vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/535402 / KG ZA 13-145 MvW/MRSB
Vonnis in kort geding van 12 maart 2013
1. [eiser 1],
wonende te [plaats],
2. de rechtspersoon naar Spaans recht
NEW FRÍO EJIDO S.L.,
gevestigd te Almería (Spanje),
3. de rechtspersoon naar Spaans recht
FRÍO EXPORT S.L.,
gevestigd te El Ejido (Spanje),
eisers bij gelijkluidende dagvaardingen van 5 en 6 februari 2013,
advocaat dr. mr. C.B. Schutte te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MACRO INVEST B.V.,
gevestigd te Venray, kantoorhoudende te Susteren,
2. [gedaagde 2],
wonende te [plaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VORTEX INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Venlo, kantoorhoudende te Susteren,
advocaat (namens gedaagden 1 tot en met 3) mr. R.B.J.M. van der Linden te Veldhoven,
4. [gedaagde 4],
in zijn hoedanigheid van advocaat,
kantoorhoudende te Roermond,
advocaat mr. E.A.L. van Emden,
gedaagden.
Eisers zullen hierna, waar gezamenlijk bedoeld, worden aangeduid (in enkelvoud) als Frío c.s. Afzonderlijk zullen zij [eiser 1], New Frío en Frío worden genoemd. Gedaagden sub 1 tot en met 3 zullen, waar gezamenlijk bedoeld, worden aangeduid (in enkelvoud) als Macro Invest c.s. Afzonderlijk zullen gedaagden worden aangeduid als Macro Invest, [gedaagde 2], Vortex en mr. [gedaagde 4].
1. De procedure
Ter terechtzitting van 26 februari 2013 heeft Frío c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Frío c.s. en Macro Invest c.s. hebben producties in het geding gebracht. Alle partijen hebben een pleitnotitie overgelegd. De voorzieningenrechter heeft ter zitting het beroep van Macro Invest c.s. op de relatieve onbevoegdheid van de voorzieningenrechter verworpen op gronden zoals hierna onder de beoordeling weergegeven. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren - voor zover van belang - aanwezig namens Frío c.s. mr. Schutte, namens Macro Invest c.s. [A], blijkens overgelegde volmacht gevolmachtigd Macro Invest c.s. te vertegenwoordigen, en mr. Van der Linden en ten slotte mr. [gedaagde 4], bijgestaan door mr. Van Emden.
2. De feiten
2.1. [eiser 1] is 100% aandeelhouder en directeur van New Frío en Frío. Deze vennootschappen zijn transportondernemingen.
2.2. [gedaagde 2] is 100% aandeelhouder en directeur van, onder andere, Vortex. Vortex is bestuurder en enig aandeelhouder van Macro Invest. Ook de Vortex-groep zit in de transportbranche.
2.3. [eiser 1] en [gedaagde 2] zijn in het najaar van 2009 overeengekomen te gaan samenwerken - uiteindelijk - vanuit de door [gedaagde 2] ter beschikking gestelde slapende vennootschap Macro Invest. [gedaagde 2] heeft daartoe, via het inmiddels gefailleerde Vortex Transport Service B.V. (hierna: Vortex Transport), de toenmalig bestuurder en aandeelhouder van Macro Invest, 50% van de aandelen in Macro Invest tegen een vergoeding overgedragen aan New Frío. De andere 50% van de aandelen zijn overgedragen aan Vortex, die tevens als (enig) bestuurder van Macro Invest is benoemd. Macro Invest heeft vervolgens haar naam gewijzigd in “New Frío Ejido B.V.” Hierna zal echter steeds de aanduiding zijn: Macro Invest.
2.4. Frío heeft vanaf de aanvang van de samenwerking in opdracht van Macro Invest transporten verzorgd tussen Nederland en Spanje. Een aanzienlijk aantal van de hiervoor aan Macro Invest verzonden facturen is onbetaald gelaten.
