ECLI:NL:RBAMS:2013:7813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
13/708032-12 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en witwassen in Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte vrijgesproken van mensenhandel en witwassen. De zaak betreft de beschuldigingen dat verdachte, samen met anderen, zich schuldig zou hebben gemaakt aan mensenhandel jegens twee vrouwen, [betrokkene B] en [betrokkene I], en aan het medeplegen van witwassen van de opbrengsten uit prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft op 11 november 2013 uitspraak gedaan na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 11, 15 en 16 oktober 2013. De officier van justitie, mr. A.M. Grüschke, had vrijspraak gevorderd, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.E. van der Zee, heeft eveneens gepleit voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bemoeienissen van de verdachte met het werk van zijn vrouw/partner niet hebben geleid tot een situatie waarin deze vrouw/partner niet in vrijheid haar werkzaamheden heeft kunnen voortzetten. De rechtbank oordeelde dat het enkel aanmoedigen van een prostituee niet voldoende is om te spreken van strafbare mensenhandel. De rechtbank heeft ook de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering, waardoor een deel van de tenlastelegging nietig werd verklaard.

De rechtbank heeft verder overwogen dat er onvoldoende bewijs was voor de elementen van dwang en uitbuiting zoals bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verklaringen van de betrokkenen, waaronder die van [betrokkene B], gaven geen steun aan de beschuldigingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van dwangmiddelen en dat de verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de tenlastelegging van mensenhandel als van het medeplegen van witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/708032-12 (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [1984],
volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11, 15 en 16 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Grüschke en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.E. van der Zee naar voren hebben gebracht.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte A] (parketnummer 13/708005-12), [medeverdachte B] (parketnummer 13/708033-12) en [medeverdachte D] (parketnummer 13/708007-12).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich op tijdstippen in de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012 tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [betrokkene B] en [betrokkene I] en/of een of meer andere vrouwen.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van verdiensten uit de door die vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsvrouw heeft op de terechtzitting van 11 oktober 2013 aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van “een of meer andere vrouwen” (partieel) nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging voor dit feit niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele vermelding dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van “een of meer andere vrouwen”, zonder opgave op welke specifieke vrouwen de tenlastelegging doelt en zonder een nadere omschrijving van de feitelijke handelingen die verdachte met betrekking tot die vrouwen zou hebben verricht, niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Vanwege het grote aantal handelingen, gedragingen en vrouwen die voorkomen in het dossier heeft de rechtbank de juiste inhoud van de tenlastelegging niet kunnen vaststellen.
De rechtbank verklaart de tenlastelegging voor wat betreft het onderdeel “een of meer andere vrouwen” dan ook nietig.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

