ECLI:NL:RBAMS:2013:7811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
13/708005-12 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en witwassen in Amsterdam

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 november 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012, samen met anderen betrokken was bij de prostitutie van [betrokkene C] en mogelijk andere vrouwen. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van [betrokkene C] en de inhoud van getapte telefoongesprekken beoordeeld. Het bleek dat [betrokkene C] niet in een uitbuitingssituatie verkeerde en dat er geen dwangmiddelen waren gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had gedwongen of misleid en dat de instemming van [betrokkene C] met haar werkzaamheden niet als dwang kon worden beschouwd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, waaronder mensenhandel en het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen beoordeeld en bepaalde dat sommige voorwerpen aan het verkeer moesten worden onttrokken, terwijl andere aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij beschuldigingen van mensenhandel en de noodzaak om de persoonlijke vrijheid en integriteit van betrokkenen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/708005-12 (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1970,
volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
opgegeven woonadres in Nederland [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11, 15 en 16 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Grüschke en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.J. van Essen naar voren hebben gebracht.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte B] (parketnummer 13/708033-12), [medeverdachte C] (parketnummer 13/708032-12) en [medeverdachte D] (parketnummer 13/708007-12).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich op tijdstippen in de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012 tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van verdiensten uit de door die vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht (bijlage I) en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsvrouw heeft op de terechtzitting van 15 oktober 2013 aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van “[betrokkene D]” en “een of meer andere vrouwen” (partieel) nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging voor dit feit niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 15 oktober 2013 reeds op het gevoerde verweer beslist en de tenlastelegging voor wat betreft de onderdelen “[betrokkene D]” en “een of meer andere vrouwen” (partieel) nietig verklaard wegens strijd met artikel 261 Sv.
De tenlastelegging behelst geen opgave van de feitelijke handelingen die verdachte jegens [betrokkene D] zou hebben verricht en die, volgens het openbaar ministerie, maken dat hij zich jegens haar heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel. Uit de inhoud van het dossier valt evenmin voldoende duidelijk af te leiden op welke feitelijke handelingen van verdachte jegens [betrokkene D] de beschuldiging ziet. Het is dan ook voor de verdediging niet voldoende duidelijk waartegen zij verweer moet voeren. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van dat onderdeel niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv.
De enkele vermelding dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van “een of meer andere vrouwen”, zonder opgave op welke specifieke vrouwen de tenlastelegging doelt en zonder een nadere omschrijving van de feitelijke handelingen die verdachte met betrekking tot die vrouwen zou hebben verricht, voldoet evenmin aan de eisen van artikel 261 Sv. Vanwege het grote aantal handelingen, gedragingen en vrouwen die voorkomen in het dossier heeft de rechtbank de inhoud van de tenlastelegging op dit onderdeel niet kunnen vaststellen.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en dat de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