2.5. De samenwerking tussen [eiser 1] en [gedaagde 2] is uiteindelijk spaak gelopen, hetgeen heeft geleid tot een procedure bij de rechtbank Den Bosch. Bij deze procedure waren naast [eiser 1] (als eiser) en [gedaagde 2] (als gedaagde) New Frío en Frío aan de zijde van [eiser 1] partij en Vortex en Vortex Transport aan de zijde van [gedaagde 2]. Macro Invest - toen nog New Frío Ejido B.V. - was bij deze procedure geen partij.
2.6. De rechtbank Den Bosch heeft in deze procedure op 15 augustus 2012 vonnis gewezen. In het vonnis is - voor zover voor deze procedure van belang - de koopovereenkomst van aandelen tussen Vortex Transport en New Frío vernietigd wegens door [gedaagde 2] en Vortex Transport jegens Frío c.s. gepleegd bedrog en zijn [gedaagde 2] en Vortex hoofdelijk veroordeeld aan Frío c.s. een bedrag van EUR 197.554,46, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2010, te voldoen uit hoofde van onbetaald gelaten facturen. Hieromtrent heeft de rechtbank - onder meer - in rechtsoverweging 5.6.1. overwogen:
“Frío c.s. hebben de vordering factuur voor factuur gespecificeerd (…). Vortex c.s. hebben die slechts in algemene termen (…) bestreden zonder per factuur een verweer te formuleren op grond waarvan die factuur niet of niet ten volle verschuldigd zou zijn. Ook het algemene verweer dat Frio Export SL “afspraken niet is nagekomen” (…) hebben Vortex c.s. niet feitelijk onderbouwd: zij stellen niet om welke afspraken dat gaat en op welke concrete punten Frío c.s. daarin is tekortgeschoten. A fortiori blijkt nergens uit dat Frío Export SL in verzuim was met de nakoming van enige verplichting, zoals Frío c.s. aanvoeren (…) Vortex c.s. stellen zelf dat Frío Export SL nooit in gebreke is gesteld “omdat daartoe geen contractuele verhouding aanwezig was (…).” Dan kan daarin geen grond gevonden worden om de facturen van Frío Export SL niet te betalen.
Het vaag gebleven verwijt dat de afwikkeling van transporten bijzonder traag ging (…) moge reden gegeven hebben om betaling uit te stellen tot die afwikkeling had plaatsgevonden, maar zonder nadere specificatie en toelichting, welke ontbreken, valt niet in te zien dat op die grond alle in de specificatie genoemde facturen, waarvan het merendeel (105 van de in totaal 154 facturen) van vóór 1 mei 2010 dateert, medio 2010 niet betaald hadden hoeven te zijn. (…)”
2.7. [gedaagde 2] en Vortex hebben tegen het vonnis van 15 augustus 2012 hoger beroep ingesteld.
2.8. Macro Invest heeft op 10 januari 2013 verlof gevraagd van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg om ten laste van Frío c.s. beslag te mogen leggen onder een aantal in het beslagrekest genoemde rechtspersonen, waaronder de stichting Stichting Beheer Derdengelden Schutte Heide-Jørgensen Advocaten, gevestigd te Amsterdam (hierna: de Stichting). Mr. Schutte is verbonden aan het advocatenkantoor ten behoeve waarvan de Stichting een derdengeldrekening aanhoudt.
2.9. Macro Invest c.s. heeft in het beslagrekest aan haar vordering op Frío c.s. kort gezegd ten grondslag gelegd dat Frío tekort is geschoten in haar verplichtingen die voortvloeiden uit de samenwerking tussen partijen door meermaals onvoldoende vrachtwagens ter beschikking te stellen en voor haar werkzaamheden structureel te laat te factureren, waardoor Macro Invest ook niet tijdig aan haar verplichtingen jegens Frío kon voldoen. Macro Invest c.s. stelt dat Frío c.s. aansprakelijk is voor de dientengevolge geleden schade. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft het gevraagde verlof bij beschikking van 10 januari 2013 verleend, met begroting van de vordering op EUR 270.000,- inclusief rente en kosten.
