Parketnummer : 13/693013-12 (Promis)
Datum uitspraak : 19 april 2013
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [plaats] op [1973],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in het Huis van Bewaring "[locatie]" te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Bienfait-van Kampen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Th.U. Hiddema, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2011 tot en met 19 juni 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Monster, in elk geval in Nederland,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersingen/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwichten/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [A],
die [A] (telkens) met een of meer van voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten prostitutiewerkzaamheden),
met een of meer van voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [A] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten prostitutiewerkzaamheden),
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [A]
die [A] met een of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [A] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte,
- die [A] een of meermalen gehuisvest (terwijl die [A] nergens anders naar toe kon) en/of
- een of meermalen een prostitutiekamer voor die [A] geregeld en/of
- die [A] een of meermalen onder druk gezet en/of (zodoende)er toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te gaan en/of blijven werken, bestaande deze druk uit het een of meermalen (soms terwijl deze [A] sliep) schoppen en/of met gebalde vuist slaan en/of trappen tegen het hoofd en/of gezicht, althans tegen het lichaam van die [A] en/of het een of meermalen trekken aan de haren van die [A] en/of die [A] een of meermalen meegetrokken (door een gang) aan haar en/of
- de werktijden (dagelijks 8 uur) voor die [A] bepaald en/of
- (meermalen) op die [A] (dichtbij in een cafe) zitten wachten terwijl zij prostitutiewerkzaamheden aan het verrichten was (en zodoende haar controleerde en/of in de gaten hield) en/of
- die [A] (meermalen) van haar werkplek naar huis gebracht en/of
- die [A] opgedragen (terwijl die [A] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) hem, verdachte, te bellen als zij een klant ontving of had ontvangen en/of vervolgens het van de klant ontvangen geldbedrag aan hem over te brengen en/of
- (vervolgens) (dagelijks) (een groot deel van) de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [A] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [A] af laten staan,
door welke feiten en omstandigheden voor die [A] een (afhankelijkheids) situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen ontrekken en/of ten gevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 30 mei 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Monster, in elk geval in Nederland
aan [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
te weten
- een/of meer hersenschudding(en) en/of
- een zwelling op haar hoofd en/of
- een opgezette neusbrug en/of
- een of meer blauwe o(o)g(en),
heeft toegebracht, door voornoemde [A] met dat opzet een of meermalen met kracht en met gebalde vuist in het gezicht en/of op en/of tegen haar hoofd, althans tegen het lichaam van die [A] heeft geslagen en/of een of meermalen tegen het lichaam van die [A] heeft geschopt en/of getrapt;
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 30 mei 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Monster, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen met kracht in en/of op en/of tegen het hoofd en/of gezicht, althans tegen het lichaam van die [A] met gebalde vuist heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of die [A] een/of meermalen aan haar haar heeft getrokken en/of meegetrokken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2011 tot en met 19 juni 2012 te Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland (meermalen) opzettelijk mishandelend [A] (telkens) met (gebalde) vuist(en) en/of de vlakke hand met kracht tegen het hoofd en/of het gezicht, althans het lichaam van die [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of een of meermalen die [A] aan haar haar heeft getrokken en/of meegetrokken en/of een of meermalen de keel van die [A] heeft dichtgeknepen, waardoor voornoemde [A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2011 tot en met 19 juni 2012, te Den Haag en/of Amsterdam en/of te Monster, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) in de genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedag(en) en/of voorwerpen te weten:
- (telkens) (een groot deel van) de verdiensten uit de door [A]
verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet en/of overgedragen terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
5.