4.1.
Inleiding
De centrale vraag in deze zaak is of verdachte [betrokkene B] en [betrokkene I] heeft uitgebuit als prostituee. Vaststaat dat [betrokkene B] en [betrokkene I] allebei als prostituee in Amsterdam werkten en dat verdachte sinds 2010 getrouwd is met [betrokkene B].
Verdachte ontkent dat hij [betrokkene B] en [betrokkene I] heeft uitgebuit. [betrokkene B] ontkent dat ook. [betrokkene I] is niet gehoord.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Algemene overwegingen
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de bestrijding van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid.
Een aangifte is voor de vervolging en de veroordeling voor mensenhandel niet noodzakelijk, maar tegenover een stellige ontkennende verklaring van een vermeend slachtoffer van mensenhandel dient voldoende redengevend bewijsmateriaal inzake de gebruikte middelen, gedragingen en doelen als bedoeld in artikel 273f Sr voorhanden te zijn. Het bestaan van een huwelijk maakt niet dat mensenhandel zonder meer is uitgesloten.
Zoals gezegd heeft [betrokkene B] verklaard niet te zijn uitgebuit door verdachte. Van [betrokkene I] is geen verklaring bekend. Een aangifte van mensenhandel van beide vrouwen ontbreekt dan ook. Het dossier bevat voornamelijk verslagen van de inhoud van getapte en vertaalde telefoongesprekken. Het is de taak van de rechter, en niet van de politie om in de feiten die in het opsporingsonderzoek zijn vastgesteld, te interpreteren en daaraan conclusies te verbinden. De rechtbank heeft haar oordeel dan ook gebaseerd op het zich in het strafdossier bevindende tapgesprekken zelf en heeft geen acht geslagen op interpretaties en conclusies van de verbalisanten.
Of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f eerste lid Sr wordt – kort gezegd – bepaald aan de hand van drie elementen, te weten 1) een aantal handelingen, 2) een aantal dwangmiddelen en 3) het oogmerk van uitbuiting. Niet alle elementen spelen in alle subleden van artikel 273f eerste lid Sr een rol.
Toegepast op onderhavige zaak overweegt de rechtbank over de verschillende onderdelen van de ten laste gelegde mensenhandel het volgende.
4.4.2.
Sub 1, 4 en 9
Artikel 273f, eerste lid, Sr bepaalt onder sub 1, 4 en 9, kort gezegd, dat strafbaar is hij die door, onder meer, dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van een kwetsbare positie, kort gezegd met een dwangmiddel, ervoor zorgt dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt dan wel wordt belet zich aan een uitbuitingsituatie te onttrekken of met een dwangmiddel er voor zorgt dat hij profiteert van de prostitutiewerkzaamheden van een ander.
De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien één van de dwangmiddelen is gebruikt. [1] Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie of van de bevoordeling uit prostitutie aan te nemen, maar er is geen sprake van dwang als het slachtoffer het dwangmiddel niet heeft opgemerkt of niet als dwang heeft ervaren. [2]
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de enkele inhoud van de getapte telefoongesprekken in het dossier niet voldoende is om te bewijzen dat [betrokkene B] en [betrokkene I] werden gedwongen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden of dat er sprake is van uitbuiting. Het enkele aanmoedigend toespreken door verdachte van [betrokkene B] is ontoereikend om te spreken van een dwangmiddel zoals bedoeld in artikel 273f Sr. Bovendien kan de relatie tussen verdachte en [betrokkene B] het frequente telefonische contact verklaren en ook de overige inhoud van de gesprekken is, gelet op die relatie, voor verschillende uitleg vatbaar. De telefoongesprekken waarin wordt gesproken over ‘[betrokkene I]’, waarmee [betrokkene I] bedoeld zou worden, zijn evenmin voldoende voor het oordeel dat [betrokkene I] werd gedwongen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden.
Verdachte lijkt te zijn onderhouden door [betrokkene B], nu niet gebleken is dat hij beschikt over eigen inkomsten. De rechtbank overweegt evenwel dat het mogelijk is dat binnen een huwelijk dergelijke afspraken met betrekking tot de verdeling van werkzaamheden en inkomsten worden gemaakt zonder dat dit leidt tot een strafrechtelijke vorm van uitbuiting.
Evenmin zijn er aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte enige handeling heeft ondernomen die tot gevolg had dat [betrokkene B] en [betrokkene I] zich beschikbaar (bleven) stellen voor prostitutiewerkzaamheden, zoals bedoeld in het tweede deel van sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
4.4.3.
Sub 6
Dit onderdeel stelt strafbaar het opzettelijk voordeel trekken van de uitbuiting van een ander.
Niet gebleken is dat jegens [betrokkene B] en [betrokkene I] een dwangmiddel in de zin van artikel 273f Sr is aangewend door verdachte of een ander. Van gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is dan ook niet gebleken. De uitbuiting van [betrokkene B] en [betrokkene I] kan dus niet worden bewezen en daarmee het voordeel trekken uit die uitbuiting door verdachte ook niet.
4.4.4.
Sub 3 Sr
Dit onderdeel stelt strafbaar het aanwerven, medenemen of ontvoeren van iemand, met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Zowel [betrokkene B] als verdachte hebben verklaard dat [betrokkene B] zelf het initiatief heeft genomen om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Verdachte en [betrokkene B] zijn vervolgens samen van Bulgarije naar Nederland gereisd. Het dossier bevat geen andere informatie over de omstandigheden waaronder of de wijze waarop [betrokkene B] naar Nederland is gereisd.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte en [betrokkene B] samen naar Nederland zijn gereisd, mede gelet op hun relatie, op zichzelf niet voldoende is voor het bewijs dat verdachte [betrokkene B] heeft meegenomen met het oogmerk haar ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte zich jegens [betrokkene I] schuldig heeft gemaakt aan dit onderdeel van artikel 273f Sr.
4.4.5.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank zijnde dwangmiddelen zoals bedoeld in sub 1, 4 en 9 en de uitbuiting zoals bedoeld in sub 6 van artikel 273f, eerste lid, Sr niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan internationale mensenhandel zoals bedoeld in sub 3 van het artikel.