2.10. [gedaagde 2] heeft op 11 januari 2013 ter voldoening aan de in het vonnis van 15 augustus 2012 van de rechtbank Den Bosch onder andere aan hem opgelegde betalingsverplichting een bedrag van EUR 215.750,08 op de derdengeldrekening van het kantoor van mr. Schutte voldaan. Op diezelfde morgen heeft Macro Invest krachtens het verleende beslagverlof van 10 januari 2013 onder de Stichting beslag gelegd (kort gezegd) op alle aan Frío c.s. toebehorende gelden en vorderingen. Het beslag heeft doel getroffen tot de door [gedaagde 2] voldane geldsom.
2.11. De overige op grond van het beslagverlof van 10 januari 2013 gelegde beslagen hebben geen doel getroffen.
3.1. Frío c.s. vordert samengevat -
I. dat de door Macro Invest op grond van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg op 10 januari 2013 gegeven verlof gelegde beslagen met onmiddellijke ingang worden opgeheven,
II. dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld aan Frío c.s. te voldoen de wettelijke rente over EUR 215.750,08 vanaf 14 januari 2013 tot aan de dag dat het beslag dat onder de Stichting is gelegd is opgegeven,
III. dat gedaagden wordt verboden - op straffe van verbeurte van een dwangsom - ten laste van Frío c.s. nieuwe beslagen te (doen) leggen, althans om beslagrekesten in te dienen zonder daarbij het vonnis van de rechtbank Den Bosch van 15 augustus 2012 en dit vonnis over te leggen, en
IV. dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van deze uitspraak tot aan de dag der voldoening.
3.2. Frío c.s. legt aan haar vordering - samengevat - het volgende ten grondslag. Het bedrag waarvoor het beslag onder de Stichting heeft doel getroffen, betreft een betaling die op dezelfde morgen door [gedaagde 2] is gedaan ter voldoening van de - onder andere - aan hem in het vonnis van 15 augustus 2012 ten behoeve van Frío c.s. opgelegde betalingsverplichting. In dat vonnis heeft de rechtbank onder meer een (afwijzend) oordeel gegeven over de stelling, die Macro Invest aan haar beslagrekest ten grondslag heeft gelegd, te weten dat Frío c.s. in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen jegens Macro Invest. Dit oordeel was voor de beoordeling van het beslagrekest van belang geweest. Op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) had Macro Invest, welke rechtspersoon redelijkerwijs met de inhoud van het vonnis van 15 augustus 2012 bekend mag worden verondersteld, het vonnis van 15 augustus 2012 dan ook ter kennis van de verlofrechter moeten brengen. Nu Macro Invest dit heeft nagelaten dienen, zo volgt ook uit artikel 21 Rv en de beslagsyllabus, de gelegde beslagen reeds om deze reden te worden opgeheven.
De beslagen zijn daarnaast summierlijk ondeugdelijk. Macro Invest c.s. heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat Frío c.s. haar verplichtingen jegens Macro Invest niet zou zijn nagekomen. De beslagen dienen op grond van artikel 705 Rv ook om deze reden te worden opgeheven.
Macro Invest c.s. dient de (vertragings)schade te vergoeden die is ontstaan door het beslag. Deze schade bestaat uit de wettelijke rente over de geldsom totdat het beslag is opgeheven. Ook mr. [gedaagde 4] kan tot vergoeding van de schade worden aangesproken aangezien hij wist dat Macro Invest enkel beslag heeft gelegd op de derdengeldrekening om te voorkomen dat de betaling door [gedaagde 2] daadwerkelijk aan Frío c.s. ter beschikking werd gesteld.
Frío c.s. heeft belang bij een verbod aan gedaagden opnieuw beslag jegens haar te leggen. Gebleken is immers dat het gedaagden niet te ver gaat oneigenlijke middelen aan te grijpen om te voorkomen dat Frío c.s. krijgt wat haar toekomt. De vorderingen zijn derhalve alle toewijsbaar, aldus - steeds - Frío c.s.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Op dit verweer zal in het hiernavolgende voor zover van belang nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Macro Invest c.s. heeft een beroep gedaan op de (relatieve) onbevoegdheid van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter ontleent in dit geval bevoegdheid aan artikel 102 Rv. Dit artikel bepaalt dat in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad mede bevoegd is de rechter van de plaats waar het schadetoebrengende feit zich heeft voorgedaan. Indien Macro Invest op ondeugdelijke gronden ten laste van Frío c.s. beslag heeft gelegd onder de Stichting, gevestigd te Amsterdam, heeft zij daarmee onrechtmatig jegens Frío c.s. gehandeld. Het schadetoebrengende feit doet zich dan in Amsterdam voor, zodat de voorzieningenrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat in het onderhavige geval, anders dan Macro Invest c.s. heeft betoogd, tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen (zie artikel 107 Rv). De voorzieningenrechter komt thans tot een (inhoudelijke) beoordeling van de vorderingen.
