ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ7795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/757002-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met dodelijke afloop door bestuurder onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, negeerde een rood verkeerslicht en overschreed de maximumsnelheid op de Provinciale weg N201 in Uithoorn. Tijdens een inhaalmanoeuvre verloor hij de controle over zijn voertuig, een Jaguar uit 1977, en kwam met zijn auto in de linkerberm terecht. Dit leidde tot een slip en uiteindelijk tot een rollover van de auto. Tragisch genoeg zat de dochter van de verdachte op de achterbank, en het ongeval resulteerde in haar overlijden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust onaanvaardbare risico's had genomen door in een geagiteerde toestand, onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid te rijden. Dit gedrag werd gekwalificeerd als roekeloos verkeersgedrag, de zwaarste vorm van schuld. De verdachte bekende schuld en nam de volledige verantwoordelijkheid voor zijn daden en de gevolgen daarvan. De rechtbank besloot niet te volgen de LOVS-oriëntatiepunten voor roekeloos rijgedrag, die een jarenlange onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorschrijven, maar legde in plaats daarvan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een geldboete van € 1.000,-. Daarnaast werd de verdachte voor 2 jaar de bevoegdheid ontnomen om motorrijtuigen te besturen.

De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de levens van de betrokkenen, en gaf aan dat het belangrijk is om een signaal af te geven aan de maatschappij over de gevolgen van roekeloos rijgedrag. De uitspraak is een afspiegeling van de noodzaak om recht te doen aan zowel de slachtoffers als de dader in dergelijke tragische situaties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/757002-12
Datum uitspraak: 20 maart 2013
Tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1945],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [plaats].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.C. Velleman en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 maart 2013.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 4 juni 2011 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Provinciale weg N201, zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, zijnde [A] werd gedood;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Provinciale weg N201, komende uit de richting van Amstelveen en gaande in de richting van Mijdrecht;
- terwijl het donker was en/of
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde;
verdachte is, gekomen (ongeveer) ter hoogte van hectometerpaal 39.7, in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (doorgetrokken streep) een voor hem, verdachte, rijdende personenauto in gaan halen terwijl verdachte heeft gereden met een snelheid van tussen ongeveer 87 kilometer per uur en ongeveer 99 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur;
verdachte is daarbij (vervolgens) met de door hem bestuurde personenauto in de, gezien verdachtes (rij)richting, linkerberm terechtgekomen waardoor verdachte de controle over de door hem bestuurde personenauto is verloren;
de door verdachte bestuurde personenauto is vervolgens in een slip geraakt en in de, gezien verdachtes (rij)richting, rechterberm beland;
vervolgens is de door verdachte bestuurde personenauto over de kop geslagen en (vervolgens) op zijn (linker)zijkant terechtgekomen;
hierdoor werd voornoemde [A], welke als passagier op de achterbank van de door verdachte bestuurde personenauto was gezeten, gedood;
verdachte heeft zijn personenauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 4 juni 2011 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Provinciale weg N201, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Provinciale weg N201, komende uit de richting van Amstelveen en gaande in de richting van Mijdrecht;
- terwijl het donker was en/of
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde;
verdachte is, gekomen (ongeveer) ter hoogte van hectometerpaal 39.7, in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (doorgetrokken streep) een voor hem, verdachte, rijdende personenauto in gaan halen terwijl verdachte heeft gereden met een snelheid van tussen ongeveer 87 kilometer per uur en ongeveer 99 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur;
verdachte is daarbij (vervolgens) met de door hem bestuurde personenauto in de, gezien verdachtes (rij)richting, linkerberm terechtgekomen waardoor verdachte de controle over de door hem bestuurde personenauto is verloren;
de door verdachte bestuurde personenauto is vervolgens in een slip geraakt en in de, gezien verdachtes (rij)richting, rechterberm beland;
vervolgens is de door verdachte bestuurde personenauto over de kop geslagen en (vervolgens) op zijn (linker)zijkant terechtgekomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 04 juni 2011 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
