ECLI:NL:RBAMS:2013:8224

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
HA ZA 13-76
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verwijdering van een leerling op basis van taalgebruik en discriminatieverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin een leerling, aangeduid als [eiser], de school, aangeduid als [gedaagden], aansprakelijk stelde voor onrechtmatige verwijdering. De leerling was van school verwijderd omdat hij zich niet hield aan de gedragsregel die het gebruik van de Nederlandse taal als voertaal binnen de school voorschreef. De rechtbank oordeelde dat de school een gerechtvaardigd belang had bij deze regel, gezien de diversiteit van de leerlingenpopulatie en het streven naar integratie. De rechtbank erkende dat het recht om zich in de moedertaal uit te drukken zwaar weegt, maar niet absoluut is. De school had de leerling herhaaldelijk aangesproken op zijn gedrag en had hem de kans gegeven om zich aan de regels te houden. De rechtbank concludeerde dat de beslissing tot verwijdering niet onrechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op een reeks van confrontaties en klachten over het gedrag van de leerling. Daarnaast werd de claim van de leerling dat de school zich onrechtmatig over hem had uitgelaten in de media afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat er onjuiste uitspraken waren gedaan. De vorderingen van de leerling werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/534136 / HA ZA 13-76
Vonnis van 30 oktober 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M. Colgecen-Senol,
tegen
1. de rechtspersoon
[naam 1]
gevestigd te [plaats],
2. de rechtspersoon
[naam 2],
gevestigd te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. B.P.L. Vorstermans.
Eiser zal hierna worden aangeduid met [eiser]. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagden] en ieder afzonderlijk met [naam 1] respectievelijk [naam 2].
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 4 januari 2013 met producties,
de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties,
het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 10 april 2013, waarin een comparitie van partijen is bepaald,
het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2013 met de daarin genoemde stukken,
de akte vermeerdering van eis, tevens houdende aanvullende productie, tevens houdende wijziging aanduiding wederpartij van [eiser],
de akte antwoord vermeerdering van eis tevens houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid van [naam 1].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser], geboren [geboortedatum], heeft van 28 september 2009 tot 19 september 2011 onderwijs gevolgd aan [naam 3]. Nadat [eiser] is blijven zitten is hij per september 2011 toegelaten tot [naam 4], deelschool van [naam 1].
2.2.
Per 1 september 2012 is [naam 4] opgeheven, waarna deze school is samengevoegd met het [naam 2]. Het [naam 2] is eveneens een deelschool van [naam 1].  [eiser] was vanaf het begin van het nieuwe schooljaar 2012 leerling van het [naam 2].
2.3.
De statuten van [naam 1] luiden, voor zover thans relevant, als volgt.
[…]
DOEL
Artikel 2.
De stichting heeft ten doel het bevorderen van [naam 4] in de meest ruime zin, in het bijzonder door het stichten en instandhouden van een school voor voortgezet onderwijs.
Het door de stichting te geven onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van leerlingen in de meest ruime zin van het woord met aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden en houdt daarenboven een in het onderwijs geïntegreerde voorziening ten behoeve van de kunstzinnige vorming.[…]
2.4.
Het leerlingenstatuut van [naam 1] luidt, onder meer, als volgt.
[…]
Hoofdstuk 2: Rechten en plichten
[…]
Artikel 13: Vrijheid van meningsuiting en uiterlijk
Iedere leerling heeft de vrijheid voor zijn mening uit te komen, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
De schooldirectie draagt er zorg voor dat er in elk schoolgebouw een mededelingenbord voor leerlingen is, waarop leerlingen in alle vrijheid, maar begrensd door hetgeen de wet daaromtrent bepaalt, mededelingen en affiches van niet-commerciële aard kunnen ophangen.
Verbale, non-verbale of schriftelijke uitingen die beledigend, kwetsend, discriminerend of racistisch zijn, worden niet getolereerd.
De school regelt in de huisregels hoe met het bedoelde in artikel 14.2 en 14.3 wordt omgegaan. De geschillenregeling volgens de procedure in de artikelen 22 en 23 is van toepassing.[…]
Hoofdstuk 3: Straffen en Sancties
Artikel 20: Strafbevoegdheid
1.
Tegen leerlingen die handelen in strijd met de voorschriften die binnen de school gelden kunnen strafmaatregelen worden getroffen.[…]
Artikel 20a: Schorsing
De formele bevoegdheid tot het schorsen van leerlingen en het doen van een voorstel tot verwijdering ligt bij het bestuur [naam 1]. Deze bevoegdheid is gedelegeerd aan de schoolleiding van de verschillende [naam 1]-scholen.
