uitvoert en dat verdachte bij hem staat. Het observatieteam ziet dat [medeverdachte 1] een stapel van meerdere biljetten van in ieder geval vijftig euro pint25. Hij pint bij deze transactie € 1.000,- van de rekening van [persoon 23], op welke rekening zojuist een spoedbetaling van € 2.000,-- had plaatsgevonden vanaf de rekening van [persoon 7]26. Na het afronden van deze pintransactie lopen verdachte en [medeverdachte 1] samen weg. Binnen vijf minuten wordt met diezelfde pinpas € 750,- opgenomen in een winkel op één minuut loopafstand van de plek waar [medeverdachte 1] heeft gepind. Met de bankpas van de rekening van een andere begunstigde, waarop ook geld van [persoon 7] is overgeboekt, wordt in een tijdsbestek van ongeveer twaalf minuten in de directe omgeving van de plek waar verdachte en [medeverdachte 1] zich op dat moment bevinden meerdere pintransacties uitgevoerd27.
Verdachte heeft zogeheten ping-gesprekken gevoerd met [medeverdachte 1] in ieder geval van 25 september 2012 tot en met 21 oktober 2012, de dag voorafgaand aan zijn aanhouding. Deze gesprekken hebben betrekking op vermoedelijk frauduleuze handelingen met bankpassen en bankrekeningen28.
Daarnaast heeft verdachte, zoals hiervoor onder 4.3.1.1. is overwogen, samen met twee anderen rond middernacht tussen 10 en 11 februari 2011 geld gepind van rekeningen van begunstigden, waarop kort daarvoor geld is gestort van [rechtspersoon A]. In een auto die op dat moment in gebruik is bij verdachte worden ruim een maand later bankpassen van de rekeningen van deze en andere begunstigden aangetroffen29. Er is tussen deze, als feit 3 en feit 5 ten laste gelegde, diefstallen door twee of meer verenigde personen met gebruikmaking van valse sleutels sprake van een overeenstemmende modus operandi. Er is immers sprake van een herkenbaar, specifiek patroon in het gedrag van verdachte. Hierbij is onder meer van belang dat hij samen met twee andere personen binnen korte tijd nadat overboekingen zijn gedaan vanaf de rekening van een benadeelde op rekeningen van begunstigden pintransacties uitvoert, waarbij steeds wordt geprobeerd zoveel mogelijk geld op te nemen.
Gelet op al het bovenstaande wordt de stelling van de verdediging, dat verdachte niet wist waar [medeverdachte 1] mee bezig was, niet aannemelijk geacht. Door middel van zogeheten schakelbewijs kan het bewijs tegen verdachte met betrekking tot feit 3 ook worden gebruikt voor de bewezenverklaring van feit 5.
5. Bewezenverklaring
5.1.
De rechtbank acht niet bewezen wat onder de feiten 1, 2, 4, 6 en 7 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 en in de periode van 1 september 2011 tot en met 16 september 2011 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorend aan
- [rechtspersoon A] en
- [persoon 6],
waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van gebruikmaking van valse sleutels, te weten tancodes en bank-/inloggevens, tot welk gebruik verdachte en zijn mededaders niet waren gerechtigd en waarbij verdachte en zijn mededaders vervolgens met die verkregen gegevens een geldbedrag hebben overgeboekt naar de rekeningen van een aantal begunstigden en vervolgens met een pinpas met bijbehorende pincode geld hebben opgenomen van de rekeningen van die begunstigden.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde,
op 22 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorend aan [persoon 7], waarbij verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van gebruikmaking van valse sleutels, te weten bank-/inloggegevens, tot welk gebruik verdachte en zijn mededaders niet waren gerechtigd en waarbij verdachte en zijn mededaders vervolgens met die verkregen gegevens een geldbedrag hebben overgeboekt naar de rekening van een begunstigde en vervolgens met een pinpas met bijbehorende pincode geld hebben opgenomen van de rekening van die begunstigde.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde,
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2011 tot en met 22 oktober 2012 in Nederland geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De onder 3 en 5 bewezen geachte feit zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van het onder 8 bewezen geachte witwassen zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.2.3 is overwogen
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 3, 4, 5 en 8 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 15.000 gevorderd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 110 dagen, alsmede toewijzing van de. vordering na voorwaardelijke veroordeling (TUL), zijnde 1 maand gevangenisstraf. Het beslag kan volgens haar terug naar de rechtmatige eigenaar.
8.2. Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is als strafmaatverweer gevoerd, onder verwijzing naar de ter zitting overgelegde pleitnotities, dat een op te leggen gevangenisstraf gelet op de hoogte van het benadelingbedrag aanzienlijk lager moet liggen dan de door de officier van justitie geëiste straf. Ten aanzien van een eventueel op te leggen geldboete heeft de raadsman als standpunt naar voren gebracht dat verdachte niet over enig inkomen en vermogen beschikt en het eisen van een geldboete haaks staat op de aangekondigde ontnemingsprocedure.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte als een van de verdachten in een onderzoek naar bankfraude is aangehouden, waarbij door middel van phishing grote geldbedragen van aangevers zijn weggesluisd en tijdelijk geparkeerd op de rekeningen van begunstigden. Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen deze geldbedragen opgenomen en door te handelen als hiervoor onder 3 en 5 bewezen is verklaard, heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan gekwalificeerde vermogensdelicten. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte ter zitting geen openheid van zaken heeft gegeven over deze pintransacties. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verdachte op geen enkele wijze heeft aangetoond dat hij inziet dat zijn handelen onjuist was. Verdachtes handelen is kennelijk enkel gericht geweest op geldelijk gewin, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen. Door deze vorm van phishing wordt het vertrouwen, dat door consumenten moet kunnen worden gesteld in het betalingsverkeer en bankwezen, ernstig ondermijnd. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van een ernstige ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer.
