ECLI:NL:RBAMS:2013:6541

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
C/13/525442 / HA ZA 12-1106
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkenrecht door Glamorous Fashion B.V. met betrekking tot beeldmerk Chanel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Chanel S.A.S. en Glamorous Fashion B.V. over inbreuk op merkrechten. Chanel, een internationaal bekend modehuis, stelde dat Glamorous inbreuk maakte op haar merkrechten door T-shirts te verkopen die een teken gebruikten dat overeenstemde met het beeldmerk van Chanel. De rechtbank oordeelde dat er verwarringsgevaar bestond bij het gemiddelde publiek, vooral gezien de bekendheid van het merk Chanel. De rechtbank verwierp het marktonderzoek dat door Glamorous was ingediend ter ondersteuning van hun verweer, omdat het onderzoek gebrekkig was en niet voldeed aan de vereisten voor representativiteit. De rechtbank concludeerde dat Glamorous met de verkoop van de T-shirts inbreuk maakte op de merkrechten van Chanel en beval Glamorous aan om de inbreuk te staken en de inbreukmakende producten te vernietigen. Daarnaast werd Glamorous veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding en proceskosten aan Chanel. In reconventie vorderde Glamorous schadevergoeding van Chanel, maar deze vordering werd afgewezen omdat Chanel niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Chanel voor toewijzing in aanmerking kwamen, terwijl de vorderingen van Glamorous in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/525442 / HA ZA 12-1106
Vonnis van 12 juni 2013
in de zaak van
de vennootschap naar Frans recht
CHANEL S.A.S.,
gevestigd te Neuilly-sur-Seine (Frankrijk),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLAMOROUS FASHION B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagden],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. W.K. Cheng te Amsterdam.
Eiseres zal hierna Chanel genoemd worden. Gedaagde sub 1 zal Glamorous en gedaagde sub 2 zal [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 december 2012
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 maart 2013 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Chanel is een internationaal bekend modehuis. In deze procedure heeft zij uittreksels overgelegd van de inschrijving bij het Internationaal Bureau voor intellectuele eigendom van de WIPO van de volgende beeldmerken.
2.2.
Registratie met nummer 339124, datum van registratie 3 oktober 1967, van het volgende beeldmerk
Uit het uittreksel blijkt onder het kopje “current status” onder meer van inschrijving in warenklasse 25, kleding. Voorts is opgenomen onder het kopje “Limitation”:

Interested Contracting Party(ies)
BX (Benelux)
(…)
List limited to:
14 Métaux précieux et leurs alliages et objets en ces matières ou en plaqué (excepté coutellerie, fourchettes et cuillers).
Date of recording
23.01.1986”
2.3.
Overgelegd is voorts bewijs van de registratie onder nummer 318753 van het woordmerk “CHANEL”. De registratie dateert van 11 augustus 1966 en is onder meer geldig voor de Benelux. Onder de warenklassen waarvoor het merk is ingeschreven bevindt zich niet warenklasse 25 (kleding).
2.4.
Daarnaast zijn overgelegd bewijzen van registratie voor onder meer de Benelux onder de nummers 517325-C en 426432-C van de volgende beeldmerken voor onder meer warenklasse 25 (kleding).
2.5.
Glamorous verkoopt kleding als groothandel aan de detailhandel en exploiteert daarnaast een webwinkel voor verkoop aan consumenten. Naast haar eigen merk verkoopt zij tevens kleding als agent voor andere merken.
2.6.
Glamorous heeft twee bestuurders: [bedrijf] en [bedrijf 2] [gedaagden] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van [bedrijf]
2.7.
In maart 2010 en in april 2011 heeft Chanel onder de door Glamorous aangeboden kleding T-shirts aangetroffen waarmee – naar haar zeggen – inbreuk werd gemaakt op haar merkrechten. Beide keren is Glamorous aangeschreven, waarna zij (uiteindelijk) een onthoudingsverklaring heeft getekend. De eerste onthoudingsverklaring dateert van 23 maart 2010 en is ondertekend door [gedaagden] ondertekend namens “Glamorous Fashion [bedrijf]” in zijn[functie]”. De tweede onthoudingsverklaring dateert van 10 april 2012 en is ondertekend namens Glamorous door [naam]. Beide onthoudingsverklaringen bevatten boeteclausules onverminderd het recht van Chanel om volledige schadevergoeding en/of winstafdracht te vorderen bij niet-nakoming.