De schoolleiding kan een leerling met opgave van redenen voor een periode van ten hoogste vijf schooldagen schorsen.[…]
Artikel 20b: Definitieve verwijdering
1.
Algemene gronden voor definitieve verwijdering zijn:
• (na waarschuwing) het bij herhaling de voorschriften van de school overtreden
• Het zich schuldig maken aan ernstig wangedrag
2.
De schoolleiding kan slechts besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling, nadat deze in de gelegenheid is gesteld hierover te worden gehoord. Indien de leerling minderjarig is, dienen ook de ouders in de gelegenheid te worden gesteld gehoord te worden.
3.
Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie[…]
5
Een besluit tot definitieve verwijdering wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de betrokkene, en indien de leerling minderjarig is, aan de ouders, medegedeeld.[…]
2.5.
Het [naam 2] kent een samenwerkingsovereenkomst met de [stichting] (hierna: de stichting). De visie van de stichting is dat mensen door middel van actieve participatie in de samenleving geen multiculturele maar een interculturele samenleving vormen.
2.6.
De schoolgids 2012 – 2013 van het [naam 2] luidt, voor zover thans relevant, als volgt.
[…]
1 Kernwaarden, missie en visie
[…]
Respect
Directie, medewerkers, ouders en leerlingen gaan respectvol met elkaar om. Verschillen ten aanzien van etniciteit, seksuele geaardheid, religie en sociaaleconomische positie zien wij als verrijking en meerwaarde. Bovendien bieden ze de [naam 2]-gemeenschap een kans om met die verschillen te leren omgaan en te onderzoeken hoe die ingezet kunnen worden ten behoeve van een betere wereld.
1.2.
Missie en visie
[…]
[stichting]
Een andere inspiratiebron van het [naam 2] vormt het gedachtegoed van de [stichting] die wereldburgerschap in het onderwijs stimuleert. [stichting] betekent wereldburger. Onze school besteedt veel aandacht aan actief burgerschap en sociale integratie en stimuleert een houding bij leerlingen om respectvol om te gaan met verschillen tussen mensen en binnen de maatschappij.[…]
5 De spelregels van [school]
5.1
Spelregels voor een veilige school
Het [naam 2] is een kleine veilige school waar leerlingen zich prettig voelen en respect hebben voor elkaar. De spelregels van het [naam 2] zijn gericht op het verschaffen van duidelijkheid en het creëren van een respectvolle houding van leerlingen ten opzichte van elkaar, van docenten en van anderen.
Op het [naam 2] zijn rechten, regels en plichten met elkaar in evenwicht. Ze stellen leerlingen in staat om rekening te leren houden met anderen en zich te ontwikkelen tot zelfstandige en verantwoordelijke burgers. De spelregels gelden in en om de schoolomgeving.[…]
De spelregels van het [naam 2] worden door de mentoren besproken met de leerlingen en zijn beschikbaar via onze website.[…]
2.7.
In de maand september 2012 is [eiser] dertien maal te laat of absent. Op 13 september 2012 wordt [eiser] hierover aangesproken door [naam 5], docent van het [naam 2].
2.8.
Op 21 september 2012 neemt [naam 6], medewerker bij het [naam 2] (hierna: [naam 6]) contact op met de moeder van [eiser] in verband met de aanhoudende absenties.
2.9.
Op 5 oktober 2012 heeft [eiser] een flyer opgehangen op een mededelingenbord voor leerlingen. Deze flyer betrof een uitnodiging in de Turkse taal voor een feest ter ere van [(...)].
2.10.
Op enig moment na het ophangen van de flyer wordt [eiser] aangesproken door [naam 7], docente aan het [naam 2] (hierna: [naam 7]), op het spreken van Turks binnen het schoolgebouw.
2.11.
De mentoren [naam 8] (hierna: [naam 8]) en [naam 7] zijn op 15 oktober 2012 bij [eiser] thuis op bezoek gegaan. Na afloop van dit huisbezoek is een verslag opgesteld door [naam 8]. Dit verslag luidt, voor zover thans relevant, als volgt.
[…]
Wanneer wij binnenkomen, zit de familie al klaar met pen en notitie papier in de hand voor de kennismaking. [eiser] vindt dat het goed gaat op school, hij wil advocaat worden.[…]
De sfeer slaat om wanneer wij refereren aan het verspreiden van flyers binnen de school en het niet Turks mogen spreken. Vanaf dat moment mengt de aanwezige oom zich ook in het gesprek. Hij wil weten waarom dit niet mag en waar dat geschreven staat.[…]
Onze uitleg, dat in het kader van respect en taalbeleid binnen het [naam 2] gekozen is voor Nederlands als voertaal, werd niet begrepen.[…]
2.12.