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2011 tot en met 19 juni 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Monster, in elk geval in Nederland een of meermalen [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meermalen (met kracht) die [A] bij haar keel gegrepen en/of (met kracht) de keel van die [A] dichtgeknepen en/of een of meermalen (al zwaaiend) een mes op die [A] gericht en/of een mes boven het hoofd, te weten op het hoofdkussen van die [A] gelegd en/of een of meermalen de woorden "Ik schiet een kogel door de Geleenstraat als je bij me weggaat" gebezigd, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot de bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten. Samengevat heeft zij het volgende aangevoerd.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Voor de bewezenverklaring van dat feit dient te worden gekeken naar drie elementen, te weten een aantal handelingen, een aantal dwangmiddelen en het oogmerk van uitbuiting. Door het gebruik van de dwangmiddelen geweld, dreiging met geweld, feitelijkheden en misbruik van een kwetsbare positie, heeft verdachte er voor gezorgd dat [A] werd belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte [A] meermalen heeft mishandeld en bedreigd, onder meer wanneer ze te weinig had verdiend. Verdachte heeft [A] in een afhankelijkheidssituatie gebracht en daarvan is hij zich ook bewust geweest. Hij beheerde het met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld van [A], vervoerde haar met zijn auto naar haar werk en controleerde haar ter plaatse of via de telefoon. Bovendien heeft verdachte [A] duurzaam en tegen haar wil aan zich gebonden door het doen plaatsen van een tatoeage op haar lichaam. [A] had geen andere keuze dan te blijven in de situatie waarin zij verkeerde. Gezien de aard van de werkzaamheden die [A] verrichtte, het feit dat zij door verdachte werd gecontroleerd, het gegeven dat zij geen toegang had tot haar geld en dat zij een geïsoleerd bestaan had, alsmede gezien het geldelijk voordeel dat verdachte met de werkzaamheden van [A] heeft behaald, moet worden aangenomen dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting en daaruit opzettelijk voordeel heeft getrokken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, de zware mishandeling van [A], kan worden vastgesteld dat bij [A] op 4 mei 2012 sprake was van een hersenschudding. Dat blijkt uit de aangifte en uit de letselverklaring, maar ook verdachte zelf heeft verklaard dat hij [A] wel eens "tikkies" heeft gegeven. De hersenschudding valt te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, zodat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Feit 3 betreft de mishandeling van [A] gedurende de periode dat verdachte haar uitbuitte. Die mishandelingen bestonden uit het met de vuist of vlakke hand slaan in het gezicht of op hoofd en het aan de haren van [A] trekken. Dit feit kan bewezen worden verklaard op basis van de aangifte, de getuigenverklaringen en de medische gegevens van [A].
De bedreiging, zoals onder 5 ten laste gelegd, kan eveneens bewezen worden verklaard. De aangifte wordt voldoende ondersteund door de verklaring van verdachte zelf.
Het feit zoals onder 4 ten laste gelegd, kan, aldus de officier van justitie, niet bewezen worden verklaard. Het enkele voorhanden hebben van geld is in het onderhavige geval onvoldoende om te kunnen spreken van witwassen. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - blijkens zijn op schrift gestelde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde. Ter motivering heeft hij - samengevat - het volgende aangevoerd.
De verklaringen van de aangeefster zijn onvoldoende betrouwbaar. Deze worden immers onvoldoende ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. De wel aanwezige objectieve bewijsmiddelen, zoals historische telefoongegevens, doen eerder afbreuk aan de verklaringen van aangeefster, dan dat zij haar verklaringen ondersteunen. Datzelfde geldt voor de objectieve verklaring van [vennootschap 1] betreffende de kamerhuur door aangeefster. Daaruit blijkt immers dat aangeefster in de drukste maand niet meer dan vijftien dagen heeft gewerkt, terwijl zij in haar verklaringen heeft aangegeven zo goed als elke dag te hebben gewerkt. Bovendien heeft aangeefster zichzelf herhaaldelijk tegengesproken en vinden die verklaringen op essentiële punten geen steun in de verklaringen van andere getuigen in het dossier. Aangeefster is daarnaast herhaaldelijk teruggekeerd naar verdachte terwijl zij bij hem weg had kunnen blijven. Uit het dossier blijkt dat aangeefster zich vaak dingen niet kan herinneren, zo verklaart zij immers bij de rechter-commissaris. Het is dan ook opvallend dat zij over verdachte juist wel heel gedetailleerd weet te verklaren. Aangeefster lijdt daarnaast aan een posttraumatische stresstoornis en borderline. De impact hiervan op haar gedrag moet niet onderschat worden. De symptomen van borderline stoornis passen bij een patroon van instabiele intense relaties met anderen, gekenmerkt door het overmatig idealiseren en kleineren van de ander. De plausibiliteit van de verklaringen van aangeefster dienen, gelet op het voorgaande, in twijfel te worden getrokken.