2.8.
In de zomer van 2012 heeft Chanel geconstateerd dat op de website van Glamorous en via de winkelketen [bedrijf 3] (en haar website) onder de naam Glamorous het volgende T-shirt (hierna aan te duiden als: T-shirt 1) te koop werd aangeboden.
Op de website van [bedrijf 3] wordt dit T-shirt aangeboden met de volgende omschrijving: “Ander leuk detail aan dit shirt is het [roze/gele] Chanel fluor teken”.
2.9.
Chanel heeft Glamorous na deze constatering opnieuw sommatiebrieven gestuurd, waarop door Glamorous afwijzend is gereageerd. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de onderhavige procedure.
2.10.
Nadat in deze procedure was gedagvaard heeft Chanel geconstateerd dat Glamorous de hieronder afgebeelde twee T-shirts op de markt heeft gebracht. Behalve op de website van Glamorous werden de T-shirts ook aangeboden op de website van wederverkoper [bedrijf 4]. Chanel heeft in de onderhavige procedure haar eis vermeerderd met veroordelingen ten aanzien van de gestelde inbreuk op haar merkrechten door deze twee T-shirts.
Dit T-shirt zal hierna worden aangeduid als T-shirt 2.
Dit T-shirt zal hierna worden aangeduid als T-shirt 3.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Chanel vordert samengevat en zakelijk weergegeven (na vermeerdering en verduidelijking van eis bij conclusie en ter comparitie):
een verklaring voor recht dat Glamorous en/of [gedaagden] inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van Chanel, meer in het bijzonder op de onder 2.2. en 2.4. afgebeelde beeldmerken;
een bevel om met onmiddellijke ingang de inbreuk te staken en gestaakt te houden ten aanzien van Glamorous en [gedaagden];
opgave door Glamorous van voorraden, leveranciers, inkoopprijzen, afnemers, brutowinst en voorraden, welke opgave gecontroleerd dient te worden door een niet aan Glamorous en/of [gedaagden] gerelateerde registeraccountant;
afgifte van de voorraad inbreukmakende producten door Glamorous ter vernietiging;
hoofdelijke veroordeling tot betaling van een dwangsom van € 25.000,- bij niet-naleving van hetgeen onder 2, 3 en 4 is gevorderd;
schadevergoeding op te maken bij staat;
een verklaring voor recht dat op grond van de getekende onthoudingsverklaringen contractuele boetes verschuldigd zijn;
hoofdelijke veroordeling van Glamorous en [gedaagden] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van Chanel op grond van artikel 1019h Rv.
3.2.
Glamorous en [gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Glamorous en [gedaagden] vorderen  samengevat - veroordeling van Chanel tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, die zij hebben geleden ten gevolge van – naar de rechtbank begrijpt – het onrechtmatig handelen van Chanel door Glamorous in een kwaad daglicht te stellen bij haar wederverkoper [bedrijf 3], met veroordeling van Chanel in de kosten van de procedure.
3.5.
Chanel voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de stellingen van Chanel gebaseerd zijn op een gestelde inbreuk op de hiervoor onder 2.2 en 2.4 aangeduide beeldmerken (hierna aan te duiden als het beeldmerk). De rechtbank zal bij de beoordeling van die stellingen in het midden laten of – zoals Glamorous en [gedaagden] tot hun verweer aanvoeren – het specifieke beeldmerk met registratienummer 339124 (zie onder 2.2) wel of niet voor de Benelux is beperkt tot warenklasse 14. Glamorous en [gedaagden] hebben immers niet gemotiveerd betwist dat de onder 2.4 bedoelde beeldmerken tot op heden geldig zijn geregistreerd voor de Benelux. Bovendien stelt Chanel onbetwist dat alle hier bedoelde beeldmerken en ook het woordmerk Chanel aan te merken zijn als bekende merken in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en als zodanig bescherming op grond van dit artikel genieten. Dat betekent dat Chanel bescherming geniet als merkhoudster van het beeldmerk en het woordmerk waarop zij in deze procedure een beroep doet.