De rechtbank leest het in het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vermelde “komende uit de richting van Amstelveen” als “komende uit de richting van Aalsmeer”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde,
op 4 juni 2011 te Uithoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Provinciale weg N201, zich zodanig, te weten roekeloos, heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, zijnde [A] werd gedood;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Provinciale weg N201, komende uit de richting van Aalsmeer en gaande in de richting van Mijdrecht;
- terwijl het donker was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde;
verdachte is, gekomen ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 39.7, in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, doorgetrokken streep, een voor hem, verdachte, rijdende personenauto in gaan halen terwijl verdachte heeft gereden met een snelheid van tussen ongeveer 87 kilometer per uur en ongeveer 99 kilometer per uur;
verdachte is daarbij vervolgens met de door hem bestuurde personenauto in de, gezien verdachtes rijrichting, linkerberm terechtgekomen waardoor verdachte de controle over de door hem bestuurde personenauto is verloren;
de door verdachte bestuurde personenauto is vervolgens in een slip geraakt en in de, gezien verdachtes rijrichting, rechterberm beland;
vervolgens is de door verdachte bestuurde personenauto over de kop geslagen en op zijn linkerzijkant terechtgekomen;
hierdoor werd voornoemde [A], welke als passagier op de achterbank van de door verdachte bestuurde personenauto was gezeten, gedood;
verdachte heeft zijn personenauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde,
op 4 juni 2011 te Uithoorn als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3.2. Nadere overwegingen
De mechanische staat van de auto
De verdachte heeft ter terechtzitting schuld bekend. Hij heeft verklaard dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor zijn dochter [A] om het leven is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet kan ontkennen dat hij op 4 juni 2011 te Uithoorn als bestuurder van zijn, naar eigen zeggen, in perfecte staat verkerende oldtimer personenauto, een Jaguar uit 1977, onder invloed van alcohol en harder dan ter plaatse was toegestaan heeft gereden en vervolgens na een inhaalmanoeuvre met deze auto in de linkerberm terecht is gekomen met alle gevolgen van dien.
Verdachte heeft de rechtbank gewezen op de mogelijkheid dat het gas van zijn Jaguar, personenauto, vlak voor het ongeluk is blijven hangen. Verdachte heeft daartoe naar voren gebracht dat hij ongeveer 6 maanden na het verkeersongeval van [B], een gediplomeerd automonteur, heeft vernomen dat het mogelijk is geweest dat de kabel van het gaspedaal, welke verbonden is met de automatische versnellingsbak, tijdens het (vol) gas geven bij een zogenaamde “kickdown” actie is blijven steken waardoor het gas open bleef staan.
Op vragen van de rechtbank of verdachte deze veronderstelling nader kan onderbouwen heeft verdachte te kennen gegeven dat hij het door [B] toegezegde rapport over de mechanische staat van de Jaguar niet heeft ontvangen, dat de auto is verschroot en niet meer beschikbaar is voor verder onderzoek. Op grond hiervan overweegt de rechtbank dat nu de verdachte geen concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van zijn stelling en deze stelling evenmin steun vindt in de inhoud van het strafdossier, het verweer van verdachte feitelijk onaannemelijk is en derhalve niet kan slagen.
De rechtbank heeft verder bij de beoordeling van dit verweer gelet op de verklaringen van de getuigen [C] en [D]. [C] stond op een kruising voorgesorteerd voor links voor een rood stoplicht te wachten en zag dat - naar later bleek – verdachte met zijn Jaguar met een hoge snelheid om hem heen reed en vervolgens de bocht om naar links door rood reed. De getuige zag dat verdachte flink doorreed en probeerde een andere auto in te halen. De bestuurder van die andere auto, [D], zag op een afstand van ongeveer 150 meter de auto van verdachte met hoge snelheid aan komen rijden en vervolgens vlak achter hem naar links gaan om hem in te halen. Gelet op deze verklaringen is niet aannemelijk geworden dat verdachte pas vlak voor de inhaalmanoeuvre vol gas heeft gegeven en zodoende niet op een andere manier heeft kunnen reageren op een te hoge snelheid. De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte.
Roekeloos
Het juridisch begrip “schuld”, in het kader van de Wegenverkeerswet, houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam handelen. Wanneer sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam handelen en in de zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. Bij de beoordeling of het verkeersgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, zeer onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam of roekeloos is geweest, gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden van het geval.