4.3. Artikel 21 Rv legt op partijen de verplichting de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien een der partijen aan deze verplichting niet voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hem geraden voorkomt. De nauwgezette naleving van de in artikel 21 Rv neergelegde verplichting is met name van belang bij procedures als een beslagrekest, waarbij immers de gerekwestreerde (in beginsel) niet wordt gehoord. Dit laatste brengt met zich dat van de verzoeker in dergelijke procedures kan worden verlangd dat hij melding maakt van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak. Misleiding door onvoldoende toelichting in het beslagrekest kan de voorzieningenrechter reden geven om een beslagverlof te weigeren of om een latere vordering tot opheffing van het beslag reeds om die reden toe te wijzen (gerechtshof Amsterdam 22 november 2011, LJN: BV7108 en gerechtshof Amsterdam, 10 januari 2012, LJN: BV0477).
4.4. Macro Invest heeft aan haar beslagrekest ten grondslag gelegd dat Frío is tekortgeschoten in een aantal van haar verplichtingen jegens Macro Invest, voortvloeiend uit de (inmiddels beëindigde) samenwerking. [gedaagde 2] en Vortex hebben zich, zo blijkt uit het vonnis van 15 augustus 2012, in de procedure bij de rechtbank Den Bosch (sedert 1 januari 2013 de rechtbank Oost-Brabant) ook op deze grond tegen betaling van de onbetaald gelaten facturen verweerd. De rechtbank heeft dat verweer verworpen (zie bij de feiten onder 2.6) kort gezegd omdat het verweer dat Frío “afspraken niet is nagekomen” onvoldoende feitelijk is onderbouwd en daarnaast het vaag gebleven verwijt dat de afwikkeling van de transporten bijzonder traag ging wellicht reden was geweest om betaling uit te stellen, maar, bij gebreke van een nadere specificatie en toelichting, niet om deze blijvend aan Frío te onthouden. Voldoende aannemelijk is dat dit oordeel gelet op de overeenkomsten tussen het verweer in de bodemprocedure en de aan de vordering in het beslagrekest ten grondslag gelegde stelling voor de verlofrechter van belang zou zijn geweest.
4.5. Ook is voldoende aannemelijk dat Macro Invest met de inhoud van het vonnis van 15 augustus 2012 bekend was, alhoewel zij bij die procedure geen procespartij was. Dit is ten eerste aannemelijk nu mr. [gedaagde 4], die namens Macro Invest het beslagrekest heeft ingediend, ook als advocaat namens [gedaagde 2], Vortex en het inmiddels gefailleerde Vortex Transport is opgetreden in de procedure tegen Frío c.s. bij de rechtbank Den Bosch. Ten tweede is dit aannemelijk aangezien een van de onderwerpen van de procedure de tussen Vortex Transport en New Frío gesloten koopovereenkomst van 50% van de aandelen in Macro Invest betrof. Doorslaggevend is echter dat Macro Invest wordt bestuurd door Vortex, dat wordt bestuurd en volledig in handen is van [gedaagde 2]. Hieruit volgt dat de wetenschap van [gedaagde 2] met de inhoud van het vonnis van 15 augustus 2012 gelijkgesteld kan worden met de wetenschap daarvan van Macro Invest.
