Parketnummer: 13/676575-12
Datum uitspraak: 14 februari 2013
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer (Europese kamer strafrecht en mensenrechten) in de strafzaak tegen:
geboren te [plaats] op [1981],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] te [plaats],
gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting], Huis van Bewaring "[locatie]" te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is - na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] e.v. [B] en/of [C] heeft gedwongen tot het openen van een kluis(deur) en/of (tijd)slot en/of de afgifte van een (kluis) code en/of een pincode en/of één of meerdere geldbedrag(en) van achtduizend (8.000,00) euro (geldlade(n)) en/of vijfenzestigduizend (65.000,00) euro (sealbags/waardezakken) en/of (in totaal) (ongeveer) vijfentachtigduizend (85.000,00) euro, in elk geval van enig(e) geldbedrag(en)
en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Sligro B.V. (filiaal van der Madeweg, perceelnummer 39), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar (de ruimte waarin) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] (zich bevonden) heeft/hebben begeven en/of is/zijn genaderd en/of- voornoemde [A] e.v. [B] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of
- duidelijk zichtbaar voor voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of aan voornoemde [B] e.v. [A] en/of [C] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- (daarbij) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben gesommeerd de kluisruimte binnen te gaan en/of
- (vervolgens) voornoemde [A] e.v. [B] heeft/hebben geduwd (waardoor deze ten val is gekomen) en/of voornoemde [C] heeft/hebben gesommeerd (op zijn knieën) op de grond te gaan zitten en/of
- (daarbij) dreigend aan voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Wij komen niet voor jou, alleen maar voor het geld". "Doe wat je wordt gezegd en er gebeurt niets, we komen niet voor jou" en/of "Ga op de grond liggen, kijk de andere kant op", althanswoorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (meerdere malen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de/het licha(a)m(en), althans in de richting van (het lichaam) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) tegen voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd; "Maak die kluis open" en/of "Voer de code in! Wat is dat voor tijd, voer de goede code in", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
(Artikel 317 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedrag(en) van achtduizend (8.000,00) euro (geldlade(n)) en/of vijfenzestigduizend (65.000,00) euro (sealbags/waardezakken) en/of (in totaal) (ongeveer) vijfentachtigduizend
(85.000,00) euro, enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Sligro B.V. (filiaal Van der Madeweg, perceelnummer 39), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A] e.v. [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar (de ruimte waarin) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] (zich bevonden) heeft/hebben begeven en/of is/zijn genaderd en/of - voornoemde [A] e.v. [B] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of
- duidelijk zichtbaar voor voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of aan voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- (daarbij) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben gesommeerd de kluisruimte binnen te gaan en/of
- (vervolgens) voornoemde [A] e.v. [B] heeft/hebben geduwd (waardoor
deze ten val is gekomen) en/of voornoemde [C] heeft/hebben
gesommeerd (op zijn knieën) op de grond te gaan zitten en/of
- (daarbij) dreigend aan voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] de woorden: "Wij komen niet voor jou, alleen maar voor het geld". "Doe wat je wordt gezegd en er gebeurt niets, we komen niet voor jou" en/of "Ga op de grond liggen, kijk de andere kant op", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking heeft/hebben toegevoegd
en/of
- (meerdere malen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de/het licha(a)m(en), althans in de richting van (het lichaam) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden
en/of
- (daarbij) tegen voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd; "Maak die kluis open" en/of "Voer de code in! Wat is dat voor tijd, voer de goede code in", althans (telkens) woorden van die gelijke aard en/of strekking;
(Artikel 312 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [A] e.v. [B] en/of [C], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich naar de ruimte waarin voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] zich bevonden begeven en/of
- gedurende vijf (5) minuten, althans gedurende enkele minuten voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] (tegen diens wil) belet voornoemde ruimte te verlaten
en/of
- (daarbij) duidelijk zichtbaar voor voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vastgehouden en/of aan voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] getoond en/of voorgehouden en/of (meerdere malen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de/het licha(a)m(en), althans in de richting van (het lichaam) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) (tegen diens wil) voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] gesommeerd de kluisruimte binnen te gaan en/of
- (vervolgens) (tegen diens wil) voornoemde [A] e.v. [B] geduwd (waardoor deze ten val is gekomen) en/of voornoemde [C] gesommeerd (op zijn knieën) op de grond te gaan zitten en/of
- (daarbij) dreigend aan voornoemde [A] e.v. [B] en/of [C] de woorden: "Wij komen niet voor jou, alleen maar voor het geld". "Doe wat je wordt gezegd en er gebeurt niets, we komen niet voor jou" en/of "Ga op de grond liggen, kijk de andere kant op", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking toegevoegd.
(Artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2012 tot en met 06 augustus 2012, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te één of meerdere geldbedrag(en) van achtduizend (8.000,00) euro en/of vijfenzestigduizend (65.000,00) euro en/of vijfduizendzeshonderdvijftig (5.650,00) euro en/of (in totaal) (ongeveer) vijfentachtigduizend (85.000,00) euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en) van achtduizend (8.000,00) euro en/of vijfenzestigduizend (65.000,00) euro en/of vijfduizendzeshonderdvijftig
(5.650,00) euro en/of (in totaal) (ongeveer) vijfentachtigduizend (85.000,00) euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
(Artikel 420bis/420quater Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 april 2012 tot en met 27 april 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (chasisnummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D] en/of [E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s).
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 april 2012 tot en met 25 juni 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (chassisnummer [nummer]) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.
(Artikel 416/417bis juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juni 2012 tot en met 13 juni 2012 te Bloemendaal en/of Overveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (chasisnummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F] en/of Lease-Performance B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juni 2012 tot en met 25 juni 2012 te Bloememdaal en/of Overveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (chassisnummer [nummer]) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
(Artikel 416/417bis juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) heeft bij politieverhoor van 10 augustus 2012 bekend dat hij op 25 juni 2012 een overval heeft gepleegd op de Sligro te Duivendrecht met een andere jongen, wiens naam hij niet wilde noemen. Op 4 september 2012 heeft [medeverdachte] laten weten schoon schip te willen maken en precies te willen vertellen hoe alles gelopen was. Daarbij zou hij ook namen noemen van de mededaders.
Bij politieverhoren van 6 september 2012 en 8 oktober 2012 heeft [medeverdachte] onder andere verklaard dat verdachte [verdachte] hem twee weken voor 25 juni 2012 heeft voorgesteld om met medewerking van iemand die "daar binnen" (de rechtbank begrijpt: bij Sligro) werkt, een diefstal te plegen zonder geweld of pistool. Op 25 juni 2012 zou [medeverdachte] samen met verdachte [verdachte] de overval bij Sligro hebben gepleegd.
Bij brief van 17 oktober 2012 heeft de raadsman van verdachte aan de rechter-commissaris verzocht om verhoor van [medeverdachte]. Verder heeft de raadsman verzocht om verhoor van een zekere "[G]" en een NN-man 4688 (bedoeld is kennelijk: 4686), die hadden deelgenomen aan twee afgeluisterde telefoongesprekken die in de visie van het openbaar ministerie belastend zijn voor verdachte. Aldus wilde de raadsman contextinformatie krijgen en inzicht krijgen in de redenen van wetenschap van de gespreksdeelnemers. Bij brief van gelijke datum aan de officier van justitie heeft de raadsman verzocht om nadere gegevens betreffende [H] en [J], wier namen in het onderzoek op belastende wijze naar voren zouden zijn gekomen.
Ter terechtzitting van 7 november 2012 heeft de raadsvrouw van [medeverdachte] laten weten dat deze zich als getuige op zijn verschoningsrecht zou beroepen. De raadsman heeft bij die gelegenheid verzocht [medeverdachte] als getuige ter terechtzitting te horen, met welk verzoek de officier van justitie heeft ingestemd en waarna de rechtbank het verzoek heeft toegewezen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de getuigen [G] en van NN-man 4688 na grondig onderzoek onvindbaar waren gebleven.
Ter terechtzitting van 31 januari 2013 is [medeverdachte] als getuige onder ede gehoord. Hij heeft verklaard dat hij tijdens de politieverhoren van 6 september 2012 en 8 oktober 2012 de waarheid heeft gesproken. [medeverdachte] heeft geweigerd vragen van de rechtbank en van de raadsman van verdachte over de identiteit van zijn mededader bij de overval te beantwoorden, volgens de raadsman van [medeverdachte] omdat "praten" niet zou worden gewaardeerd in diens omgeving.