De verhoudingen liggen wellicht anders dan men op het eerste gezicht zou zeggen. Na toetsing van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster dient men tot de conclusie te komen dat deze onbetrouwbaar en ongeschikt zijn om als bewijsmiddel te dienen in een strafzaak, zodat deze verklaringen zullen moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De verklaringen die het verhaal van aangeefster wel zouden ondersteunen, de verklaring van [B], [C] en de verklaringen van de huisartsen, zijn niet uit eigen waarneming gedaan, zodat ook deze uiteindelijk uit één en dezelfde bron komen.
Naast het voorgaande kan evenmin gesproken worden van een situatie van uitbuiting. Daarvan is slechts sprake indien de betrokkene in omstandigheden verkeert die niet gelijk zijn aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Uit het dossier blijkt echter dat aangeefster wel als mondige prostituee kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is onvoldoende bewijs aanwezig voor de bewezenverklaring van het bepaalde in artikel 273f, lid 1 sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 primair ten laste gelegde kan niet bewezen worden verklaard omdat het letsel - los van de vraag door wie dat letsel is toegebracht - niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Evenmin is een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de orde. Daartoe ontbreekt immers het (voorwaardelijk) opzet. Uit het dossier blijkt niet dat het geweld zoals door aangeefster beschreven, geschikt was om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor een veroordeling van het onder 4 ten laste gelegde (gewoonte)witwassen is vereist dat het geld afkomstig is uit misdrijf. Nu het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard, kan evenmin worden bewezen dat sprake is van uit misdrijf afkomstig geld. derhalve is geen sprake van witwassen.
De onder 5 ten laste gelegde bedreiging kan niet bewezen worden verklaard omdat naast de verklaring van de aangeefster, geen andere bewijsmiddelen bestaan die haar verklaring ondersteunen. Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is dit enkele bewijsmiddel onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het feit te leiden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij aangeefster wel eens heeft geslagen, zij het met de platte hand. Dit heeft zich wel in de relationele sfeer afgespeeld en staat los van andere feiten. Voor de bewezenverklaring van dit feit refereert de verdediging zich, aldus de raadsman, aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. Het enkele voorhanden hebben van het bedoelde geldbedrag dat zoals hierna zal blijken uit misdrijf afkomstig is, kan in dit geval niet zonder meer worden aangemerkt als het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen. Het enkele voorhanden hebben kan hier dus niet worden gekwalificeerd als witwassen, zodat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Feit 2, primair, subsidiair
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit kan niet worden vastgesteld dat het door het slachtoffer opgelopen letsel valt te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel zoals in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat [A] in mei 2012 in ieder geval een hersenschudding heeft opgelopen en ook valt uit de bewijsmiddelen af te leiden dat die hersenschudding is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Uit het dossier is echter niet gebleken dat ten aanzien van die hersenschudding sprake was van enige noodzaak tot medisch ingrijpen. Evenmin is komen vast te staan dat sprake is van een niet (volledig) herstel. Hoewel [A] ongetwijfeld hinder van het letsel heeft ondervonden, kan dit letsel aldus - bij gebrek aan bewijs - niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
De subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan evenmin worden bewezen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen of verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [A]. Het is immers onduidelijk gebleven wanneer de handelingen van verdachte die de hersenschudding hebben veroorzaakt hebben plaatsgevonden en voorts blijft onduidelijk door welk specifiek handelen van verdachte dit letsel is veroorzaakt. Verdachte zal - gezien het voorgaande - niet alleen van het onder 2 primair ten laste gelegde, maar ook van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, worden vrijgesproken.
4.3.2 Partiële vrijspraak
Bij de beoordeling van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht zijn de daarbij gebruikte middelen van cruciaal belang. De middelen zoals genoemd in de tenlastelegging, dreiging met geweld, dreiging met feitelijkheden, afpersingen, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie kunnen niet worden bewezen. De aangifte van [A] wordt op die punten niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Niet ieder onderdeel van de tenlastelegging behoeft afzonderlijk te worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, maar ook afgezien daarvan kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen van die onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank merkt voorts op dat afgezien van het voorgaande niet tot bewezenverklaring van het middel dreiging met geweld kan worden gekomen wegens het gebrek aan de feitelijke omschrijving daarvan in de tenlastelegging. Gelet op het voorgaande zal verdachte van voornoemde onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
[A] (hierna: [A]) leert verdachte in november 2011 kennen. Zij werkt op dat moment als prostituee in de [adres 1] te Den Haag. Na die eerste ontmoeting spreken zij af dat verdachte haar bij haar huis in Nijmegen op komt halen om haar naar haar werk in de [adres 1] te brengen. 's Avonds haalt hij haar weer op om haar terug te brengen naar Nijmegen. Verdachte blijft vervolgens bij [A] slapen.