4.6. Nu de rechtbank zich in het vonnis van 15 augustus 2012 afwijzend heeft uitgelaten over dezelfde stelling als Macro Invest aan het beslagrekest ten grondslag heeft gelegd en Macro Invest geacht moet worden van de inhoud van dat vonnis op de hoogte te zijn geweest, had Macro Invest dat vonnis bij het beslagrekest moeten overleggen. Dat klemt temeer nu het verweer van Macro Invest c.s. dat de voorzieningenrechter, ware die wel van het vonnis van 15 augustus 2012 op de hoogte geweest, het beslagverlof evenzeer zou hebben verleend, niet kan worden gevolgd. Het enkele feit dat Frío c.s. in Spanje woont of is gevestigd maakt niet aannemelijk dat de voorzieningenrechter het verlof in weerwil van het oordeel van de rechtbank Den Bosch over de stellingen van [gedaagde 2] en Vortex zou hebben verleend. Voorts speelt een rol dat ook in het beslagrekest de feitelijke onderbouwing van de vordering summier is (zie hierna onder 4.7. en 4.8.). Door na te laten het vonnis van 15 augustus 2012 bij het beslagverlof over te leggen heeft Macro Invest gehandeld in strijd met artikel 21 Rv. De voorzieningenrechter zal in dit geval daaraan het gevolg verbinden dat de beslagen moeten worden opgeheven.
4.7. Bovendien moet worden geconcludeerd dat de gelegde beslagen summierlijk ondeugdelijk zijn. De stelling dat Frío tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen is onderbouwd met een foto van een flip-over waarop de afspraken van partijen zouden zijn vastgelegd alsmede met een tweetal verklaringen van [B], enig werknemer van Macro Invest/New Frío Ejido B.V. ten tijde van de samenwerking, en [C], werkzaam bij Vortex en belast met de algehele leiding over het kantoor. Deze stukken bieden evenwel onvoldoende steun, gelet op het reeds door de bodemrechter over deze stelling gegeven oordeel, zodat de vordering van Macro Invest onvoldoende aannemelijk is.
4.8. Gelet op de betrokkenheid van [B] en [C] bij de organisatie van [gedaagde 2] moet aan hun verklaringen een zekere mate van partijdigheid worden toegedicht. Dat wordt onderstreept door de omstandigheid dat in beide verklaringen een rapport van 7 december 2010 van de door Frío c.s. ingeschakelde registeraccountant [D] (productie 1 aan de zijde van Macro Invest c.s.), waarin de resultaten van een onderzoek naar de financiële toestand bij New Frío Ejida B.V./Macro Invest zijn neergelegd, slechts wordt geciteerd voor zover dat in het voordeel van Macro Invest c.s. werkt. Zo wordt bijvoorbeeld de voor Macro Invest c.s. nadelige conclusie, dat Frío gedurende de samenwerking later werd betaald dan overige crediteuren terwijl de aan Vortex maandelijks verschuldigde managementfee werd voldaan vóórdat deze opeisbaar werd, achterwege gelaten. Deze partijdigheid maakt dat van Macro Invest c.s. verlangd had mogen worden dat zij de verklaringen van [B] en [C] had onderbouwd met objectieve gegevens. Dit is niet, althans onvoldoende gebeurd. Een foto van een flip-over waarop schetsmatig de beweerdelijk tussen Frío c.s. en Macro Invest c.s. gemaakte afspraken zouden zijn weergegeven is daartoe onvoldoende. Het door [B] in zijn verklaring aangekondigde Excel-sheet waaruit zou blijken dat Frío vaak niet in staat was de benodigde vrachtwagens aan te bieden en veelvuldig te laat aan Macro Invest factureerde is niet aan het beslagrekest gehecht en overigens ook in deze procedure niet geproduceerd.
4.9. De conclusie is dan ook dat de beslagen ook moeten worden opgeheven op grond van het bepaalde in artikel 705 Rv.
4.10. Macro Invest is aansprakelijk voor de door Frío c.s. ten gevolge van het onder de Stichting gelegde beslag geleden schade. Deze schade betreft vermogensschade (ex artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW)) en bestaat eruit dat Frío c.s. niet over het bedrag heeft kunnen beschikken vanaf de dag van betaling aan de Stichting. Deze schade zal worden gelijkgesteld met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De vordering onder II. is derhalve jegens Macro Invest toewijsbaar.