De rechtbank heeft [medeverdachte] vervolgens voorgehouden dat hij op het punt van de identiteit van zijn mededader geen verschoningsrecht heeft, nu hij door het noemen van diens naam zich niet zou blootstellen aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling (art 219 Sv.) en het louter onthullen van de identiteit van zijn mededader zijn eigen strafrechtelijke positie niet zou verzwakken. De officier van justitie heeft aan [medeverdachte] voorgehouden dat hij op grond van artikel 192 Sr strafbaar zou zijn als hij de desbetreffende vraag niet beantwoordde. Desondanks is [medeverdachte] weigerachtig gebleven om de identiteit van zijn mededader te noemen.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
Volgens het openbaar ministerie kunnen de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen. Door een veroordeling mede op basis van de verklaringen van [medeverdachte] wordt artikel 6 EVRM niet geschonden. Weliswaar heeft de verdediging [medeverdachte] niet effectief kunnen ondervragen, maar er is zoveel steunbewijs voor zijn verklaringen dat alleen die verklaringen de uitkomst van het proces niet bepalen. Verdachte vertoont een sterke gelijkenis met de persoon met het wapen op de beelden van de overval. Hij wordt genoemd in twee tapgesprekken met als deelnemer een persoon met wie zowel verdachte als [medeverdachte] regelmatig contact hadden. Twee getuigen bij wie hij een auto heeft gekocht herkennen hem van die camerabeelden. Verdachte rende weg bij zijn aanhouding. Van anderen ([K], [H], [J], [G] en [L]) kan de betrokkenheid niet worden vastgesteld. Verdachte wordt als dader genoemd in CIE-informatie die als betrouwbaar is beoordeeld. Ten slotte heeft verdachte de verdenking niet weerlegd. Verder is een eerlijke en zuivere beoordeling van de betrouwbaarheid van zijn bij de politie afgelegde verklaringen mogelijk.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak. Nu de verdediging geen afdoende en passende gelegenheid heeft gehad om [medeverdachte] als getuige te horen en niet is gebleken dat [medeverdachte] een aanvaardbare reden had om zich niet als getuige te laten ondervragen, moeten zijn verklaringen zonder meer van het bewijs worden uitgesloten. De vraag of de verklaringen van [medeverdachte] in belangrijke mate worden ondersteund door ander bewijsmateriaal komt in die situatie niet meer aan de orde. Subsidiair stelt de verdediging dat van een toereikende ondersteuning door ander bewijsmateriaal geen sprake is, nu de verklaringen van [medeverdachte] het enige bewijsmiddel vormen waaruit betrokkenheid van verdachte bij de overval rechtstreeks kan blijken. Bepaalde tapgesprekken zouden van het bewijs moeten worden uitgesloten nu de verdediging de deelnemers aan die gesprekken niet heeft kunnen ondervragen en het openbaar ministerie zich onvoldoende heeft ingespannen om hun identiteit te achterhalen. Bij gebreke van contextuele informatie en inzicht in de redenen van wetenschap van de gespreksdeelnemers zou de materiële bewijskracht van de tapgesprekken voorts verwaarloosbaar zijn. Aan de herkenningen van verdachte op de camerabeelden door de getuigen [M] en [N] kleven zoveel gebreken dat deze geen bewijswaarde hebben. Daarbij is ook van belang dat meerdere getuigen verdachte op de camerabeelden niet herkennen of in de bewuste persoon juist een ander herkennen. Ook de aankoop van een Audi A2 bij [M] en [N] biedt geen steun voor cruciale onderdelen van de belastende verklaringen van [medeverdachte]. Ten slotte acht de verdediging de verklaringen van [medeverdachte] inhoudelijk onbetrouwbaar.
Voor zover de rechtbank niet tot vrijspraak zou komen heeft de raadsman gevraagd om het horen van de [J] als getuige, nader onderzoek naar de identiteit van "[G]" en een betrouwbaarheidsonderzoek naar de herkenningen van verdachte door de getuigen [M] en [N].
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Het debat spitst zich toe op de vraag of de verklaringen van [medeverdachte] in de zaak tegen verdachte voor het bewijs mogen worden gebruikt.
Allereerst wordt vastgesteld dat de verdediging [medeverdachte] niet effectief heeft kunnen ondervragen over diens, voor verdachte belastende, verklaringen, met name die van 6 september 2012 en 8 oktober 2012. Weliswaar heeft [medeverdachte] ter terechtzitting van 31 januari 2013 onder ede bevestigd, meer in het algemeen, dat hij in zijn verklaringen afgelegd bij de politie op 6 september 2012 en 8 oktober 2012 de waarheid heeft verklaard, maar meer specifiek daarnaar gevraagd heeft hij bij die gelegenheid met een beroep op zijn verschoningsrecht geweigerd vragen over de identiteit van zijn mededader te beantwoorden.
Als een getuige buiten de terechtzitting een belastende verklaring omtrent een andere verdachte heeft afgelegd en, ter terechtzitting als getuige opgeroepen weigert antwoord te geven op hem dienaangaande gestelde vragen, heeft de verdachte niet zijn ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6, lid 3, EVRM kunnen uitoefenen. In een dergelijk geval is gebruik van de eerder afgelegde politieverklaring van de getuige ten laste van de verdachte eerst dan niet in strijd met het recht op een eerlijk proces, indien de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van diens verklaring die door de verdachte zijn betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071, Vidgen en HR 29 januari 2013, LJN BX5539.
In het onderhavige geval is geen sprake van een situatie waarin aan de verdediging een ondervragingsgelegenheid is onthouden of waarin de rechtbank dit ondervragingsrecht heeft beperkt. Ware dit het geval, dan zou in de eerste plaats de vraag moeten worden beantwoord of er voor die onthouding of beperking voldoende reden was. Iets dergelijke is echter niet aan de orde. De getuige is ter zitting opgeroepen en verschenen en de rechtbank heeft zich, zoals door de raadsman is erkend, zoveel als redelijkerwijze mogelijk ingespannen om de getuige ertoe te brengen, vragen van de raadsman te beantwoorden. De getuige heeft in aanwezigheid van verdachte en de raadsman onder ede bevestigd dat hij bij de politie naar waarheid had verklaard. Hij heeft nog enkele andere vragen beantwoord. De getuige heeft echter geen vragen over de identiteit van zijn mededader en diens handelingen willen beantwoorden.
In die situatie dient in de eerste plaats te worden bezien of de verklaringen van [medeverdachte] in voldoende mate worden ondersteund door bewijsmiddelen die betrekking hebben op het onderdeel dat verdachte betwist, te weten het feit dat hij bij de overval de mededader van [medeverdachte] was. Bewijsmateriaal dat de verklaringen van [medeverdachte] op andere punten ondersteunt is in dit verband niet van wezenlijk belang.
Ter terechtzitting zijn camerabeelden van de overval vertoond. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat de op die beelden waar te nemen mededader van [medeverdachte] op enkele punten (diens lichaamslengte, zijn ingevallen gezicht) een zekere gelijkenis vertoont met verdachte, maar verdachte op die beelden niet stellig herkent. Dit zo zijnde hecht de rechtbank geen waarde aan de herkenning van verdachte door de getuigen [M] en [N], nu onvoldoende duidelijk is geworden op welke specifieke aspecten van dezelfde camerabeelden dezen hun herkenning baseren. In dit verband heeft de raadsman er terecht op gewezen dat uit de desbetreffende processtukken kan worden afgeleid dat [M] en [N] gezamenlijk naar de beelden hebben gekeken en daarover vervolgens eveneens gezamenlijk een verklaring hebben afgelegd. Dit is een wijze van rechercheren die zich niet verdraagt met de regelen der kunst op dit gebied. De stelligheid van hun herkenning wordt bovendien ondermijnd door het feit dat volgens getuige [O] haar vriendin [P] op die beelden [J] als tweede overvaller heeft herkend, en dat getuige [O] zelf, toen diens naam was genoemd, eveneens meende [J] te herkennen, in het bijzonder aan zijn 'loopje'. De camerabeelden bieden weliswaar enige ondersteuning aan de verklaring van [medeverdachte] over het mededaderschap van verdachte, maar niet voldoende in de zin van eerdergenoemd arrest van de Hoge Raad. De vraag is of er nog ander steunbewijs is.