[A] was op zoek was naar een woning dichter in de buurt van haar werk in Den Haag. Verdachte zei dat hij haar daarmee kon helpen. [A] beëindigde haar kamerhuur in Nijmegen en na een aantal dagen bracht verdachte haar naar zijn woning in Monster, waar ook nog een andere vrouw, [D], verbleefii.
Op voorstel van verdachte werkte [A] op 11 december 2011 vervolgens een dag in Amsterdam. Verdachte bleef die hele dag in de buurt van haar kamer waar zij aan het werk was. Zij gaf het geld aan verdachte.
Daarna is [A] in Den Haag gaan werken. Zij werkte bijna elke dag van 10.00 uur tot 24.00 uur. Het geld dat zij verdiende met de prostitutie kreeg verdachte. [A] wist dat zij geld moest verdienen voor verdachteiii. Vanaf de eerste week al werd zij door hem mishandeld. Ze wist dat het fout zat, maar bleef bij hem omdat zij hoopte dat alles zou veranderen. Verdachte bracht en haalde [A] elke dag naar en van haar werk in Den Haag. Tussendoor kwam verdachte het door [A] met haar werkzaamheden in de prostitutie verdiende geld haleniv.
Toen [A] er een keer slecht aan toe was omdat zij een verwaarloosde geslachtsziekte bleek te hebben, moest zij van verdachte doorwerken. v.
In de woning in Monster heeft verdachte op 10 januari 2012 een mes gepakt uit de keuken. Hij liep daarmee door het huis. [A] ging naar bed. Verdachte is met dat mes de kamer in gelopen en zwaaide met dat mes richting [A]vi.
Op 19 maart 2012 belde [A] met haar huisarts om te zeggen dat haar vriend haar had geslagen en haar "pooiert". Op 15 mei 2012 belde [A] wederom met haar huisarts om te zeggen dat ze werd misbruikt door haar vriend en dat hij haar had geslagen tot ze niet meer kon lopenvii.
Op een gegeven moment moest [A] op een andere plek in Den Haag werken van verdachte. Dat wilde [A] niet en verdachte begon haar daarop te slaan. Op een keer had [A] € 200,00 verdiend. Dat vond verdachte te weinig en op de terugweg in de auto begon hij [A] te slaan. Hij sloeg met zijn volle vuist. Zo heeft hij haar een keer een hersenschudding geslagen en twee blauwe ogenviii.
In Den Haag verloor verdachte [A] geen moment uit het oog. Verdachte bevond zich dan ergens in een kroeg en kwam regelmatig langs bij [A] om geld te halen. Hij was altijd in de buurt als [A] aan het werk was. [A] wist vaak wanneer ze klappen ging krijgen. Ze liet het maar over zich heen komen. Al haar geld lag thuis en zij was bang dat hij alles van haar af zou pakkenix. Ze kwam ook wel eens met een blauw oog op het werkx.
Onder druk heeft [A] de naam van verdachte op haar zij laten tatoeëren. Zijn naam staat met grote letters op haar lichaamxi.
Vanaf mei 2012 werkte [A] weer in Amsterdam, overdag en ook 's avonds. Zij werkte bij [vennootschap 2] en bij [E]. Ze heeft alle kamerverhuurders wel gehad. Verdachte wilde dat [A] ook in de avond werktexii.
Op 16 mei 2012 vond verdachte dat [A] te weinig had verdiend. Hij kwam haar ophalen van haar werk en sloeg haar de hele weg naar huisxiii. Elke keer als zij wat minder had verdiend, sloeg hij haarxiv. In het begin gaf [A] nog een grote mond terug, maar na een tijdje werd zij wat rustiger en daarna werd zij heel erg bang van verdachtexv.
Op 31 mei 2012 kwamen verbalisanten verdachte tegen samen met [A]. Terwijl de verbalisant met [A] apart sprak, riep verdachte naar haar: "je houdt je mond tegen die agent. Je mag niets zeggen. Ik wil niet dat je met hem praat!". De verbalisant zag dat [A] begon te trillen en bleek in het gezicht werd. Verdachte liep naar [A] toe en sloeg stevig een arm om haar heen. Hij trok haar meexvi.