T-shirt 1
4.2.
Glamorous en [gedaagden] hebben niet betwist het onder 2.9 afgebeelde T-shirt te hebben verkocht zonder toestemming van Chanel. Zij betwisten echter dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op het beeldmerk van Chanel. Daartoe stellen zij allereerst dat de afbeelding op het T-shirt geen teken is dat identiek is aan of overeenstemt met het beeldmerk van Chanel. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.3.
Met Glamorous en [gedaagden] en anders dan Chanel acht de rechtbank de afbeelding op T-shirt 1 niet identiek aan het beeldmerk van Chanel. Onbetwist is immers dat geen sprake is van twee gespiegelde letters C, maar van twee gekruiste volledige cirkels. Daarbij is niet relevant of het een klein of groot verschil is, nu de tekens duidelijk niet identiek zijn. Chanel stelt echter wel terecht dat de afbeelding op T-shirt 1 overeenstemt met haar beeldmerk. Weliswaar zijn de gekruiste cirkels op T-shirt 1 doorlopend, waar in het beeldmerk van Chanel sprake is van aan de zijkanten open cirkels, maar de totaalindruk is visueel dusdanig overeenstemmend dat dit verschil ondergeschikt is aan de overeenstemming. De rechtbank sluit bovendien aan bij de door Chanel ter comparitie aangehaalde jurisprudentie ten aanzien van de relevantie van de totaalindruk van de twee afbeeldingen. In het onderhavige geval zijn het lettertype, de compositie en de proposities alle overeenstemmend met het beeldmerk van Chanel. Bovendien wijst Chanel er terecht op dat bij het dragen van het T-shirt het doorlopen van de cirkels onder de armen verdwijnt, zodat bij dragen toch vooral niet doorlopende gekruiste cirkels te zien zijn die overeenstemmen met de gespiegelde letters C van het beeldmerk van Chanel. Er is dus sprake van gebruik van een overeenstemmend teken als bedoeld in artikel 2.20 BVIE.
4.4.
Glamorous en [gedaagden] betwisten daarnaast dat bij het publiek verwarring kan ontstaan door gebruik van de afbeelding op T-shirt 1. Zij onderbouwen dit laatste verweer met het rapport van een in hun opdracht gehouden marktonderzoek dat die conclusie zou ondersteunen. Met Chanel acht de rechtbank dit marktonderzoek dusdanig gebrekkig dat de conclusies daarvan niet kunnen dienen als onderbouwing van de door Glamorous en [gedaagden] ingenomen stelling. Het door Chanel ingeschakelde onderzoeksbureau [onderzoeksbureau] heeft op het door Glamorous en [gedaagden] ingebrachte rapport (onder meer en voor zover meest relevant) de volgende opmerkingen gemaakt:
  • er zijn sterke aanwijzingen dat het onderzoek is uitgevoerd door mensen die werken voor Glamorous;
  • de rapportage voldoet niet aan de richtlijnen van de beroepsorganisatie, zo ontbreken: een datum, de gehanteerde vragenlijsten, een representativieteitsanalyse, tabellen en tot slot informatie omtrent welk T-shirt aan de ondervraagde mensen is getoond;
  • er bestaan vraagtekens omtrent de onderzoeksopzet en de representativiteit daarvan.
Bovendien heeft Chanel ter zitting aangetoond dat discrepanties bestaan tussen de percentages in de beschreven antwoorden en de percentages gehanteerd voor dezelfde antwoorden in de grafieken.
Deze opmerkingen zijn door Glamorous en [gedaagden] ter comparitie niet nader betwist. Dit leidt tot de conclusie dat aan het marktonderzoek van Glamorous en [gedaagden] door de rechtbank geen waarde wordt toegekend ten aanzien van de vraag of bij het publiek verwarring kan ontstaan.