Op 29 oktober 2012 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam 9], directeur onderwijs van het [naam 2] (hierna: [naam 9]). In dit gesprek heeft [naam 9] [eiser] een waarschuwing gegeven en gezegd dat als [eiser] zijn gedragslijn niet wijzigt, er een traject tot verwijdering zal worden gestart.
2.13.
Op 1 november 2012 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 9], [eiser] en zijn moeder. In dit gesprek is tussen partijen gesproken over het gebruik van de Turkse taal op school.
2.14.
Op 12 november 2012 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam 9]. [eiser] heeft in dit gesprek een brief en een verklaring (hierna: de verklaring) van [naam 9] ontvangen. In de brief gedateerd op 6 november 2012 is onder meer het volgende opgenomen.
[…]
Op jouw verzoek bevestig ik schriftelijk dat wij ons voornemen je met onmiddelijke ingang van school te verwijderen hebben ingetrokken. Je hebt je beroepen op jouw onbekendheid met de regel dat er in school geen andere taal dan het Nederlands gebruikt mag worden. Het klopt dat de regel niet gepubliceerd was in voor jou beschikbare documenten. Je bent echter wel op deze regel aangesproken.
In een gesprek op donderdag 1 november jl. heb je je bereid verklaard je voortaan aan de regel te confirmeren. Ik heb daarbij op mijn beurt verklaard dat het uiteraard jouw goede recht is de rechtmatigheid van onze regel aan een juridisch onderzoek te laten onderwerpen.
[…]
2.15.
De verklaring luidt onder meer als volgt.
[…]
Ik heb gekozen om per 1 augustus 2012 vanuit [naam 4] over te stappen naar [school]. Ik ben sinds vorige week (gesprek 1 november met [naam 10] (beleidsmedewerker) en de heer [naam 9] (directeur onderwijs) en mijn moeder) bekend met de regel dat niet alleen in de lessen maar ook voor, tussen en na de lessen in het [naam 2]-gebouw, Nederlands de verplichte voertaal in de school is. Dit betekent dat mondelinge uitingen in een andere taal dan het Nederlands zonder nadrukkelijke toestemming van de schoolleiding, niet toegestaan is. Dat geldt ook voor verspreiding van schriftelijke uitingen (bijv. affiches en flyers).
Omdat mij deze regel niet duidelijk was heeft me dit de laatste weken in conflict met de leiding gebracht. In bovengenoemd gesprek op 1 november, is mij de visie achter deze regel uitgelegd. Ik heb naar voren gebracht dat ik het niet met de regel eens ben en de rechtmatigheid ervan bestrijd. Totdat is aangetoond dat de regel onrechtmatig is, zal ik de regel respecteren.[…]
2.16.
Op 13 november 2012 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam 11] (hierna: [naam 11]). In dit gesprek is [eiser] gevraagd over te gaan tot ondertekening van de verklaring. Omdat [eiser] het niet eens is met de inhoud van de verklaring heeft hij de verklaring niet ondertekend.
2.17.
Op 14 november 2012 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 9], [naam 11] en [eiser]. In dit gesprek weigert [eiser] de verklaring te ondertekenen. Vervolgens is [eiser] per 14 november 2012 geschorst van het [naam 2].
2.18.
Per brief van 14 november 2012 schrijft [naam 11] onder meer het volgende aan [eiser].
[…]
In ons gesprek van vandaag, 14 november 2012, hebben wij ons besluit meegedeeld je extern te schorsen van school, gedurende 5 dagen.
De redenen voor de externe schorsing zijn ongewenst gedrag, vermijding van onderwijs, het niet houden aan afspraken en weigering je te houden aan de schoolregel om respectvol met elkaar om te gaan.
[…]
De onderwijsdirecteur heeft meerdere gesprekken met je gehad over je weigering om op school uitsluitend Nederlands te spreken. De afspraak die we hebben gemaakt om ook buiten de lessen in het schoolgebouw Nederlands te spreken vinden we belangrijk omdat niemand zich buitengesloten mag voelen. Dit staat in verband met de schoolregel respectvol met elkaar om te gaan.[…]
Je hebt je niet aan de afspraken gehouden.[…]
Als je besluit je aan de regels te confirmeren, dan zullen we afspraken maken om ervoor te zorgen dat de maanden tot het eindexamen op een goede wijze zullen verlopen.[…]
2.19.