Op 12 juni 2012 kwam [A] naar het politiebureau om een brief af te geven. Daar zag de verbalisant dat [A] blauwe plekken op haar armen hadxvii.
Op 19 juni 2012 deed [A] aangifte en is verdachte aangehoudenxviii.
4.3.4 Nadere bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [A]
Vooropgesteld dient te worden dat de aangifte van [A] in grote mate overeenstemt met haar eerder en ook later afgelegde verklaringen. Het onder 1 ten laste gelegde betreft een periode van ongeveer zeven maanden (november 2011 - 19 juni 2012). Voorts blijkt uit haar aangifte en haar verschillende verklaringen dat zij zich gedurende die periode in Monster, in de woning van verdachte, in Den Haag en in Amsterdam, heeft bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan - gezien het voorgaande - niet worden gesproken van cruciale tegenstrijdigheden in de verklaringen van [A]. De rechtbank heeft geconstateerd dat [A] in de fase voor haar aangifte, meermalen heeft aangegeven dat zij geen slachtoffer zou zijn van mensenhandel en dat zij - om dat standpunt te ondersteunen - daarover een schriftelijke verklaring heeft afgelegd. De rechtbank weet ambtshalve dat dit vaker voorkomt in mensenhandelzaken en aangeefster is daarop teruggekomen door aangifte te doen, zodat aan het voornoemde geconstateerde geen bijzonder gevolg dient te worden gegeven.
In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aangifte en overige verklaringen van [A] op cruciale punten steun vinden in andere bewijsmiddelenxix. De bevindingen van de politie zijn bovendien eigen waarnemingen. Ook elementen uit de verklaringen van [B] betreffen eigen waarnemingen. Zo heeft zij tijdens een avond uit kunnen constateren dat verdachte [A] geen moment uit het oog verloor en dat zij [A] eens met twee blauwe ogen en een gebroken neus op het werk zag verschijnen. Ook heeft zij kunnen waarnemen - zo verklaart zij bij de rechter-commissaris - dat [A] haar geld aan verdachte overhandigde. Daarnaast heeft ook kamerverhuurster [C] zelf een aantal eigen waarnemingen kunnen doen. Zij heeft geconstateerd dat [A] eens met een blauw oog op het werk kwam. Voorts ondersteunt zij de verklaring van [A] op het punt dat zij geld voor haar achterhield omdat dit geld anders door verdachte zou worden afgenomen. Bij de verklaring van [C] is een overzicht van de kamerhuur op naam van [A] verstrekt. Daaruit blijkt dat zij in de maanden november 2011, februari 2012, maart 2012, april 2012 en mei 2012, in welke periode zij blijkens de bewijsmiddelen als prostituee werkte in Den Haag op dat adres, niet elke dag werkte, hetgeen zij wel heeft verklaard in haar aangifte en overige verklaringen. Hoewel onbekend is gebleven waar zij dan precies heeft gewerkt in die periode in Den Haag, acht de rechtbank dit geen punt van doorslaggevend belang voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [A], die op andere onderdelen wel degelijk worden ondersteund. Uit het overzicht van de kamerverhuur van [C] kan aldus niet de conclusie worden verbonden dat de verklaringen van [A] geheel worden weersproken door een objectief bewijsmiddel.
De verklaringen van [F], Van Leeuwen en De Maar
De inhoud van de verklaringen van de moeder van verdachte, [F], de ex-vriendin van verdachte, [G] en vriend van verdachte [H], doen de rechtbank niet twijfelen aan de betrouwbaarheid in de verklaringen van [A]. [H] en de door verdachte opgevoerde getuige [J], zijn door de politie in mutaties aangetroffen in onderzoeken naar zaken betreffende mensenhandel, hetgeen een verklaring minder betrouwbaar maakt. Ten aanzien van het ten laste gelegde feit heeft [J] in het geheel niet willen verklaren. Zo heeft hij zelfs gezegd dat hij verdachte niet wil back-uppen. De verklaring van [G] en [F] worden door de rechtbank buiten beschouwing gelaten nu deze verklaringen niet kunnen bijdragen aan enige feitelijkheid ter zake het ten laste gelegde.