4.5.
Met Chanel is de rechtbank van oordeel dat de totaalindruk die het door Glamorous gebruikte teken en het beeldmerk van Chanel maken een zodanige gelijkenis vertonen dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het in aanmerking komende publiek, te weten de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument, verwarring wordt gewekt tussen de tekens. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. Voorop staat dat Chanel terecht stelt dat het beeldmerk van Chanel dusdanig bekend is dat daaraan een grote onderscheidende kracht kan worden toegekend. In andere woorden: het gemiddelde publiek zal door deze bekendheid in twee gespiegelde C’s snel het merk van Chanel denken te herkennen. Chanel stelt voorts terecht dat daaraan bijdraagt dat het teken is afgebeeld op een T-shirt en Chanel bekend is als modemerk. Tot slot blijkt uit de wijze waarop het T-shirt door [bedrijf 3] is omschreven (zie hiervoor onder 2.9) dat zelfs bij de wederverkoper van Glamorous sprake is van feitelijke verwarring, waar gesproken wordt over “het Chanel fluor teken”. Dit verwarringsgevaar blijft bestaan zelfs indien, zoals Glamorous en [gedaagden] tot hun verweer aanvoeren, de intentie van de ontwerpster van het teken heel anders is geweest, namelijk om aan te sluiten bij de Olympische gedachte of het thema “love, peace and happiness”. Dit is niet de uiteindelijke totaalindruk die bij het gemiddelde publiek ontstaat bij een teken dat dusdanig lijkt op het beeldmerk van Chanel en versierd is afgedrukt op een T-shirt. Nu de rechtbank op grond van de genoemde omstandigheden het verwarringsgevaar reeds aanneemt, kan in het midden blijven of sprake is van nawerking van de eerdere (gestelde) merkinbreuken.
4.6.
Nu sprake is van verwarringsgevaar door gebruik door Glamorous van een overeenstemmend teken op T-shirt 1, komt Chanel de bescherming toe van artikel 2.20, lid 1, sub b, BVIE.
T-shirts 2 en 3
4.7.
De rechtbank verwijst allereerst naar haar ter comparitie genomen beslissing dat de vermeerdering van eis ten aanzien van de T-shirts 2 en 3 wordt toegestaan. Derhalve zal thans worden beoordeeld of met deze T-shirts eveneens inbreuk wordt gemaakt op de merkrechten van Chanel.
4.8.
Chanel baseert haar vorderingen ten aanzien van T-shirts 2 en 3 op artikel 2.20, lid 1, sub a, b en/of c, BVIE. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, is op deze T-shirts waarop opnieuw twee volledige cirkels en geen gespiegelde C’s elkaar kruisen, geen sprake van gebruik van een identiek teken aan het beeldmerk van Chanel. Ook het gebruik van het woord “channel” is geen gebruik van een identiek teken, hooguit een overeenstemmend teken. Derhalve komt Chanel op grond van artikel 2.20, lid 1, sub a, BVIE geen bescherming toe.
4.9.
Chanel stelt terecht dat de combinatie van het teken van de gekruiste cirkels met de afbeelding van een vrouw die gelijkenis vertoont met Coco Chanel (T-shirt 2) en een afbeelding van Karl Lagerfeld (T-shirt 3) bij het gemiddelde publiek de associatie met Chanel zal oproepen. Ook het woord “channel” stemt in hoge mate overeen met het woordmerk Chanel. Daarbij is voorts van belang dat een zin als “who the f*ck is Channel” geen logische andere betekenis kan hebben dan een verwijzing naar het merk Chanel, zeker niet in combinatie met de gebruikte afbeelding van een op Coco Chanel gelijkende jonge vrouw.
4.10.
Chanel stelt dat Glamorous met het verhandelen van deze T-shirts duidelijk wil aanhaken bij de goede reputatie van Chanel, ongerechtvaardigd voordeel uit de bekende merken wil trekken en tevens ernstig afbreuk doet aan de reputatie van het merk door het gebruik van de provocerende tekst waarbij de merken (in het geval van T-shirt 2) worden gebruikt in een scheldwoord.