4.11. Ook [gedaagde 2] en Vortex zijn aansprakelijk voor de door het beslag onder de Stichting aan Frío c.s. veroorzaakte schade. Aangezien het vonnis van 15 augustus 2012 geacht kan worden bekend te zijn geweest bij [gedaagde 2] en Vortex kan hen er als (direct en indirect) bestuurder van Macro Invest, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, (persoonlijk) een ernstig verwijt van worden gemaakt dat het beslag ten onrechte is gelegd. Daarmee is de vordering onder II. ook jegens [gedaagde 2] en Vortex toewijsbaar.
4.12. Macro Invest c.s. heeft terecht aangevoerd dat mogelijk is dat de Stichting aan Frío c.s. een rente verschuldigd is over het door [gedaagde 2] op de derdengeldrekening ten behoeve van Frío c.s. voldane bedrag. Voor zover dit het geval is, dient deze rente in mindering te worden gebracht op de rente die door Macro Invest c.s. aan Frío c.s. dient te worden vergoed.
4.13. De vordering onder II. is jegens mr. [gedaagde 4] niet toewijsbaar. Aan een advocaat komt een grote beleidsvrijheid toe bij de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt vertegenwoordigt. Hoewel het vonnis van 15 augustus 2012 in het beslagrekest had moeten zijn vermeld, gaat het te ver om te oordelen dat mr. [gedaagde 4] jegens Frío c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Evenmin is gebleken dat mr. [gedaagde 4] op andere gronden aansprakelijk zou zijn voor de door Frío c.s. gestelde schade.
4.14. Gedaagden zullen voorts worden veroordeeld in de toekomst bij een hernieuwd beslagverzoek gericht tegen Frío c.s. het vonnis van 15 augustus 2012 en dit vonnis aan de verlofrechter over te leggen. Voor wat betreft mr. [gedaagde 4] zal hieraan de voorwaarde worden verbonden dat dit voor hem alleen geldt als hij optreedt namens [gedaagde 2], althans voor één van de aan hem gelieerde vennootschappen. Gedaagden weten thans dat aan de beslaglegging door Macro Invest formele en inhoudelijke gebreken hebben gekleefd. Van hen kan dan ook worden verlangd dat een volgende beslaglegging niet dezelfde gebreken bevat. Een algeheel verbod om ten laste van Frío c.s. beslag te leggen gaat evenwel te ver, omdat de voorzieningenrechter niet kan overzien of Macro Invest c.s. haar vordering op Frío c.s. niet alsnog deugdelijk weet te onderbouwen dan wel op andere gronden vorderingen op Frío c.s. aannemelijk zal weten te maken. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.
4.15. Macro Invest c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Frío c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 92,82
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.497,82
4.16. Nu Frío c.s. en mr. [gedaagde 4] over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op de door Macro Invest op grond van het op 10 januari 2013 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg gegeven beslagverlof gelegde beslagen,
5.2. veroordeelt Macro Invest c.s. hoofdelijk aan Frío c.s. te voldoen de wettelijke rente over een bedrag van EUR 215.750,08, van 14 januari 2013 tot heden, te verminderen met elke rente die de Stichting over dit bedrag aan Frío c.s. dient te vergoeden,
5.3. veroordeelt Macro Invest c.s. het vonnis van 15 augustus 2012 en dit vonnis bij elk ten laste van Frío c.s. in te dienen beslagrekest over te leggen,
5.4. veroordeelt mr. [gedaagde 4], voor zover hij als advocaat optreedt namens [gedaagde 2] en/of een aan hem gelieerde vennootschap, het vonnis van 15 augustus 2012 en dit vonnis bij elk toekomstig beslagrekest ten laste van Frío c.s. over te leggen,
5.5. veroordeelt Macro Invest c.s. om aan Frío c.s. een dwangsom te betalen van EUR 100.000,- voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.3. uitgesproken veroordeling voldoet,
5.6. veroordeelt mr. [gedaagde 4] c.s. om aan Frío c.s. een dwangsom te betalen van EUR 100.000,- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.4. uitgesproken veroordeling voldoet,
5.7. veroordeelt Macro Invest c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Frío c.s. tot op heden begroot op EUR 1.497,82, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8. veroordeelt Macro Invest c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Macro Invest c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.9. compenseert de proceskosten tussen Frío c.s. en mr. [gedaagde 4] in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.11. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2013.?