De verklaringen van de huisartsen
In de periode van maart 2012 tot en met 15 mei 2012 belt [A] verscheidene malen met haar huisarts [K]. Zij vertelt hem dan dat haar vriend haar heeft geslagen. Uit de mutaties van de huisarts blijkt dat hij heeft genoteerd dat [A] in november is opgenomen in verband met een geslachtsziekte. Uit het voorgaande, maar ook uit de andere mutaties van de huisarts, kan in grote mate worden afgeleid dat deze de verklaringen van [A] ondersteunen. Ook huisarts [L] te Monster heeft een en ander kunnen vaststellen. Zo heeft hij in maart 2012 bij [A] een opgezette neusbrug geconstateerd. Daarbij vertelde [A] dat zij een harde klap op haar neus had gekregen van verdachte. In mei 2012 heeft hij een blauw oog, een zwelling op haar hoofd en een hersenschuddingsbeeld bij [A] geconstateerd. Ook op die datum heeft [A] daarbij verklaard dat dit was veroorzaakt door verdachte. Beide verklaringen van de huisartsen ondersteunen de verklaringen van [A].
De plausibiliteit van de verklaringen van [A]
De rechtbank heeft geconstateerd dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat [A] wellicht lijdt aan enige persoonlijkheidsstoornis en/of borderline en dat haar geheugen niet altijd optimaal functioneert. Deze constateringen gaan echter niet ten koste van de plausibiliteit van de verklaringen van aangeefster aangezien er voldoende steunbewijs is voor haar verklaringen. De door de raadsman aangedragen sms-berichten van [A] aan de moeder van verdachte, [F], leiden evenmin tot het oordeel dat de verklaringen van [A] niet plausibel zijn te achten.
De verklaringen van verdachte
Op onderdelen ondersteunen de verklaringen van verdachte de verklaringen van [A]. Zo heeft hij bevestigd dat hij [A] heeft gehuisvest en dat hij haar naar haar werk bracht en haar ook weer ophaalde. Ook heeft hij verklaard wel eens van het geld van [A] te leven en haar te hebben geslagen. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij [A] niet heeft gedwongen voor hem in de prostitutie te werken, dat zij haar geld niet aan hem hoefde af te staan, dat hij niet haar diensten bepaalde of haar controleerde, noch dat hij haar vaker mishandelde. De bewijsmiddelen spreken dat oordeel van verdachte echter tegen. Zo heeft verdachte in eerste instantie als verklaring voor het bij [A] geconstateerde letsel gezegd dat zij aan SM deed. Ter terechtzitting heeft hij deze verklaring ingetrokken en gezegd dat hij dit gelogen had. Kamerverhuurster [C] heeft bovendien verklaard dat [A] nooit een SM kamer huurde. Voorts is door [A] op enig moment een brief opgesteld waaruit zou blijken dat zij vrijwillig in de prostitutie werkte en dat zij geen problemen zou hebben met verdachte. Terwijl zij die brief afgeeft in het politiebureau, zien verbalisanten blauwe plekken op haar bovenarmen. Ook zijn verdachte en [A] op diezelfde dag in ondertrouw gegaan. Later, een week na de afgifte van de brief, doet [A] aangifte en verklaart zij dat zij de brief onder dwang schreef. Voornoemde omstandigheden bieden de rechtbank voldoende aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat de verklaringen van verdachte op de punten zoals hij die heeft ontkend, onbetrouwbaar zijn.
Indien één van de dwangmiddelen zoals genoemd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is gebruikt, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant. Een vrijwillig begin met de werkzaamheden in de prostitutie door het slachtoffer levert voorts geen strafverminderende omstandigheid op. Beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is al voldoende om het gedwongen kader van de prostitutie aan te nemen. Een zodanige dwang of druk dat voor de betrokkene geen andere keuze meer mogelijk was, is niet vereist.
De rechtbank oordeelt dat sprake is geweest van de middelen dwang, geweld en feitelijkheden, zoals nader feitelijk omschreven onder de gedachtestreepjes 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8.