Tegen de beslissing tot schorsing van 14 november 2012 heeft [eiser] op 20 november 2012 een klacht ingediend bij de klachtencommissie [naam 1].
2.20.
Bij brief van 16 november 2012 schrijft [eiser] onder meer het volgende aan de klachtencommissie van het [naam 2].
[…]
Al eerder werd ik op [school] door docenten aangesproken en gewaarschuwd omdat ik op school ‘Turks’sprak en zal blijven spreken in mijn prive tijd. Omdat mijn moedertaal wordt verboden en omdat ik word aangesproken door het spreken van mijn moedertaal buiten de lestijd[…]
voel ik me heel erg gekwetst, beledigd, onderdrukt en gediscrimineerd op een racistische wijze.[…]
Ik wordt beschuldigd met overtredingen die niet in de schoolregels staan en nergens worden aangegeven.[…]
2.21.
Op 21 november 2012 heeft [eiser] een interview aan de media afgegeven over de gebeurtenissen op school.
2.22.
Bij brief van 21 november 2012 heeft [naam 11] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven.
[…]
Op 20 november hebben [naam 9][…]
en [naam 10],[…]
jou[…]
in aanwezigheid van je moeder en je oom, het voornemen meegedeeld jou van onze school te verwijderen.
De redenen voor dit voornemen is dat in het gesprek dat de heer [naam 9], en [naam 10] met je hebben gehad op 19 november 2012, naar aanleiding van een externe schorsing, er niet toe heeft geleid dat het minimale vertrouwen dat we van leerlingen richting school, de medewerkers en de schoolleiding, mochten verwachten, is hersteld. Integendeel, in dit gesprek heb je aangegeven geen vertrouwen te hebben in de integriteit van een deel van het personeel en de schoolleiding.
De aanleiding van de schorsing was ongewenst gedrag, vermijding van onderwijs, het niet houden aan afspraken en weigering je te houden aan de schoolregel om respectvol met elkaar om te gaan[…].
Je hebt in het gesprek op 19 november, op geen enkele wijze aangegeven bereid te zijn daarin verandering te brengen.[…]
Je eerder genoemde gesprekspartners hebben meegedeeld dat het [naam 2] al het mogelijke zal doen een andere school (binnen of buiten [naam 1]) bereid te vinden je als leerling op te nemen, waarna de verwijdering op grond van artikel 27 Wet op het voortgezet onderwijs, definitief kan worden. We hebben jou en je moeder gevraagd daaraan jullie medewerking te verlenen.[…]
2.23.
Op of omstreeks 22 november 2012 staat voor de school een journalist. [naam 9] geeft aan deze journalist een verklaring af.
2.24.
Op de bezwaren tegen de schorsing heeft de interne klachtencommissie bij oordeel van 14 december 2012 haar bevindingen uitgebracht. De bestuurder van [naam 1], [naam 12] (hierna: [naam 12]) heeft vervolgens op 18 december 2012 op basis van deze bevindingen in bezwaar beslist dat er voldoende grond voor een schorsing was. Het bezwaar tegen het voornemen tot verwijdering wordt door de interne klachtencommissie niet-ontvankelijk verklaard in haar bevindingen van 21 december 2012 nu de klachtencommissie vernomen had dat [eiser] een onderwijsplek bij een andere school van [naam 1], [school] (hierna: MLA) heeft geaccepteerd. Bij brief van 11 januari 2012 heeft [naam 12] de bevindingen van de interne klachtencommissie overgenomen.
2.25.
[naam 12] heeft bij schrijven van 14 januari 2013 het voornemen gehandhaafd en de verwijdering van [eiser] van het [naam 2] definitief gemaakt.
2.26.
[eiser] heeft afgezien van de mogelijkheid tot het voortzetten van zijn onderwijsjaar per januari 2013 bij het [school].