Bij roekeloosheid, het zwaarste verwijt dat iemand kan worden gemaakt, gaat het om gevallen waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Er is dan niet alleen sprake van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid maar een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen. Op grond van de navolgende feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval met dodelijk afloop heeft plaatsgevonden:
• op de bewuste avond heeft verdachte in een geagiteerde toestand de keuze gemaakt zijn dochter op te halen bij haar vriend;
• verdachte had een (veel) te hoog alcoholpromillage; teruggerekend naar het tijdstip van het ongeval een gehalte van tussen de 1,3 en de 2,1 milligram alcohol per milliliter bloed, waar maximaal een promillage van 0,5 is toegestaan;
• op een kruising, waar een auto voor rood licht stond te wachten, is verdachte met hoge snelheid om deze auto heen de bocht om naar links door rood gereden;
• op de provinciale weg, waar ter plaatse – binnen de bebouwde kom – maximaal 50 kilometer per uur was toegestaan, heeft verdachte bijna twee keer zo hard gereden (tussen de 87 en 99 kilometer per uur);
• op deze rechtdoorgaande provinciale weg heeft verdachte geprobeerd een auto in te halen en daarbij een dubbele doorgetrokken witte streep gepasseerd;
• na het inzetten van deze inhaalmanoeuvre kwam verdachte met zijn linker voorwiel in de linkerberm terecht, geraakte verdachtes auto na het uitsturen in een slip, belandde de auto in de rechterberm en sloeg de auto vervolgens over de kop;
• na het inzetten van de inhaalmanoeuvre en vlak voor het moment dat verdachte met zijn auto in de linkerberm geraakt, passeerde verdachte met zijn auto op een afstand van 2 à 3 meter een groepje fietsers op het naast de provinciale weg gelegen fietspad. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dit groepje fietsers in het geheel niet te hebben gezien.
Al het voorgaande in overweging nemende komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte welbewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen door in een reeds geagiteerde toestand, onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid een auto te besturen en een inhaalmanoeuvre in te zetten daar waar het niet is toegestaan. Verdachte is er op lichtzinnige wijze vanuit gegaan dat deze risico’s zich niet zouden realiseren en de rechtbank gaat er van uit dat het alcoholgebruik ertoe heeft bijgedragen dat verdachte niet in staat is geweest de verkeerssituatie adequaat in te schatten. Dergelijk zeer ernstig onzorgvuldig handelen is als roekeloos verkeersgedrag aan te merken, de zwaarste vorm van schuld.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 primair (roekeloos) en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, een ontzegging van bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren en een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen.
De verdachte heeft als standpunt naar voren gebracht dat hij de eis van de officier van justitie accepteert.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft door zijn roekeloze rijgedrag, zoals hiervoor bewezen is verklaard, een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij zijn dochter van bijna 17 jaar om het leven is gekomen. Verdachte zal moeten leven met de gevolgen van dit ongeval en de wetenschap dat door zijn toedoen zijn dochter, een jonge vrouw in de bloei van haar leven, is overleden.
De rechtbank ziet zich in dergelijke zaken voor de lastige taak gesteld het recht juist toe te passen en een daarbij behorende sanctie op te leggen, zonder afbreuk te doen aan de gevoelens van nabestaanden en rekening houdende met de bestaande gevoelens die dit soort verkeersmisdrijven in de maatschappij teweeg brengen. Daarbij dient aan de ene kant een signaal aan de maatschappij te worden afgegeven dat onvoorzichtig of roekeloos rijgedrag kan leiden tot de dood, ook van een (dierbare) passagier van degene die dit rijgedrag vertoont en dat daarom roekeloos rijgedrag bestraft dient te worden. Anderzijds zal bij strafoplegging rekening moeten worden gehouden met het onherstelbaar leed dat verdachte over zichzelf en zijn echtgenote heeft afgeroepen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank enerzijds gelet op een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 5 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van verkeersdelicten. Anderzijds heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsector (LOVS) betrokken, voor zover die voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze geven voor roekeloos rijgedrag als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.
De rechtbank ziet echter aanleiding hiervan af te wijken. Verdachte heeft ter terechtzitting schuld bekend en blijk gegeven de volledige verantwoordelijkheid voor zijn rijgedrag en de gevolgen van het ongeval te nemen. Het is de rechtbank volkomen duidelijk geworden dat verdachte zichzelf en zijn echtgenote een welhaast ontroostbaar verdriet heeft toegebracht. De tragische afloop van het ongeval heeft een enorm impact op hun leven. De rechtbank acht daarom, alles overwegende, de eis van de officier van justitie passend en geboden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en het feit is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en gevaarlijk heeft ingehaald.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en J.J. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2013.
De jongste rechter is buiten
staat mede te ondertekenen