ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1686

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-660468-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en Opiumwet door gebrek aan bewijs voor opzet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 24 april 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid hasj, alsook van witwassen van een geldbedrag van ongeveer 130.000 euro. De rechtbank heeft op 10 april 2013 een zitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, de vordering heeft gepresenteerd, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.W. Nillesen.

De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte op of omstreeks 7 mei 2010 in Amsterdam samen met anderen opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 78 kilo hasj heeft verkocht en dat hij betrokken was bij het witwassen van het geldbedrag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het vereiste opzet van de verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekende had geholpen door verhuisdozen te vervoeren, maar dat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de inhoud van deze dozen of dat hij opzettelijk betrokken was bij de verkoop of het vervoer van de verdovende middelen.

Wat betreft het witwassen oordeelde de rechtbank dat, hoewel het geldbedrag waarschijnlijk afkomstig was uit een misdrijf, er geen bewijs was dat de verdachte handelingen had verricht om de herkomst van het geld te verhullen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de tenlastegelegde feiten van de Opiumwet als van het witwassen. De in beslag genomen goederen werden aan de verdachte geretourneerd en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Dit vonnis is ondertekend door de voorzitter en de rechters, met de griffier aanwezig op de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/660468-10 (Promis)
Datum uitspraak: 24 april 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1985],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.W. Nillesen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 mei 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 78 kilo hashish, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(Artikel 3 B/C Opiumwet)
Subsidiair:
[A] en/of [B] en/of [C] en/of [D] op of omstreeks 07 mei 2010 te Amsterdam met elkaar, opzettelijk heeft/hebben verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 78 kilo hasj, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hasj, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 07 mei 2010 te Nijmegen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door met zijn auto bovengenoemde verdovende middelen op te halen en (vervolgens) weg te brengen naar Amsterdam;
(Artikel 3 B Opiumwet jo 48 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2010, te Amsterdam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 130.000 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten bovengenoemd geldbedrag , gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
(Artikel 420bis jo 420 quater Wetboek van Strafrecht)
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij baseert zich voor het onder 1 ten laste gelegde onder andere op de waarnemingen van de verbalisanten en de verklaringen van de verschillende medeverdachten, in het bijzonder op de verklaringen van medeverdachte [C]. Zij acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij niet wist dat hij drugs in zijn auto heeft vervoerd, niet aannemelijk. Nu verdachte van de drugsdeal wist, heeft hij ook geweten dat het geld van misdrijf afkomstig was, waardoor sprake is van witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan worden gekomen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het vereiste opzet heeft gehad op de ten laste gelegde feiten. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman onder verwijzing naar jurisprudentie betoogd dat indien de verklaringen van [C] voor het bewijs gebezigd worden – en dus wordt aangenomen dat verdachte een of meerdere dozen met drugs vanuit de auto naar de woning heeft getild – er geen sprake is van medeplegen dan wel medeplichtigheid, waardoor verdachte op die grond moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Verdovende middelen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte het vereiste opzet had op de verkoop, het vervoer en/of de aanwezigheid van de verdovende middelen, zoals onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. De beschikbare stukken en het verhandelde ter terechtzitting bieden daartoe onvoldoende bewijs.
Vast staat dat verdachte een bekende op diens verzoek met een drietal verhuisdozen in de Mercedes van verdachte heeft vervoerd van Nijmegen naar Amsterdam. In deze drie verhuisdozen bleek later ongeveer 76 kilo hash te zitten. Verder is vast komen te staan dat korte tijd nadat de verhuisdozen in Amsterdam waren uitgeladen verdachte met deze bekende en een andere man door de politie is aangetroffen in zijn Mercedes met op de middenconsole een plastic zak met daarin € 120.000,-.
Nu verdachte ontkent enige wetenschap te hebben gehad van de inhoud van de verhuisdozen, terwijl er geen andere bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat verdachte wist van de inhoud van de verhuisdozen, van de verkoop, het vervoer en het aanwezig hebben van de verdovende middelen, kan de rechtbank niet het vereiste opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – vaststellen, die aan een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde ten grondslag moet liggen. Verdachte wordt dan ook hiervan vrijgesproken.
Witwassen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 in de tenlastelegging genoemde geldbedrag heeft witgewassen. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat op 7 mei 2010 handel in verdovende middelen (lees: een hashdeal) heeft plaatsgevonden. Voor levering van hashish is een geldbedrag betaald, te weten een bedrag van € 130.000,-. Dit geld heeft slechts korte tijd in de auto van verdachte gelegen. Hoewel dit geldbedrag hoogst waarschijnlijk afkomstig is uit enig misdrijf, is er in dit geval geen sprake geweest van handelingen die duiden op het verhullen van dat geldbedrag, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van witwassen zoals door de Hoge Raad is geoordeeld bij de arresten van 8 januari 2013 (vindplaatsen: LJN BX4449, BX6909, BX4605, BX4585 en BX6910). Verdachte wordt dan ook van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijgesproken.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 1.00 STK Personenauto [nummer 4]
MERCEDES-BENZ E300 1998 Kl: blauw
[nummer 2];
2 1.00 STK Navigator Kl: grijs
TOMTOM one [nummer 3]
[nummer 4]; met autolaadsnoer.
De onder 1 en 2 inbeslaggenomen voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, worden deze goederen aan verdachte geretourneerd.
5. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1 1.00 STK Personenauto [nummer 1]
MERCEDES-BENZ E300 1998 Kl: blauw
[nummer 2];
2 1.00 STK Navigator Kl: grijs
TOMTOM one [nummer 3]
[nummer 4]; met autolaadsnoer.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. F.M.S. Requisizione en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2013.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.