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert – na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagden] jegens [eiser] een onrechtmatige daad hebben gepleegd;
II. te verklaren voor recht dat het verbod van een andere taal dan Nederlands te spreken buiten de lesuren ongerechtvaardigd en ongeoorloofd is;
III. te verklaren voor recht dat de heer [naam 9] en/of de heer [naam 11] een onrechtmatige daad hebben gepleegd jegens [eiser] dan wel aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige gedraging van [gedaagden];
IV. [gedaagden] en/of [naam 9] en/of [naam 11] te veroordelen tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 150.000,-, materiele schadevergoeding van € 28.600,- en de advocatenkosten van € 30.000,- exclusief BTW, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedragen, vermeerderd met rente;
V. [gedaagden] en/of [naam 9] en/of [naam 11] te veroordelen binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de gedane uitlatingen over [eiser] in een persbericht te rectificeren, op straffe van een dwangsom;
VI. [gedaagden] te veroordelen tot het maken van schriftelijke excuses aan [eiser] en familieleden.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] handelt in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [gedaagden] heeft niet in redelijkheid tot het besluit tot verwijdering van het [naam 2] kunnen komen nu deze beslissing in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel. [eiser] voert aan dat de beslissing tot verwijdering van [eiser] van het [naam 2] onrechtmatig was nu aan deze beslissing het verbod op Turks spreken ten grondslag lag. Een dergelijk verbod is volgens [eiser] echter in strijd met de wet, in de zin van artikel 1 van de Grondwet en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (hierna: IVBPR). [gedaagden] maakt met een dergelijk verbod immers indirect onderscheid op grond van ras. Naast het feit dat er geen wettelijke grondslag is voor een verbod tot het spreken van Turks buiten de lessen, volgt deze regel bovendien ook niet uit de reglementen van [gedaagden] heeft [eiser] dan ook ten onrechte gestraft voor het feit dat hij buiten de lessen Turks sprak en hiermee heeft [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. De beslissing tot verwijdering van [eiser] van het [naam 2] was tevens onrechtmatig nu deze beslissing in strijd is met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Als gevolg van dit onrechtmatig handelen van [gedaagden] heeft [eiser] zowel materiële als immateriële schade geleden. De materiële schade vloeit onder meer voort uit het feit dat [eiser] zijn tentamens niet heeft kunnen afleggen en hij momenteel geen onderwijs kan volgen waardoor hij een studieachterstand heeft opgelopen. Tevens is er sprake van schade aan de zijde van [eiser] door de onjuiste en negatieve uitlatingen van [naam 9] over [eiser] in de pers. De verklaring van [naam 9] in de pers dat [eiser] zich met criminele feiten had ingelaten is niet alleen volledig onjuist maar tevens erg schadelijk voor [eiser]. De beschuldigingen van [gedaagden] vormen volgens [eiser] een ernstige inbreuk op zijn eer en goede naam en een grove aantasting in zijn persoon, ten gevolge waarvan hij schade heeft geleden. Voorts lijdt [eiser] immateriële schade nu hij als gevolg van het handelen van [gedaagden] psychische klachten heeft.
3.3.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Allereerst voert [gedaagden] aan dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu het [naam 2] geen rechtspersoon is. Ook maakt [gedaagden] bezwaar tegen de eiswijziging en -vermeerdering. Voorts voert [gedaagden] aan dat de sfeer in de [naam 1] scholen wordt gekenmerkt door vertrouwen in elkaar en respect en integriteit voor ieder individu, zowel leerling als docent. Redenen voor het feit dat Nederlands de instructietaal en voertaal is tijdens de lessen is naast het bevorderen van de Nederlandse taalvaardigheid ook het op de school centraal gestelde concept wereldburgerschap en de principes van het montessorionderwijs. Respectvol met elkaar omgaan betekent dan ook dat men zoveel als mogelijk communiceert in de taal die iedereen beheerst, alleen zo kunnen tegenstellingen worden overbrugd en komen verschillende culturen daadwerkelijk met elkaar in aanraking. Dit betekent niet dat [naam 1] leerlingen onder alle omstandigheden verbiedt hun moedertaal buiten de lessen om te spreken, zolang de kernwaarden door de leerlingen in acht worden genomen is er ruimte tot het spreken van de moedertaal. [eiser] deed dit echter niet. Naast het feit dat [eiser] buitensporig vaak absent was, sprak hij Turks buiten de lessen om waar leerlingen bij waren die de Turkse taal niet machtig waren. Tevens sprak [eiser] Turks tijdens de les tegen leerlingen en leraren. Ook hing [eiser] politiek getinte posters en flyers op in de school in de Turkse taal. [eiser] is vaak aangesproken op zijn absentie- en ander storend gedrag. Ook hebben er verscheidene gesprekken plaatsgevonden tussen [eiser], zijn moeder en de schoolleiding. Dit echter zonder resultaat. [eiser] gaf duidelijk aan zich niet aan de regels te willen houden. [gedaagden] zag zich gezien het ongeoorloofde absentiegedrag van [eiser] en zijn weigerachtige houding om zich aan de kernwaarden van [gedaagden] te houden, genoodzaakt over te gaan tot schorsing en vervolgens verwijdering van [eiser] van school. [gedaagden] heeft nooit de media opgezocht maar zag zich door de interviews die [eiser] reeds had gegeven genoodzaakt haar kant van het verhaal te doen. Zij heeft echter geen uitspraken gedaan over vermeend crimineel gedrag van [eiser]. Voor zover in een interview met [naam 9] een dergelijk citaat staat, is hij onjuist geciteerd. Hierbij merkt [gedaagden] tevens op dat het een Turkse krant betrof en [naam 9] de inhoud aldus niet kon controleren. Voorts betwist [gedaagden] het causaal verband tussen haar handelen en de door [eiser] gestelde schade en de hoogte van deze schade. [gedaagden] wijst er daarbij op dat er volgens haar geen wettelijke grondslag bestaat voor vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade. [gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten en nakosten van de procedure.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert, slechts indien vordering IV in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [eiser] tot betaling van een schadevergoeding uit onrechtmatige daad, bestaande uit de aantasting van de eer en goede naam van [naam 1], vermeerderd met rente. Indien vordering V, hiervoor opgenomen onder rechtsoverweging 3.1, van [eiser] wordt toegewezen vordert [naam 1] harerzijds eveneens rectificatie van de misleidende publicaties zijdens [eiser] onder verbeurte van een dwangsom. Tot slot vordert [gedaagden] veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Ten aanzien van de wijziging en vermeerdering van eis
4.1.