Genoemde dwangmiddelen dienen ertoe te leiden dat iemand ofwel in een uitbuitingssituatie belandt, dan wel dat iemand wordt belet zich aan een dergelijke situatie te onttrekken. Uit de bewijsmiddelen is genoegzaam gebleken dat [A] zich onder dwang van verdachte in een dergelijke positie bevond. Zo kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte [A] van en naar haar werk vervoerde, haar tijdens haar werkzaamheden nauwlettend in de gaten hield, zich meestal in haar buurt bevond op momenten dat zij aan het werk was, tussendoor geld kwam ophalen en hij [A] onder meer sloeg als zij in zijn ogen niet genoeg geld had verdiend. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, dat hij [A] weleens tikkies heeft gegeven draagt bij aan de bewezenverklaring van dat laatste en ook verbalisanten, getuige [B] en getuige [C], hebben letsel bij [A] kunnen waarnemen. Dat verdachte zich bewust is geweest van de omstandigheden waarin [A] zich bevond, blijkt evenzeer uit het voorgaande. Gezien al het voorgaande kon aangeefster zich niet onttrekken aan de situatie waarin zij zat.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel oogmerk van uitbuiting moet bewezen worden verklaard dat het handelen van verdachte ook was gericht op uitbuiting. Voorts is vereist dat verdachte zich moet hebben beseft dat dit gevolg door hem zou kunnen worden bewerkstelligd. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een dergelijke situatie. Van belang hierbij is de aard van de werkzaamheden en de duur van de tewerkstelling. Tijdens de prostitutiewerkzaamheden van [A] werd zij door verdachte in de gaten gehouden, zij had zelf geen geld omdat zij alles moest afstaan en leidde een geïsoleerd bestaan; verdachte hield haar immers voortdurend in de gaten en bracht en haalde haar van en naar haar werkplek. Voorts moest [A] lange dagen werken en soms ook - als zij dat eigenlijk niet kon, zoals het moment dat zij een infectie had aan haar baarmoeder en de dagen dat zij ongesteld was. Verdachte heeft uit voornoemde situatie bovendien geldelijk voordeel behaald. Deze situatie heeft minstens een half jaar geduurd (vanaf november 2011 tot en met 19 juni 2012). Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting en dat verdachte met voornoemde middelen [A] heeft gedwongen zich beschikbaar te blijven stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Onder de gegeven omstandigheden had [A] immers geen andere keuze dan in een dergelijke uitbuitingssituatie te verkeren. Het onder 1 ten laste gelegde, zoals genoemd in artikel 273f, lid 1 sub 1, 4, 6 en 9, kan aldus worden bewezen.
De verklaring van [A], dat verdachte zich in de woning in Monster tegoed had gedaan aan cocaïne en vervolgens een mes uit de keukenlade heeft gepakt en haar daarmee heeft bedreigd, wordt voldoende ondersteund door de verklaring van verdachte zelf op dat punt. Zo heeft verdachte verklaard op vragen betreffende het incident dat hij "gewoon een keertje para was" en "dat hij coke had gebruikt" en verder: "ik denk dan als ik dat gebruik dat er op elke hoek een vijand zit". Er zijn dan ook voldoende bewijsmiddelen aanwezig om tot de bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde te komen.
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van november 2011 tot en met 19 juni 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Monster, een ander, genaamd [A], door dwang, geweld en feitelijkheden, heeft vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [A],
die [A] telkens met een of meer voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten te weten prostitutiewerkzaamheden,
met een of meer van voornoemde middelen enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist dat die [A] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten prostitutiewerkzaamheden),
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [A]
die [A] met een of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [A] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte
- die [A] gehuisvest en
- die [A] onder druk gezet om in de prostitutie te blijven werken, bestaande deze druk uit het meermalen met gebalde vuist slaan tegen het hoofd en gezicht van die [A] en
- de werktijden voor die [A] bepaald en
- op die [A] (dichtbij in een café) zitten wachten terwijl zij prostitutiewerkzaamheden aan het verrichten was en zodoende haar controleerde en
- die [A] meermalen van haar werkplek naar huis gebracht en
- die [A] opgedragen het van de klant ontvangen geldbedrag aan hem over te dragen en
- dagelijks een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden door die [A] af laten staan,
door welke feiten en omstandigheden voor die [A] een afhankelijkheidssituatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden.
in de periode van november 2011 tot en met 19 juni 2012 te Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen opzettelijk mishandelend [A] met gebalde vuist(en) en/of de vlakke hand met kracht tegen het hoofd en/of het gezicht, althans het lichaam van die [A] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [A] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Op 10 januari 2012 te Monster, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend al zwaaiend een mes op die [A] gericht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feiten 1, 2, 3 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2 Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de relationele sfeer tussen verdachte en aangeefster.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte de vrouw met wie hij een relatie had, heeft uitgebuit door ervoor te zorgen dat zij in de prostitutie bleef werken. Door haar stelselmatig te mishandelen heeft hij haar bewogen het grootste deel van haar opbrengsten uit haar werkzaamheden in de prostitutie aan hem af te dragen. Vervolgens heeft verdachte zich bevoordeeld uit die opbrengsten van haar werkzaamheden en een deel van die opbrengsten voor zijn eigen consumptieve doeleinden gebruikt. Verdachte heeft met zijn handelen slechts gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Met zijn handelen heeft hij voorts ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer toegebracht en een ernstige inbreuk op haar persoonlijke vrijheid gemaakt. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat de bewezen bedreigingen en mishandelingen in feite deel uitmaken van de bewezen verklaarde mensenhandel.
Naast het voorgaande weegt de rechtbank mee dat verdachte zich - blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2013 - eerder schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Verdachte was een gewaarschuwd mens, maar dat heeft hem er niet van weerhouden opnieuw eenzelfde strafbare feit te begaan.
Dit alles brengt mee dat verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden veroordeeld. Verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 en 4 ten laste gelegde. Voorts heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd. Daarin heeft de rechtbank aanleiding gezien af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en acht na te noemen straf passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een gedeelte van de behandeling van de vordering van [A], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 3 en 5 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade betreft geleden immateriële schade. De rechtbank waardeert deze op € 3.500,- (drieduizendvijfhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
In het belang van [A] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering, te weten het deel dat ziet op de geleden materiële schade, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, gezien de complexiteit van de berekening daarvan. De benadeelde partij is in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 57, 273f, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, 3 en 5 bewezen verklaarde:
mishandeling, meermalen gepleegd en
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [A], toe tot € 3.500,- (drieduizendvijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [A] voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A], € 3.500,- (drieduizendvijfhonderd euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 45 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland voorzitter,
mrs. F.M.S. Requisizione en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Flikkenschild, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2013.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Pagina 26, 27 (proces-verbaal van aangifte). Verklaring van [A], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 4 december 2012. Verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 juni 2012.
iii Pagina 52 (proces-verbaal verhoor verdachte)
iv Zie voetnoot 2.
v Pagina 9 (proces-verbaal van bevindingen).
vi Pagina 18-20 (proces-verbaal aangifte [A]). Pagina 21-26 (proces-verbaal verhoor verdachte).
vii Pagina 33, 34 (proces-verbaal van bevindingen huisarts [K])
viii Pagina 28, 29, 30 (proces-verbaal van aangifte). Pagina 33, 34 (proces-verbaal van bevindingen huisarts [K]). Pagina 37 (proces-verbaal van bevindingen huisarts [L]).
ix Zie voetboot 2. Pagina 94-96 (proces-verbaal verhoor getuige [B]). Verklaring van [B], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 februari 2013. Pagina 7-10 (proces-verbaal van bevindingen).
x Pagina 116-119 (proces-verbaal bevindingen kamerhuur). Pagina 94-96 (proces-verbaal van verhoor getuige D. Tol). Verklaring van [B], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 februari 2013.
xi Pagina 94-96 (proces-verbaal verhoor getuige [B]). Pagina 99-100 (proces-verbaal bevindingen). Pagina 101-102 (proces-verbaal verhoor [A]).
xii Pagina 28 (proces-verbaal van aangifte)
xiii Pagina 7-10 (proces-verbaal van bevindingen).
xiv Pagina 11-12 (proces-verbaal van bevindingen). Verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 juni 2012.
xv Pagina 21 (proces-verbaal van bevindingen)
xvi Pagina 14-15 (proces-verbaal van bevindingen)
xvii Pagina 78 (proces-verbaal van bevindingen).
xviii Pagina 44 (proces-verbaal van aanhouding)
xix Pagina 14-15 (proces-verbaal van bevindingen). Pagina 78 (proces-verbaal van bevindingen). Pagina 94-96 (proces-verbaal verhoor getuige [B]). Verklaring getuige [B], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 februari 2013. Pagina 116-119 (proces-verbaal bevindingen kamerhuur). Pagina 33-34 (proces-verbaal van bevindingen). Pagina 37 (proces-verbaal van bevindingen). Pagina 47-50 (proces-verbaal verhoor verdachte). Pagina 51-54 (proces-verbaal verhoor verdachte). Verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 juni 2012.
??
Vonnis inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/693013-12