4.11.
Glamorous en [gedaagden] hebben hier tegenin gebracht dat het de interpretatie is van Chanel dat de tekst op T-shirt 2 verwijst naar het woord “fuck” en dat Glamorous en [gedaagden] die interpretatie niet delen. Voorts is Karl Lagerfeld een fenomeen op zich en niet alleen gerelateerd aan Chanel. Glamorous en [gedaagden] hebben ten slotte verzocht nog in de gelegenheid te worden gesteld nader onderzoek te doen naar de achtergrond en eventuele bedoeling van de T-shirts.
4.12.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Zoals onder 4.9 is overwogen zijn de T-shirts met de combinatie van afbeeldingen, tekst en het op de gespiegelde C’s gelijkende teken niet anders te begrijpen dan als verwijzing naar Chanel. Zoals onder 4.5 reeds is overwogen, is een eventuele andere intentie van de ontwerper bij deze beoordeling niet relevant. Een onderzoek daarnaar, zoals door Glamorous en [gedaagden] verzocht, kan daarom achterwege blijven. Dat met deze verwijzing ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het woordmerk en het beeldmerk van Chanel en afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van Chanel, is door Glamorous en [gedaagden] niet betwist. Daarmee is een inbreuk op de door artikel 2.20, lid 1, sub c, BVIE geboden bescherming gegeven. Nu dit voor toewijzing van het gevorderde niet uitmaakt, kan in het midden blijven of met T-shirts 2 en 3 (ook) inbreuk wordt gemaakt op de bescherming van artikel 2.20, lid 1, sub b, BVIE.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.13.
Chanel vordert dat naast Glamorous ook [gedaagden] op grond van art. 6:162 BW persoonlijk aansprakelijk wordt gehouden voor de merkinbreuken. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de merkinbreuken hem persoonlijk zijn toe te rekenen, omdat hij door de twee eerdere geschillen op de hoogte was van de merkrechten van Chanel en desondanks heeft toegestaan dat er opnieuw kleding is verhandeld die inbreuk maakt op die merkrechten. [gedaagden] kan als bestuurder dan ook een voldoende ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt, aldus steeds Chanel.
4.14.
De rechtbank zal deze vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen. Chanel heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan beoordeeld kan worden of dan wel in welke mate [gedaagden] persoonlijk bij de inbreuken betrokken was. Het enkele feit dat één van de twee onthoudingsverklaringen door hem is ondertekend, is onvoldoende. Niet gesteld is welke feiten en omstandigheden hem persoonlijk worden verweten, anders dan het zijn van (indirect) bestuurder van een vennootschap die inbreuk heeft gepleegd op de merkrechten van Chanel. Het had op de weg van Chanel gelegen dergelijke feiten en omstandigheden aan te voeren, nu [gedaagden] zich op het standpunt heeft gesteld dat het dagelijks bestuur van Glamorous niet in handen was van [gedaagden], maar dat deze zich als hoofdtaak bezighield met het onderhouden van contacten met investeerders.
4.15.
Op grond van het vorenoverwogene komen de vorderingen van Chanel voor toewijzing in aanmerking voor zover deze zijn ingesteld jegens Glamorous en als hierna omschreven in het dictum. Nu aannemelijk is dat Chanel ten gevolge van de merkinbreuken schade heeft geleden, zal de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure eveneens worden toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde dwangsommen matigen en maximeren als hierna te melden. De verklaring voor recht dat contractuele boetes zijn verschuldigd zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is welk afzonderlijk belang Chanel daarbij heeft, gegeven het feit dat in dit vonnis al is vastgesteld dat inbreuk is gemaakt op de merkrechten van Chanel.
4.16.
Glamorous zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Chanel heeft vergoeding van een bedrag van € 14.332,34 aan daadwerkelijk gemaakte kosten gevorderd op grond van artikel 1019h Rv. Een specificatie van deze kosten tot aan 12 maart 2013 is door haar in het geding gebracht. Glamorous heeft de hoogte van de gemaakte kosten niet betwist en evenmin betwist dat deze verschuldigd zijn in deze procedure die ziet op handhaving van het merkenrecht van Chanel. Het gevorderde bedrag ligt daarmee voor toewijzing gereed.