Het bezwaar van [gedaagden] tegen de wijziging en vermeerdering van eis wordt ongegrond verklaard. De wijziging is niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank is voorts van oordeel dat een rechtens te respecteren belang bij het beroep van [gedaagden] op niet-ontvankelijkheid in verband met de wijziging van partijaanduiding ontbreekt, zodat ook dat beroep zal worden verworpen. De rechtspersoon [school] is verschenen in deze procedure, ook al was deze in de dagvaarding in eerste instantie aangeduid als [stichting]. De rechtbank acht het bovendien in het kader van de goede procesorde van belang dat thans op alle punten kan worden beslist.
Onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW?
​4.2. De rechtbank stelt het volgende voorop. [eiser] heeft een groot aantal feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hij stelt dat [gedaagden] onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW tegen hem heeft gehandeld door hem te verwijderen van school en zich negatief over hem uit te laten in de media en dat hij als gevolg hiervan schade heeft geleden. De rechtbank begrijpt de vordering van [eiser] aldus dat hij stelt dat de onrechtmatige daad van [gedaagden] daaruit bestaat dat [gedaagden] in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur en tevens door verboden onderscheid te maken op grond van ras. Voorts zal de rechtbank beoordelen of [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door (de gestelde) voor [eiser] schadelijke en onjuiste verklaringen af te leggen in de media. De rechtbank overweegt voorts dat slechts als vast is komen te staan dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, zij toe komt aan de beoordeling van een eventuele verplichting tot schadevergoeding van [gedaagden] aan [eiser].
Onrechtmatige daad door in strijd te handelen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
4.3.
De rechtbank oordeelt dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] een overheidsstichting is met enig openbaar gezag bekleed in de zin van artikel 1.1 van de Algemene wet Bestuursrecht (hierna Awb). Het beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal dan ook worden afgewezen. Voor zover het gestelde handelen in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur aangemerkt zou kunnen worden als strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, komt de rechtbank daarop hierna terug.
Onrechtmatige daad door inbreuk op een recht of strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt?
​4.4. Bij de beoordeling van de vraag of [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door hem te verwijderen van school wordt voorop gesteld dat de school bij de waardering van de ernst van het gedrag een eigen vrijheid heeft die in rechte slechts marginaal getoetst kan worden. Op grond van het ter zitting gestelde en de overgelegde stukken is aannemelijk dat er een groot aantal conflicten zijn geweest tussen [eiser] en de schoolleiding. Kern van deze conflicten vormde het feit dat [eiser] Turks sprak alwaar dat volgens [gedaagden] in strijd was met de regels van de school. Tegen deze achtergrond moet de uiteindelijke beslissing tot verwijdering van de school worden beoordeeld.
4.5.