Behalve de camerabeelden bevinden zich in het dossier als mogelijk steunbewijs twee tapgesprekken d.d. 6 augustus 2012 van "[G]" met een persoon, aangeduid als NN-man 4686i. Hierin wordt gesproken over een gebeurtenis waarvan beelden op internet staan, en waarover volgens [Q] (de rechtbank begrijpt: de vriendin van [medeverdachte]) "begin juni flyers zijn uitgedeeld, terwijl hun gezicht bloot was, met een muts, en dat hij en die [verdachte] naar binnen zijn gegaan. [verdachte] was met hem mee." Niet kan worden uitgesloten dat dit gesprek over de overval bij de Sligro gaat. Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] verklaard dat hij de deelnemers aan het gesprek kent maar dat hij met hen niet over de overval heeft gesproken. Daarmee blijven de redenen van wetenschap van [G] en NN-man 4686 onduidelijk. Dit zo zijnde leveren de taps bij de huidige stand van zaken onvoldoende aanvullend steunbewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
De aankoop van de Audi A2 zou in algemene zin iets kunnen zeggen over het feit dat verdachte enkele weken na de overval over middelen waarvan hij de herkomst niet kan verklaren beschikte, maar vormt geen direct steunbewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de overval. Het weglopen door verdachte bij aanhouding duidt weliswaar op de wens afstand te houden van de politie, maar niet noodzakelijkerwijs op zijn betrokkenheid bij de overval op de Sligro.
CIE-informatie is niet bestemd om voor bewijs te dienen en zal door de rechtbank ook in dit verband buiten beschouwing worden gelaten.
Gelet op het voorgaande moeten de politieverklaringen van [medeverdachte], met name die van 6 september 2012 en 8 oktober 2012 als beslissend (solely or to a decisive extent) omtrent de identiteit van de mededader in de persoon van verdachte worden beschouwd. Nu de verdediging [medeverdachte] niet effectief heeft kunnen ondervragen levert gebruik van deze verklaringen voor het bewijs tegen verdachte een schending op van artikel 6 EVRM, tenzij het gebrek aan ondervragingsmogelijkheid kan worden geacht op andere wijze voldoende te zijn gecompenseerd.
Mogelijk zou van een toereikende compensatie sprake zijn geweest als de verdediging door verhoor van andere getuigen die op de hoogte waren van de gang van zaken bij de overval de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte] had kunnen toetsen. Een dergelijke gelegenheid heeft de verdediging echter evenmin gehad. Meer in het bijzonder heeft de verdediging niet de deelnemers aan de tapgesprekken kunnen horen, waarin verdachte in verband wordt gebracht met een ongemaskerd uitgevoerd strafbaar feit begin juni 2012 waarvan de beelden op internet zijn te vinden. Het openbaar ministerie heeft zich onvoldoende ingespannen om de identiteit van de deelnemers aan de tapgesprekken te achterhalen. Nu "[G]" juist werd getapt omdat hij in de periode rond de overval zowel met [medeverdachte] als met verdachte telefonisch contact zou hebben onderhouden, lag het voor de hand [medeverdachte] naar de identiteit van de gespreksdeelnemers te vragen. Ook door dit na te laten heeft het openbaar ministerie een mogelijkheid tot compensatie voor de afwezigheid van een effectieve ondervragingsmogelijkheid van [medeverdachte] aan de verdediging onthouden. De rechtbank laat daarbij in het midden of een ondervraging van "[G]" en NN-man 4686 daadwerkelijk een voldoende compensatie dan wel voldoende steunbewijs zou hebben opgeleverd, reeds omdat niet kan worden uitgesloten dat zij slechts verhalen uit het roddelcircuit hebben nagesproken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
5. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zijn de benadeelde partijen Lease Performance B.V. en Sligro B.V. in hun vorderingen niet-ontvankelijk.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. J.C. Boeree en M.A.H. van Dalen-van Bekkum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2013.