In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan over de wijziging van de gebruiksbestemming van een pand en de gevolgen daarvan voor de canonverhoging. De Gemeente Amsterdam had de bevoegdheid om de canon te verhogen op basis van artikel 13 van de Algemene Bepalingen voor voortdurende erfpacht 1994 (AB 1994), indien er door de gebruiksverandering een waardevermeerdering van het perceel tot stand kwam. De gedaagde, König & Cie. Immobilienfonds IV 'Pakhuis-Amsterdam' GmbH & Co.KG, betwistte dat er sprake was van een waardevermeerdering. De rechtbank oordeelde dat de deskundigen een theoretische methode hadden gebruikt om de waardevermeerdering te berekenen, waarbij de daadwerkelijke stichtingskosten niet relevant waren. De rechtbank concludeerde dat de waardevermeerdering voortvloeide uit de wijziging van de gebruiksbestemming, ongeacht de kosten die met de herontwikkeling gepaard gingen.
In de vrijwaringszaak werd de bestuurder van de vennootschap, Fortress, aangesproken op onrechtmatig handelen vanwege een dividendbesluit dat in strijd was met de statuten van de vennootschap. De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was tussen het onrechtmatig handelen van Fortress en de schade van König, omdat Het Oosten ook zonder het dividendbesluit geen verhaal zou hebben geboden. De vorderingen van König in de vrijwaringszaak werden afgewezen.
De rechtbank veroordeelde König tot betaling van € 1.137.916,00 aan de Gemeente, vermeerderd met wettelijke rente, en gebiedde haar om mee te werken aan de totstandkoming van een notariële akte. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. In de vrijwaringszaak werden de vorderingen van König afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van Fortress.