Kern van het verwijt dat [eiser] [gedaagden] maakt, is dat inbreuk is gemaakt op het discriminatieverbod door hem niet toe te staan zijn moedertaal, het Turks, te spreken. De rechtbank onderkent dat het recht van een ieder om zich in zijn moedertaal uit te drukken in beginsel zwaar dient te wegen. Dit houdt echter niet in dat het een absoluut recht is dit onder alle omstandigheden te doen, zeker niet op een school waar onderwijs in het Nederlands wordt gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagden] bovendien op verschillende momenten duidelijk uiteengezet wat haar motivatie was achter de regel dat op school (binnen en buiten de klaslokalen) Nederlands de voertaal is. [naam 1] heeft gemotiveerd aangevoerd dat gelet op haar visie waar wereldburgerschap het uitgangspunt is, het van essentieel belang is dat de leerlingen zowel binnen, als buiten het klaslokaal Nederlands als voertaal gebruiken zodat er zo min mogelijk afzondering ontstaat naar afkomst. Dit is op een school waar veel leerlingen zitten met verschillende afkomst aan te merken als een gerechtvaardigd belang. Bovendien is van de zijde van [gedaagden] erop gewezen dat de wijze waarop [eiser] op het schoolterrein Turks sprak vaak de indruk gaf met opzet provocerend te zijn. De hieromtrent overgelegde verklaringen van docenten zijn door [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist. Uit de overgelegde stukken kan voorts worden afgeleid dat [eiser] in ieder geval vanaf 1 november 2012 bekend was met deze gedragsregel. Desalniettemin heeft [eiser] ook na 1 november 2012 op verschillende momenten duidelijk aangegeven dat hij zich niet aan deze gedragsregel zou houden nu hij zich hier niet in kon vinden. Ook de vele gesprekken tussen partijen bleek geen minnelijke oplossing mogelijk en [eiser] bleef duidelijk aangeven dat hij zich niet aan deze regel van [gedaagden] wilde houden. Gelet op deze achtergrond acht de rechtbank dat [gedaagden] niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door hem als gevolg daarvan eerst te schorsen en daarna te verwijderen van school. Dat [eiser] stelt slechts buiten het klaslokaal Turks te hebben gesproken maakt dit niet anders. In het licht van de visie en doelstellingen van [gedaagden] acht de rechtbank immers niet in strijd met artikel 1 van de Grondwet dan wel artikel 27 IVBPR dat [eiser] gevraagd is om binnen het [naam 2] zowel binnen de klaslokalen als daarbuiten Nederlands als voertaal te gebruiken.
4.6.
[eiser] heeft daarnaast [gedaagden] verwijten gemaakt die er in de kern op neerkomen dat de [stichting] beschouwd moet worden als een sekte die via onderwijsinstellingen jonge mensen probeert te winnen voor de zogenaamde “Gülenbeweging”. Bovendien zouden niet de juiste formele stappen zijn gevolgd bij de beslissing tot schorsing en verwijdering. Ten aanzien van de achtergrond van de [stichting] overweegt de rechtbank dat dit ongefundeerde verwijten betreft, die door [eiser] niet anders dan met verdachtmakingen zijn onderbouwd. Ten aanzien van de te volgen procedures overweegt de rechtbank dat de beslissing tot toelating en verwijdering van leerlingen berust bij het bevoegd gezag van de school, dat daarbij rekening kan houden met de visie en het beleid waarmee de school deze visie wenst te beogen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen concludeert de rechtbank dat het besluit tot schorsing en uiteindelijk verwijdering van [eiser] niet enkel is gebaseerd op het feit dat [eiser] zich niet hield aan de afspraken met betrekking tot het Turks praten maar dat de uiteindelijke beslissing is gelegen in een reeks van confrontaties en klachten. Tezamen hebben al deze omstandigheden geleid tot een verlies aan wederzijds vertrouwen, hetwelk de uiteindelijke reden was tot verwijdering van [eiser] van het [naam 2]. Afgezet tegen het hiervoor onder 4.4 aangehaalde beoordelingskader is daarbij geen sprake geweest van strijd met een recht van [eiser].
4.7.
Bij dit oordeel acht de rechtbank mede van belang dat is gebleken dat [gedaagden] aan haar verplichtingen op grond van het protocol artikel 40 lid 5 Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) heeft voldaan door hem een vervangende onderwijsplek aan te bieden. Dat [eiser] geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod om naar het [school] te gaan omdat er volgens hem een ‘vriendjespolitiek’ heerste, maakt dit, zonder nadere verklaring die ontbreekt, niet anders.
4.8.
Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de beslissing tot verwijdering van [eiser] van het [naam 2], alle feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, geen inbreuk heeft gemaakt op een recht van [eiser] en evenmin in strijd kwam met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, zodat deze niet als onrechtmatig aangemerkt kan worden.
Onrechtmatige daad door smaad of laster?
4.9.