5.Vrijspraak ten aanzien van het onder 2

Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van uitbuiting van [betrokkene B] en [betrokkene I] en daarmee ook van het voordeel trekken of bevoordeling uit de opbrengst van seksuele handelingen, acht de rechtbank evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zodat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde heeft begaan ten aanzien van andere misdrijven dan mensenhandel biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.

6.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1.00 STK Bromfiets YAMAHA Yn50m 2008 [nummer X] (itemnummer: [nummer 1]);
1.00 STK Kentekenbewijs deel 1 (itemnummer: [nummer 2]);
1.00 STK Horloge GUCCI (itemnummer: [nummer 3]).
Onttrekking aan het verkeer
Nu het voorwerp onder nummer 3 is aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl het kan dienen tot het begaan van misdrijven en van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de tijdens het onderzoek onder hem in beslag genomen voorwerpen onder nummers 1 en 2.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1.00 STK Horloge GUCCI (itemnummer: [nummer 3]).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1.00 STK Bromfiets YAMAHA Yn50m 2008 [nummer X] (itemnummer: [nummer 1]);
  • 1.00 STK Kentekenbewijs deel 1 (itemnummer: [nummer 2]);
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. de Jager, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2013.
Bijlage
TENLASTELEGGING
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012 te
Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten [betrokkene B] en/of [betrokkene I]
en/of een of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden
en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van uitbuiting van die[betrokkene B] en/of [betrokkene I] en/of een of meer
andere vrouwen
en/of
voornoemde [betrokkene B] en/of [betrokkene I] en/of een of meer andere vrouwen(telkens)
met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten:
prostitutiewerkzaamheden)
en/of
voornoemde [betrokkene B] en/of [betrokkene I] en/of één of meer andere vrouwen heeft
aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene B] en/of [betrokkene I]
en/of één of meer andere vrouwen in een ander land, te weten in Nederland,
ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige
handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van)
zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [betrokkene B] en/of [betrokkene I] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor
beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten:
prostitutiewerkzaamheden)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [betrokkene B] en/of
[betrokkene I] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
die [betrokkene B] en/of [betrokkene I] en/of een of meer andere vrouwen met één of meer
van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen
hem, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit
de opbrengst van de seksuele handelingen van die [betrokkene B] en/of [betrokkene I]
en/of een of meer andere vrouwen met of voor een derde,
immers is en/of heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
(ten aanzien van die [betrokkene B])
- een (seksuele) relatie met die [betrokkene B] aangegaan en/of gekregen en/of
onderhouden en/of in stand gehouden en/of
- die [betrokkene B] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet
en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of
- die [betrokkene B] gehuisvest (in [plaats]) en/of
- de werktijden van die [betrokkene B] bepaald en/of
- die [betrokkene B] weggebracht naar haar (prostitutie)werkzaamheden en/of
opgehaald na afloop van haar (prostitutie)werkzaamheden en/of
- die [betrokkene B] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet
en/of gebracht om in de prostitutie te werken door haar een schuld bij hem,
verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of
- ( terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [betrokkene B]
in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of
de taal niet sprak) die [betrokkene B] ertoe aangezet (een gedeelte van) haar
verdiensten uit de (prostitutie-)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn
mededader(s) te laten afstaan en/of
- voor die [betrokkene B] medicijnen gekocht en/of
- voor die [betrokkene B] een operatie aan haar geslachtsorganen geregeld en/of
betaald en/of
(ten aanzien van die [betrokkene I])
- bij die [betrokkene I] langs te gaan terwijl die [betrokkene I] bezig was met haar
(prostitutie-)werkzaamheden teneinde haar te (laten) controleren en/of
- tegen die [betrokkene I] te zeggen dat zij minder moet praten en meer moet werken
en/of
- bij die [betrokkene I] 900 euro te laten ophalen ter betaling van
de kamerhuur;
Artikel 273f Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012 te
Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of
meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door[betrokkene B]
en/of of [betrokkene I] en/of een of meer andere
vrouwen, verrichtte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij (telkens)
wist dat die/dat voorwerp(en) en of geldbedrag(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
Artikel 420bis/420ter jo 47 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 18 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1281.
2.HR 13 juni 1995,