Bij deze inbreuk op de rechtsorde past, mede met het oog op generale preventie, in beginsel een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. De rechtbank wijkt echter af van de eis van de officier van justitie nu verdachte alleen voor het onder 3 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld. De rechtbank heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden en voornemens van verdachte, zoals besproken ter zitting van 17 april 2013 en weergegeven in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 december 2012. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 oktober 2012, eerder ter zake van een vermogensdelict is veroordeeld. Vanwege deze eerdere veroordeling is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet in genoemd reclasseringsrapport aanleiding een gedeelte van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, onder na te noemen bijzondere voorwaarden. Het voorwaardelijk gedeelte van deze straf strekt er mede toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast deze gevangenisstraf nog een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 1 november 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/677015-10, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 15 maart 2011 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 4, 6 en 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3, 5 en 8 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 8 bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Het onder 3 en 5 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 3 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt de volgende algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
2. Veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
3. Veroordeelde moet zijn medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarde:
Meldingsgebod
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, Dit betekent dat de toezichthouder hem opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel, met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of veroordeelde zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
Deelname aan een gedragsinterventie
Veroordeelde moet deelnemen aan de Cognitieve Vaardigheidstraining (Cova). De training bestaat uit 20 bijeenkomsten van elk 2,5 uur. Tussentijds krijgen deelnemers huiswerkopdrachten. Daarnaast is er een voor- en nameting en zijn er evaluatiemomenten.
Andere voorwaarden betreffende het gedrag
Veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn: Deelnemen aan een integratietraject gericht op het vonden van een geschikte dagbesteding; bijvoorbeeld via het DWI en/of Reclassering Werkt!
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van:
- 1 zwarte zaktelefoon, Samsung C3050 (4400884);
- 1 zwarte zaktelefoon, Samsung sghz650i (4400890);
- 1 zilveren zaktelefoon, Sony Ericsson T303 (4400896);
- 1 zwarte zaktelefoon, Nokia 1662 (4400858);
- 1 verhuurcontract (4401568);
- 1 zwarte zaktelefoon, Apple 3 (4499849);
- 1 zwarte zaktelefoon, AT & T Sku65269 (4400870);
- 1 zilveren computer, Apple iPad (4400656);
- 1 zilveren zaktelefoon, Nokia (4401668);
- 1 zilveren zaktelefoon, LG (4400901);
- 1 grijze computer, Apple iPad (4396229);
- 1 zilveren computer, Apple iPad (4400650).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 1 CD-rom, beelden ING (4354918);
- 1 USB-stick (memorykaart), camerabeelden [rechtspersoon H] (4354903);
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 15 maart 2011, namelijk 1 maand gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. E. Diepraam en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2013.
1 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om geschriften, te weten kopieën van processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 P. 1-8 (ZD1) Proces-verbaal aangifte van [persoon 1]
3 P. 7-8 (ZD 1) Een geschrift, te weten een schadeoverzicht van de [rechtspersoon C] t.n.v. [rechtspersoon A]
4 P. 150-152 (ZD 1) Een geschrift, te weten een overzicht overboekingen
5 P. 92-142 (ZD1) Proces-verbaal van bevindingen (in het bijzonder P. 139-142)
6 P. 143-146 ZD1) Processen-verbaal van bevindingen
7 P. 161-165 (ZD1) Processen-verbaal van bevindingen
8 P. 154-155 (ZD1) Een geschrift, zijnde een mutatierapport van 11 februari 2011
9 P. 179-187 (PD2) Proces-verbaal van verhoor verdachte
10 P. 45-51 (ZD1) Proces-verbaal van bevindingen
11 P. 54-56 (ZD1) Proces-verbaal van verhoor getuige
12 P. 60 e.v. (ZD4) Proces-verbaal aangifte
13 P. 69 (ZD4) Een geschrift, te weten een transactieoverzicht
14 P. 74 (ZD4) Proces-verbaal aanvullende bevindingen
15 P. 71-72 (ZD4) Proces-verbaal van bevindingen
16 P. 75-78 (ZD4) Proces-verbaal van bevindingen
17 P. 22-33 (ZD2) Proces-verbaal aangifte van [persoon 7]
18 P. 25-26 (ZD 2) Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van de [rechtspersoon H] t.n.v. [rechtspersoon van [persoon 7]] en [persoon 7]
19 P. 64-68 (ZD2) Proces-verbaal bevindingen bankgegevens katvangers (in bijzonder P. 67)
20 P. 1-12 (ZD2) Proces-verbaal observatie
21 P. 15-18 (ZD2) Processen-verbaal bevindingen
22 P. 57-59 (ZD2) Proces-verbaal bevindingen
23 P. 60-63 (ZD2) Proces-verbaal van bevindingen
24 P. 92-93 (ZD2) Proces-verbaal van bevindingen
25 P. 1-12 (ZD2) Processen-verbaal observatie
26 P. 19-20 (ZD2) Proces-verbaal van bevindingen
27 P. 92-93 (ZD2) Proces-verbaal van bevindingen
28 P. 46-47 (PD4) Proces-verbaal van bevindingen
29 P. 45-51 (ZD1) Proces-verbaal van bevindingen
??
??
??
??
Parketnummers 13/656820-12 en 13/677015-10 (TUL)
Inzake [verdachte]
23
16