4.1.
Inleiding
Vaststaat dat [betrokkene C] als prostituee in Amsterdam werkt en dat verdachte en zij sinds begin 2012 een (seksuele) relatie hebben.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het onder 1, sub 4, 6 en 9 cumulatief/alternatief ten laste gelegde gevorderd. Uit de getapte telefoongesprekken in het dossier en de feitelijke situatie van [betrokkene C] blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (de dwangmiddelen) misleiding, misbruik van de kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. De officier van justitie stelt dat zij alle relevante telefoongesprekken uit het onderzoek in het dossier heeft gevoegd en niet alleen de belastende, zoals de raadsvrouw aanvoert. In veel telefoongesprekken tussen verdachte en [betrokkene C], die zij voerden via een speciaal daarvoor bestemde lijn, controleerde verdachte [betrokkene C] en legde zij verantwoording aan verdachte af. De inhoud van telefoongesprekken van verdachte met anderen rechtvaardigt de conclusie dat verdachte[betrokkene C] heeft misleid met betrekking tot de aankoop en de verkoop van een flat. Ook heeft hij geprofiteerd van de inkomsten van [betrokkene C]. Niet is gebleken dat verdachte in Nederland over eigen inkomsten beschikt, zodat hij moet zijn onderhouden door [betrokkene C]. Uit de telefoongesprekken blijkt ook dat [betrokkene C] in opdracht van verdachte voor inkomsten moest zorgen. De uitleg die verdachte bij de rechter-commissaris over de inhoud van de telefoongesprekken heeft gegeven acht de officier van justitie niet aannemelijk. De politie heeft in een proces-verbaal aantoonbare onjuistheden in de verklaring van [betrokkene C] bij de rechter-commissaris neergelegd.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen en het onder 1, sub 1 en sub 3 cumulatief/alternatief, ten laste gelegde gevorderd. Uit de inhoud van de contacten tussen verdachte en medeverdachten volgt onvoldoende dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van mensenhandel. Verder kunnen de handelingen zoals bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) niet worden bewezen en kan ook niet bewezen worden dat verdachte [betrokkene C] ertoe heeft gebracht zich in een ander land beschikbaar te stellen voor prostitutie.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Het dossier bevat processen-verbaal waarin de feiten, zoals die uit het onderzoek naar voren komen, worden geïnterpreteerd door de politie. Deze interpretatie van de feiten is voorbehouden aan de rechtbank. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat uit de wettige bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde. Vaststaat dat [betrokkene C] werkzaam is als prostituee in Amsterdam en dat verdachte en zij sinds begin 2012 een relatie hebben, maar zowel verdachte als [betrokkene C] ontkennen dat verdachte [betrokkene C] op enigerlei wijze heeft uitgebuit of gedwongen. Voor een bewezenverklaring zijn de door de officier van justitie aangehaalde tapgesprekken niet voldoende. Het openbaar ministerie heeft alleen de telefoongesprekken in het dossier gevoegd die de verdenking kunnen onderbouwen. Bovendien betreft de uitwerking van die gesprekken soms een interpretatie van het gesprek door de tolk. Verder dient de inhoud van de tapgesprekken in de relationele sfeer en tegen de juiste culturele achtergrond te worden beschouwd. De inhoud daarvan dient dan ook te worden geïnterpreteerd overeenkomstig de uitleg die verdachte en [betrokkene C] daaraan hebben gegeven. De officier van justitie gaat eraan voorbij dat verdachte inkomsten heeft uit bedrijven in Bulgarije.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Algemene overwegingen
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de bestrijding van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid.
Een aangifte is voor de vervolging van en de veroordeling voor mensenhandel niet noodzakelijk, maar tegenover een stellige ontkennende verklaring van een vermeend slachtoffer van mensenhandel dient voldoende redengevend bewijsmateriaal inzake de gebruikte middelen, gedragingen en doelen als bedoeld in artikel 273f Sr voorhanden te zijn.
Zoals gezegd heeft [betrokkene C] verklaard niet te zijn uitgebuit door verdachte. Een aangifte van mensenhandel ontbreekt dan ook. Het dossier bevat voornamelijk verslagen van de inhoud van getapte en vertaalde telefoongesprekken. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de raadsvrouw dat het de taak is van de rechter, en niet van de politie, om de feiten die in het opsporingsonderzoek zijn vastgesteld, te interpreteren en daaraan conclusies te verbinden. De rechtbank heeft haar oordeel dan ook gebaseerd op de zich in het strafdossier bevindende tapgesprekken zelf en heeft geen acht geslagen op de interpretaties en conclusies van de verbalisanten.
Of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f eerste lid Sr wordt – kort gezegd – bepaald aan de hand van drie elementen, te weten 1) een aantal handelingen, 2) een aantal dwangmiddelen en 3) het oogmerk van uitbuiting. Niet alle elementen spelen in alle subleden van artikel 273f eerste lid Sr een rol.
Toegepast op onderhavige zaak overweegt de rechtbank over de verschillende onderdelen van de ten laste gelegde mensenhandel het volgende.
4.4.2.
Sub 1, 4 en 9
Artikel 273f, eerste lid, Sr bepaalt onder sub 1, 4 en 9, kort gezegd, dat strafbaar is hij die door, onder meer, dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van een kwetsbare positie, kort gezegd met een dwangmiddel, ervoor zorgt dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt dan wel wordt belet zich aan een uitbuitingsituatie te onttrekken of met een dwangmiddel er voor zorgt dat hij profiteert van de prostitutiewerkzaamheden van een ander.
De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien één van de dwangmiddelen is gebruikt. [1] Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie of van de bevoordeling uit prostitutie aan te nemen, maar er is geen sprake van dwang als het slachtoffer het dwangmiddel niet heeft opgemerkt of niet als dwang heeft ervaren. [2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de inhoud van telefoongesprekken tussen verdachte en [betrokkene C] blijkt dat hij haar controleerde en aanmoedigde en dat zij verantwoording aan hem aflegde. Zo spreken zij in de gesprekken over (werk)tijden, bespreken zij wanneer [betrokkene C] verdachte zal bellen en spoort verdachte [betrokkene C] aan om (harder) te gaan werken. Wat daarvan ook zij, de rechtbank heeft in de inhoud van die gesprekken, of de overige bewijsmiddelen in het dossier, geen bewijs gevonden dat [betrokkene C] in de prostitutie werkzaam was of bleef of (een deel) van haar inkomsten daaruit afdroeg aan verdachte als gevolg van die controle of die aanmoediging. Anders gezegd, uit de inhoud van het dossier blijkt niet dat verdachte de keuzevrijheid van [betrokkene C] om al dan niet door te gaan met haar werk als prostituee en te beschikken over haar inkomsten daaruit op enigerlei wijze heeft beperkt. Dat verdachte haar aanmoedigde, wil nog niet zeggen dat hij haar dwong. Controle kan ook gebaseerd zijn op afspraken die met instemming van betrokkenen zijn gemaakt. Uit het dossier blijkt bovendien niet dat [betrokkene C] zich in een kwetsbare positie bevond of dat sprake was van relationele ongelijkheid waardoor verdachte misbruik maakte van uit feitelijk omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit de inhoud van een aantal telefoongesprekken blijkt dat verdachte [betrokkene C] heeft misleid bij de aan- en verkoop van een appartement in Bulgarije. De rechtbank stelt vast dat verdachte telefonisch heeft gesproken over een appartement, ook in verband met [betrokkene C]. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen wat de precieze gang van zaken daaromtrent is geweest. Op grond van de inhoud van het dossier is niet komen vast te staan dat verdachte een appartement in Bulgarije op naam van [betrokkene C] heeft aangekocht of heeft verkocht en dat [betrokkene C] daardoor is misleid.
De rechtbank concludeert dan ook dat niet is gebleken dat verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt jegens [betrokkene C], zodat de beschuldigingen die zien op deze onderdelen van artikel 273f Sr niet tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Evenmin zijn er aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte enige handeling heeft ondernomen die tot gevolg had dat [betrokkene C] zich beschikbaar (bleef) stellen voor prostitutiewerkzaamheden, zoals bedoeld in het tweede deel van sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
4.4.3.
Sub 6
Dit onderdeel stelt strafbaar het opzettelijk voordeel trekken van de uitbuiting van een ander.
Niet gebleken is dat jegens [betrokkene C] een dwangmiddel in de zin van artikel 273f Sr is aangewend door verdachte of een ander. Van gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is dan ook niet gebleken. De uitbuiting van [betrokkene C] kan dus niet worden bewezen en daarmee het voordeel trekken uit die uitbuiting door verdachte ook niet.
4.4.4.
Sub 3
Dit onderdeel stelt strafbaar het aanwerven, medenemen of ontvoeren van iemand, met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit onderdeel van artikel 273f Sr.
4.4.5.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de dwangmiddelen zoals bedoeld in sub 1, 4 en 9 en de uitbuiting zoals bedoeld in sub 6 van artikel 273f, eerste lid, Sr niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan internationale mensenhandel zoals bedoeld in sub 3 van het artikel.

5.Vrijspraak ten aanzien van het onder 2

Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van uitbuiting van [betrokkene C] en daarmee ook van het voordeel trekken of bevoordeling uit de opbrengst van seksuele handelingen, acht de rechtbank evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zodat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde heeft begaan ten aanzien van andere misdrijven dan mensenhandel biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.

6.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld in bijlage II bij dit vonnis.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de voorwerpen onder nummers 8, 10 t/m 13, 15 t/m 18, 40, 41 en 44, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, zijn aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de tijdens het onderzoek onder hem in beslag genomen voorwerpen onder nummers 1 t/m 7, 9, 14, 19 t/m 39, 42 en 43.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen genoemd op de beslaglijst (bijlage II) onder nummers 8, 10 t/m 13, 15 t/m 18, 40, 41 en 44.
Gelast de teruggave aan verdachte van: de voorwerpen genoemd op de beslaglijst (bijlage II) onder nummers 1 t/m 7, 9, 14, 19 t/m 39, 42 en 43.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. de Jager, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2013.
Bijlage I
TENLASTELEGGING
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 15 oktober 2013 – ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 17 juli 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen,
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden
en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van uitbuiting van die [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
(sub 3)
voornoemde [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of één of meer andere vrouwen in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
(sub 4)
voornoemde [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen(telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 4)
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige
handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van)
zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
(sub 9)
die [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(ten aanzien van die [betrokkene C] en/of [betrokkene D])
( a) die [betrokkene C] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht en/of aangemoedigd om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
( b) (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [betrokkene C] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of de taal niet sprak) die [betrokkene C] ertoe aangezet (een gedeelte van) hun/haar verdiensten uit de (prostitutie-)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn mededader(s) te laten afstaan en/of
( c) die [betrokkene C] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks vermoeidheid en/of fysieke problemen en/of ziekte (waaronder problemen met haar borstimplantaten en/of blindedarm en/of een keelontsteking) en/of
( d) die [betrokkene C] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren, onder meer door die [betrokkene C] weg te (laten) brengen en/of op te (laten) halen en/of die [betrokkene C] te zeggen dat ze moet(en) handelen volgens de precieze instructie en/of die [betrokkene C] te zeggen dat ze op bepaalde tijden moet bellen en/of
( e) die [betrokkene C] misleid met betrekking tot het sparen voor en/of de aankoop van een huis in Bulgarije;
Artikel 273F Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [betrokkene C] en/of [betrokkene D] en/of een of meer andere vrouwen, verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of
- een personenauto, merk Porsche, type Cayenne en/of
- een (groot) geldbedrag, te weten 21.060 euro en/of
- een of meer andere geldbedragen en/of voorwerpen
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Artikel 420bis/420ter jo 47 Wetboek van Strafrecht
Bijlage II
BESLAGLIJST

Voetnoten

1.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 18 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1281.
2.HR 13 juni 1995,