De rechtbank oordeelt omtrent de stelling van [eiser] dat [gedaagden] middels de onjuiste en voor [eiser] schadelijke uitlatingen in de media, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld als volgt. Als gesteld en niet betwist staat vast dat [eiser] als eerste een interview heeft afgegeven over zijn schorsing en verwijdering van het [naam 2]. Vervolgens heeft [naam 9] een interview gegeven over de situatie. [eiser] heeft niet gesteld welke uitlating van de zijde van [gedaagden] door hem als onrechtmatig wordt ervaren. De rechtbank is van oordeel dat slechts voor zover zou komen vast te staan dat onjuiste uitlatingen zijn gedaan in de media dit jegens [eiser] als onrechtmatig zou zijn aan te merken, nu onbetwist is dat [gedaagden] slechts de media hebben opgezocht nadat [eiser] negatieve uitlatingen over haar had gedaan in de pers. De enige uitlating die daarmee in aanmerking komt om eventueel onrechtmatig te zijn geweest, is de volgende. Op grond van het interview dat [naam 9] heeft gegeven, is onder meer een artikel geplaatst in een Turkse krant waarin het volgende citaat staat: ‘van zijn eerste school is hij verwijderd omdat hij zich had ingelaten met criminele feiten’. [eiser] stelt dat [naam 9] in het interview dat ten grondslag lag aan de bovengenoemde publicatie onjuiste en voor [eiser] schadelijke uitspraken over [eiser] heeft gedaan. Deze stelling wordt door [gedaagden] gemotiveerd betwist waarbij [gedaagden] naast haar stelling dat [naam 9] zich niet op die wijze heeft uitgelaten over [eiser] en het citaat aldus onjuist is, onder meer aanvoert dat het interview in een Turkse krant is geplaatst en zij aldus niet heeft kunnen nagaan of [naam 9] juist geciteerd is. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat [naam 9] dit daadwerkelijk met zoveel woorden wel gezegd heeft nader te motiveren, dan wel daarvan bewijs aan te bieden. Dit geldt met name tegen de achtergrond van de aard van de media-aandacht die vooral in online publicaties en social media te vinden was, getuige de overgelegde, grotendeels onvertaalde stukken veelal ook binnen de Turkse gemeenschap in Nederland en in Turkije. Nu hij dit heeft nagelaten is onvoldoende onderbouwd gesteld dat [naam 9] de geciteerde uitlating daadwerkelijk heeft gedaan. Het bovenstaande leidt er toe dat niet is komen vast te staan dat [naam 9] een voor [eiser] schadelijke verklaring heeft afgegeven in de media.
4.10.
Vervolgens zal dan moeten worden beoordeeld of [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door het interview waarin deze stelling stond, niet te rectificeren. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. In het licht van de eisen van zorgvuldigheid waaraan een school in het maatschappelijk verkeer dient te voldoen en gelet op de hiervoor onder 4.8 geschetste achtergrond, is het niet rectificeren van een onjuiste citaat van een docent in een buitenlandse krant niet als onrechtmatig aan te merken. Hier voegt de rechtbank nog aan toe dat het bovendien niet is komen vast te staan dat [eiser] als gevolg van deze publicatie schade heeft geleden. Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door het doen van uitspraken in de media, zal deze vordering van [eiser] worden afgewezen.
4.11.
Ten aanzien van de vordering [gedaagden] te gebieden de over [eiser] gedane uitlatingen in een persbericht te rectificeren, wordt als volgt overwogen.
Vooropgesteld wordt dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet is vast komen te staan dat [naam 9] zich op een negatieve wijze over [eiser] heeft uitgelaten. Ook is van andere door toedoen van [gedaagden] voor [eiser] schadelijke berichten in de pers niet gebleken. Gelet hierop heeft [eiser] onvoldoende belang bij de gevorderde rectificatie. Ook deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
4.12.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [gedaagden] niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Gelet hierop zullen de vorderingen I en III tot en met VI onder rechtsoverweging 3.1. worden afgewezen. De vordering onder II is, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen, te algemeen gesteld en kan daarmee ook niet worden toegewezen.
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op:
Griffierecht EUR 3.715,00
Salaris advocaat
4.263,00 (3 punten x tarief V) +
Totaal EUR 7.978,00
4.14.
De door [gedaagden] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in voorwaardelijke reconventie
4.15.
Nu de voorwaarden waaronder de reconventionele vordering is ingesteld niet zijn vervuld, wordt op deze vordering niet beslist. Dit betekent dat geen van beide partijen in reconventie als in het ongelijk gesteld kan worden beschouwd

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagden], tot op heden begroot op
EUR 7.978,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten van [gedaagden], begroot op:
EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013. [1]

Voetnoten

1.type: SL