ECLI:NL:RBAMS:2013:9475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
13/651044-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na schending bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde die eerder op 6 maart 2013 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 307 dagen voorwaardelijk. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, waaronder de verplichting om zich klinisch te laten behandelen bij de kliniek Triple-Ex Palier. In plaats daarvan had hij zich op eigen initiatief aangemeld bij de Brijder kliniek, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.

Tijdens de zitting op 11 december 2013 heeft de rechtbank de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman gehoord. De veroordeelde verklaarde dat hij vroegtijdig uit de Triple-Ex kliniek was vertrokken vanwege een conflict met een medecliënt en dat hij zich gemotiveerd voelde om zich te laten behandelen in Brijder. De reclasseringsmedewerker gaf aan dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet was nagekomen, maar dat zij liever had dat hij zich ergens anders liet behandelen dan helemaal geen behandeling onderging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf zouden rechtvaardigen. Desondanks heeft de rechtbank besloten tot een partiële tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, zodat de veroordeelde de kans krijgt om alsnog de benodigde behandeling te ondergaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat volledige tenuitvoerlegging van de vordering niet in het belang van de veroordeelde of de samenleving zou zijn, aangezien dit zou betekenen dat hij niet behandeld zou worden. De rechtbank gelastte daarom dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten 307 dagen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/651044-12
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 2 augustus 2013, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 6 maart 2013, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1977],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres].
Bij voormeld vonnis is [verdachte] voornoemd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte, groot 307 dagen van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel dat veroordeelde niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarde, dat veroordeelde
- zich, zolang hij niet klinisch is opgenomen, moet melden bij Tactus Reclassering [locatie] op het [adres 1] te [plaats 1]. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling moet laten opnemen bij Triple-Ex Palier te [plaats 2] of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van een klinische behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen gedurende de maximale duur van de proeftijd van 2 jaren, of zoveel korter als zijn behandelaars dat is overleg met de reclassering wenselijk achten.
Bovenstaande bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • een Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 november 2013 betreffende veroordeelde;
  • voormelde aantekening mondeling vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden;
  • een reclasseringsadvies ten behoeve van rechtszitting van 12 februari 2013, waarin wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals hierboven vermeldt;
  • een advies tenuitvoerlegging van 24 mei 2013 van Tactus verslavingszorg te [locatie] aan de officier van justitie, waaruit volgt dat veroordeelde niet meewerkt aan de bijzondere voorwaarde doordat hij zich niet laat opnemen bij de door het NIFP afgegeven indicatiestelling Triple-Ex, Palier. Veroordeelde laat hiermee zien zelf de regie te willen houden door behandeling in een andere kliniek te eisen. Doordat veroordeelde wisselende redenen noemt waarom hij een andere kliniek wil, komt hij minder gemotiveerd over dan hij zegt te zijn. Eerst wil hij het vonnis van de rechtbank zien en als hij dat heeft ontvangen geeft hij aan dat de afstand tussen de kliniek en zijn gezin te groot is. Later is de afstand te groot omdat hij dan voor nazorg te veel moet reizen, Daarnaast stelt veroordeelde zich tijdens de meldplichtafspraken niet begeleidbaar op en laat hij grensoverschrijdend en diskwalificerend gedrag zien;
  • een aanvullend advies tenuitvoerlegging van 25 juli 2013 van Tactus verslavingszorg te [locatie] aan de officier van justitie, waaruit blijkt dat veroordeelde vroegtijdig de kliniek Triple-Ex Palier heeft verlaten en dat hij zich op eigen initiatief heeft aangemeld bij Brijder verslavingszorg in [plaats 3]. Tactus Reclassering [locatie] laat weten niet achter de beslissingen van veroordeelde te staan en is van mening dat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de vervulling van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft op 11 december 2013 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam, alsmede [reclasseringsmedewerker A], belast met het verlenen van hulp en steun aan de veroordeelde.
Veroordeelde heeft ter terechtzitting aangegeven vroegtijdig uit de Triple-Ex kliniek te zijn weggegaan nu hij ruzie kreeg met een medecliënt en alleen hij daarvoor een sanctie kreeg opgelegd waar hij het niet mee eens was. Omdat hij nog steeds gemotiveerd was om zich te laten behandelen heeft hij zich vervolgens op eigen initiatief aangemeld bij Brijder waar hij vanaf 12 augustus 2013 extramuraal voor een minimale duur van twintig weken wordt behandeld gedurende vijf dagen in de week. Veroordeelde was van mening dat ook deze behandeling onder de opgelegde bijzondere voorwaarde viel, nu in die voorwaarde staat vermeld dat veroordeelde zich ook in een ‘soortgelijke instelling’ mocht laten behandelen. De behandeling in Brijder slaat goed aan. Hij wordt behandeld voor datgene waar de bijzondere voorwaarde ook over spreekt, aldus veroordeelde, namelijk de persoonlijkheids-, criminaliteits- en verslavingsproblematiek waardoor het recidiverisico wordt verkleind en het cocaïnegebruik wordt verminderd dan wel wordt gestopt. Veroordeelde geeft aan zich beter op zijn plek te voelen in Brijder en dat hij zich goed voelt bij de zorg die hij krijgt. Hetgeen hij tijdens de behandeling leert kan hij direct in de praktijk brengen, waardoor hij meer houvast en oefenruimte heeft en waardoor hij, in tegenstelling tot zijn ervaring met klinische opnames in het verleden, niet in een zwart gat valt als de behandeling wordt beëindigd. Daarnaast hecht veroordeelde veel waarde aan de nazorg die nu wordt geleverd. Veroordeelde krijgt veel goede feedback van zijn gezin en omgeving.
Veroordeelde geeft toe zich niet altijd aan de meldplicht te hebben gehouden, nu hij vanwege ziekte of werk op een aantal afspraken niet kon verschijnen.
Veroordeelde verzoekt de rechtbank hem nog een kans te geven om te laten zien dat de behandeling slaagt.
De [reclasseringsmedewerker A], 31 jaar oud, domicilie kiezende in [plaats 1], verklaart geen familie van veroordeelde te zijn en legt op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte af dat zij naar waarheid en geweten zal verklaren. Ter terechtzitting heeft zij naar voren gebracht dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet is nagekomen doordat hij zich niet klinisch heeft laten behandelen bij Triple-Ex Palier. In plaats daarvan heeft veroordeelde deze kliniek vroegtijdig verlaten en zich op eigen initiatief, zonder voorafgaand overleg daarover te hebben gehad met de reclassering, aangemeld bij Brijder. Hierdoor heeft het opgelegde toezicht geen toegevoegde waarde omdat veroordeelde zijn eigen plan trekt. Primair wordt het standpunt ingenomen dat hij zich klinisch moet laten behandelen in een kliniek die door het NIFP is geïndiceerd, en aldus moet voldoen aan de bijzondere voorwaarde, maar [reclasseringsmedewerker A] heeft ook aangegeven dat zij liever heeft dat veroordeelde zich, ingeval van schending van de bijzondere voorwaarde, ergens anders laat behandelen dan dat hij helemaal geen behandeling ondergaat. [reclasseringsmedewerker A] heeft telefonisch contact gehad met de begeleider van veroordeelde in Brijder, maar heeft niet met zoveel woorden vernomen dat het beter met veroordeelde gaat of dat de kans op recidive en terugval is verminderd. [reclasseringsmedewerker A] begreep echter wel dat veroordeelde een aantal keer zijn afspraken niet is nagekomen. Bij een klinische opname, die volgens [reclasseringsmedewerker A] noodzakelijk is, is de kans dat veroordeelde zijn afspraken niet nakomt kleiner, nu dit simpelweg niet zo makkelijk gaat. Daarnaast geeft [reclasseringsmedewerker A] aan dat veroordeelde ook zijn meldplicht niet goed is nagekomen omdat hij op een aantal afspraken niet dan wel niet op tijd is verschenen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat bij veroordeelde sprake was van hardnekkige verslavingsproblematiek op grond waarvan het NIFP een intramurale (klinische) kliniek heeft geïndiceerd die het beste bij veroordeelde past. In het verleden zijn pogingen ondernomen om deze verslaving aan te pakken, maar die zijn allemaal mislukt. Dit is de reden dat veroordeelde niets voelt voor een klinische opname, maar dat is niet aan hem. Bovendien is veroordeelde blijkens het rapport akkoord gegaan met voormelde bijzondere voorwaarde. Hoewel veroordeelde sedert zijn laatste veroordeling niet in aanraking is gekomen met justitie is hij de bij die veroordeling opgelegde bijzondere voorwaarden niet nagekomen. Naast het feit dat hij niet achter een intramurale behandeling staat, vond hij Triple-Ex te ver weg van zijn gezin en bevond ook de nazorg zich op een te verre afstand. Veroordeelde heeft zich onder dreiging van een terugmelding toch laten opnemen in Triple-Ex, maar is daar vroegtijdig weggegaan. Op eigen initiatief heeft hij zich aangemeld bij Brijder, een kliniek die gericht is op verslavingszorg. Niemand weet hoe het veroordeelde daar vergaat. Het behandelplan waar de raadsman ter terechtzitting naar heeft verwezen zegt niets over de situatie van veroordeelde op dit moment. En ook als blijkt dat de behandeling aanslaat, dan heeft veroordeelde de bijzondere voorwaarden geschonden. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf achterwege dient te blijven.
Subsidiair verzoekt de officier van justitie de behandeling van de zaak aan te houden zodat kan worden onderzocht hoe het veroordeelde in Brijder vergaat.
De raadsman heeft ter terechtzitting een e-mail van 10 december 2013 overgelegd waarin hij de begeleider van veroordeelde in Brijder heeft verzocht een update te geven over de stand van zaken betreffende veroordeelde. De begeleider verwijst in antwoord daarop naar het behandelplan van [begeleider A] voor de veroordeelde. Daarin wordt aangegeven dat veroordeelde zich actief inzet en zich houdt aan de regels. Volgens de raadsman kan hieruit de conclusie worden getrokken dat het goed gaat met veroordeelde in Brijder. Het enige belang dat voor hem speelt is dat veroordeelde de behandeling krijgt waar hij bij is gebaat en die behandeling krijgt hij nu. Voldoende is komen vast te staan dat er een alternatieve manier is om veroordeelde van zijn verslaving af te helpen. Derhalve doet de raadsman een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak voor nader onderzoek. Er is, blijkens het verloop van de zitting, immers welwillendheid met betrekking tot een behandeling in Brijder, alleen kan daar nu nog te weinig handen en voeten aan worden gegeven, aldus de raadsman. Dat veroordeelde zich heeft aangemeld bij Brijder wil niet zeggen dat hij zijn eigen behandelaar heeft gekozen. Dit kwam immers pas aan de orde toen veroordeelde ingevolge de bijzondere voorwaarde was behandeld in Triple-Ex en dit bleek te zijn mislukt. Een intramurale behandeling heeft eerder niet geholpen. Veroordeelde dient nog een kans te krijgen om aan te tonen dat hij op zijn eigen manier bezig is zijn cocaïneverslaving terug te dringen.

De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd genoemde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Veroordeelde heeft zich ingevolge de bijzondere voorwaarden die de rechtbank op 6 maart 2013 expliciet aan hem heeft opgelegd, immers niet klinisch laten behandelen in Triple-Ex en heeft zich tevens niet gehouden aan de meldplicht. Ten grondslag aan de beslissing van de rechtbank toentertijd om voornoemde bijzondere voorwaarde aan veroordeelde op te leggen, ligt de NIFP rapportage, waarin een indicatiestelling voor Triple-Ex is afgegeven met de motivering dat deze kliniek het beste bij de persoon van veroordeelde en zijn problematiek past. Een en ander is met veroordeelde besproken en hij is hiermee akkoord gegaan. Het is nu niet aan veroordeelde om al of niet, of ten dele gevolg te geven aan de op 6 maart 2013 door de rechtbank genomen en in de bijzonder voorwaarden opgenomen beslissing. Hoewel op grond van het voorgaande de rechtbank aanleiding ziet de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten, ziet zij ook dat veroordeelde de wil heeft om aan zichzelf te werken en het recidivegevaar terug te dringen en dit in de toekomst uit te sluiten. De rechtbank acht het dan ook in belang van veroordeelde en van de samenleving dat hij de klinische behandeling zo snel mogelijk ondergaat, als in het vonnis van 6 maart 2013 vastgelegd, in een intramurale kliniek. Volledige toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf zou dan ook het doel voorbij schieten nu veroordeelde in dat geval niet zal worden behandeld. Gelet daarop zal de rechtbank partiele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten, zodat na ommekomst van de executie daarvan overeenkomstig de dan nog immer geldende bijzondere voorwaarden de behandeling van veroordeelde wederom ter hand kan worden genomen. Hiermee is het verzoek tot aanhouding van behandeling van de zaak afgewezen.

Beslissing

De rechtbank gelast dat een gedeelte, groot
2 (twee) maandenvan de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 307 dagen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door
mr. F. Wieland voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2013.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van [Reclasseringsinstelling] belast met het verlenen van hulp en steun aan de veroordeelde.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,