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is, als niet weersproken, eveneens toewijsbaar.
in reconventie
4.18.
Op grond van hetgeen in conventie is overwogen staat vast dat Glamorous inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Chanel. Chanel heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld door tegen deze merkinbreuk op te treden en zich daarbij ook te richten op wederverkopers van Glamorous, waaronder [bedrijf 3]. Voor zover Glamorous derhalve bij [bedrijf 3] in een kwaad daglicht is gesteld door dit optreden van Chanel, is dit ten gevolge van de door haar gepleegde merkinbreuk en niet het gevolg van onrechtmatig handelen van Chanel. De hierop gestoelde vordering van Glamorous in reconventie zal daarom worden afgewezen.
4.19.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient Glamorous in de proceskosten te worden veroordeeld. Nu in conventie de volledige proceskosten reeds zijn toegewezen en gesteld noch gebleken is dat uit de vordering in reconventie verdere kosten zijn voortgevloeid, zullen de kosten aan de zijde van Chanel worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Glamorous met de T-shirts 1, 2 en 3 inbreuk heeft gemaakt op het beeldmerk van Chanel,
5.2.
beveelt Glamorous met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de merken van Chanel, meer in het bijzonder het beeldmerk, te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder het vervaardigen, doen vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van kleding die zonder toestemming van Chanel is voorzien van de merken van Chanel, meer in het bijzonder het beeldmerk,
5.3.
beveelt Glamorous om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de raadsman van Chanel te voorzien van een schriftelijke opgave, geaccordeerd en ondertekend door een niet aan Glamorous en/of [gedaagden] gerelateerde registeraccountant en voor rekening van Glamorous, met aanhechting van kopie van alle ter staving van die opgave relevante bescheiden, van:
de exacte datum waarop Glamorous de T-shirts 1, 2 en 3 voor het eerst heeft ingekocht en/of geleverd gekregen en/of geproduceerd en heeft verkocht;
volledige bij Glamorous bekende namen en adressen van de leverancier(s) van de T-shirts 1, 2 en 3, e-mailadres(sen), telefoonnummer(s), bankrekeningnummer(s) alsmede het exacte aantal exemplaren dat door Glamorous van die producten werd ingekocht en/of besteld, met nauwkeurige opgave van de daarvoor geldende inkoopprijzen per product;
volledige bij Glamorous bekende namen en adressen van alle personen of ondernemingen aan wie Glamorous de T-shirts 1, 2 en 3 heeft geleverd of verkocht of van wie Glamorous bestellingen heeft genoteerd, onder vermelding van het exacte aantal exemplaren per product, per afnemer en de bijbehorende verkoopprijzen per product, inclusief e-mailadres(sen), telefoonnummer(s), bankrekeningnummer(s);
e brutowinst per product, of indien er verschillende prijzen zijn gehanteerd bij een product, de brutowinst per exemplaar van een product zijnde het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs;
de totale hoeveelheid bij Glamorous in voorraad of onder haar controle zijnde T-shirts 1, 2 en 3,
5.4.
beveelt Glamorous haar gehele voorraad van T-shirts 1, 2 en 3 binnen 14 werkdagen na betekening van dit vonnis op een door Chanel te bepalen adres in Nederland ter vernietiging aan Chanel af te geven,
5.5.
veroordeelt Glamorous om aan Chanel een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.2, 5.3 en/of 5.4 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,- is bereikt,
5.6.
veroordeelt Glamorous tot betaling van volledige schadevergoeding, nader op te maken bij staat,
5.7.
veroordeelt Glamorous in de proceskosten, aan de zijde van Chanel tot op heden begroot op € 14.332,34 (veertienduizend driehonderd en tweeëndertig euro en vierendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
5.8.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.7 uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Glamorous in de proceskosten, aan de zijde van Chanel tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts, mr. A.R.P.J. Davids en mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2013. [1]

Voetnoten

1.type: