ECLI:NL:RBAMS:2013:5513

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
2 september 2013
Zaaknummer
C/13/547793 / KG ZA 13-1008 MvW/CGvB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag ten laste van Keijser Capital N.V. in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Keijser Capital N.V. en [C]. Keijser Capital, een beleggingsonderneming, had te maken met conservatoire beslagen die door [C] waren gelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beslagen moesten worden opgeheven omdat Keijser Capital niet was gehoord voordat het verlof voor de beslaglegging werd verleend, wat in strijd was met haar fundamentele rechten. De rechter stelde vast dat [C] in zijn verzoekschrift had verzuimd te vermelden dat Keijser Capital een financiële instelling is, wat een vereiste is volgens artikel 700 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit verzuim leidde tot de conclusie dat de gelegde beslagen nietig waren.

Daarnaast werd er een verbod opgelegd aan [C] om opnieuw beslag te leggen zonder melding te maken van deze uitspraak. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was voor een verbod om nieuwe beslagen te leggen, maar dat [C] wel verplicht was om dit vonnis bij een nieuw verzoekschrift te overleggen. De rechter heeft ook een dwangsom opgelegd aan [C] voor het geval hij niet aan deze verplichting zou voldoen.

De proceskosten werden toegewezen aan Keijser Capital, aangezien [C] als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [B] afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Dit vonnis benadrukt het belang van het horen van partijen in procedures die betrekking hebben op conservatoire beslagen, vooral wanneer het gaat om financiële instellingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/547793 / KG ZA 13-1008 MvW/CGvB
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2013
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
KEIJSER CAPITAL N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[B],
wonende te [woonplaats],
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 14 augustus 2013,
advocaten mr. M.L.M.N. Heltzel en mr. N.G. Wijnstekers te Amsterdam,
tegen
[C],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.N. van Dam te Amsterdam.
Eisers zullen hierna respectievelijk Keijser Capital en [B] worden genoemd. Gezamenlijk zullen zij als Keijser Capital c.s. worden aangeduid. Gedaagde zal hierna [C] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 16 augustus 2013 hebben Keijser Capital en [B] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [C] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnotities in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren, voor zover hier van belang, aanwezig:
Aan de zijde van Keijser Capital c.s.: dhr. [D], [functie] bij Keijser Capital en dhr. [B], namens Keijser Capital en namens zichzelf, met mr. Heltzel en mr. Wijnstekers.
Aan de zijde van [C]: dhr. [C], vergezeld door zijn echtgenote en dochter, met mr. Van Dam en zijn kantoorgenoot mr. I. Wassenaar.

2.De feiten

2.1.
Keijser Capital is een beleggingsonderneming, die over een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) beschikt. Het is een financiële instelling als bedoeld in artikel 212a onder a van de Faillissementswet (Fw). [B] is [functie] van Keijser Capital. In de afgelopen jaren zijn er 20-25 werknemers bij Keijser Capital in dienst geweest.
2.2.
[C] heeft zijn financiële vermogen met de verkoop van zijn uitgeverijen bijeen gebracht.
2.3.
[C] heeft in november 2010, destijds 87 jaar oud, met de heer [E], [functie] bij Keijser Capital (hierna: [E]), gesproken over het aangaan van een beleggingsrelatie. In aansluiting op dit gesprek heeft Keijser Capital een (aangepast) beleggingsvoorstel aan [C] doen toekomen (de begeleidende brief bij dit voorstel van Keijser Capital is gedateerd op 14 april 2010). Het beleggingsvoorstel van Keijser Capital bevat, voor zover hier van belang, de navolgende passages:
Uw persoonlijke situatie
(…)
• Uw beleggingsdoelstelling betreft een combinatie van aanvulling op uw inkomen en vermogensgroei, waarbij u streeft naar een rendement van circa 8% per jaar.
• De beleggingshorizon bedraagt tenminste 10 jaar. Hiermee bedoelen wij de periode om te trachten uw doelstelling te realiseren.
• U heeft beperkt ervaring met en kennis van beleggen in effecten. De beleggingscategorieën waar u ervaring mee heeft zijn aandelen, obligaties, onroerend goed en beleggingsfondsen.
• Ten aanzien van de beleggingsrisico’s kan worden gesteld dat u bekend bent met de risico’s van de diverse categorieën en ook bereid bent deze risico’s te aanvaarden. Wij hebben u uitgebreid geïnformeerd omtrent de risico’s van de verschillende categorieën, waaronder de aandelen en obligaties met een relatief hoog risicoprofiel.
(…)
• Verder verwijzen wij naar de door u ingevulde inventarisatielijst, waarbij u een aantal vragen omtrent uw persoonlijke en financiële situatie heeft beantwoord.
• In verband met de Wet op het financieel toezicht wordt u aangemerkt als niet-professionele belegger.
Uw beleggingsprofiel
Een belangrijk onderdeel is uw beleggingsprofiel. Op basis van de door u verstrekte en thans bij ons bekende informatie, die wij hierboven hebben samengevat, heeft u gekozen voor eenZeer offensiefprofiel. Tot nader order zal dit profiel de basis vormen voor de wijze waarop wij uw vermogen zullen beheren. Het is uiteraard mogelijk dat zich in de loop der tijd wijzigingen voordoen in uw persoonlijke en/of financiële situatie, op grond waarvan de uitgangspunten en doelstellingen van het beleggingsbeleid mogelijk dienen te worden aangepast. Het is in uw belang ons tijdig in kennis te stellen van dergelijke wijzigingen. (…)
Contractvorm
De door u gewenste contractvorm is‘Vermogensbeheer’. Op uw verzoek kan de contractvorm worden gewijzigd in ‘Beleggingsadvies en –bemiddeling’ danwel ‘Beleggingsbemiddeling/orderexecutie’.
(…)
Wij vertrouwen erop u met dit beleggingsvoorstel van dienst te zijn en wij zullen contact met u opnemen teneinde in overleg met u te bepalen of het voorstel overeenkomt met uw wensen. Uiteraard zijn wij graag bereid dit desgewenst in een persoonlijk gesprek met u te doen. Door ondertekening van de ‘Verklaring van Aanvaarding van Voorwaarden’ verklaart u akkoord te gaan met dit beleggingsvoorstel. (…)
Bijlage 1: Beleggingsprofielen van Keijser Capital N.V.
(…)
Neutraal
U bent een belegger die streeft naar balans en evenwicht. Een bepaalde mate van beleggingsrisico is acceptabel, maar al te grote waardeschommelingen zijn niet gewenst. Het verwachte gemiddelde bruto rendement* voor dit profiel is 6,9% per jaar. Met 95% waarschijnlijkheid beweegt uw vermogen zich in één jaar tussen -15% en +29,3%. Er bestaat een kleine kans (5%) dat uw vermogen zich in één jaar buiten bovengenoemde bandbreedte zal bewegen.
(…)
Zeer offensief
U streeft naar een hoog rendement en u weet dat de beweeglijkheid van uw vermogen groot zal zijn. Van flinke koersdalingen bij aandelen wordt u niet zenuwachtig. U belegt voor de (zeer) lange termijn. Het verwachte gemiddelde bruto rendement* voor dit profiel is 9,0% per jaar. Met 95% waarschijnlijkheid beweegt uw vermogen zich in één jaar tussen -32% en +50,6%. Er bestaat een kleine kans (5%) dat uw vermogen zich in één jaar buiten bovengenoemde bandbreedte zal bewegen.
(…)
* onder het verwachte gemiddelde bruto rendement wordt verstaan het nettorendement vóór inflatie en belastingheffing. De voorbeeldrendementen zijn rendementen die in het verleden zijn behaald, gemeten over een lange (> 10 jaar) beleggingsperiode en garanderen niets voor de toekomst. ”
2.4.
Keijser Capital heeft een door [E] ingevulde en op 24 november 2010 gedateerde (en door [C] ondertekende) inventarisatielijst in het geding gebracht (productie 3). In deze inventarisatielijst heeft [E] bij iedere vraag een antwoordkruisje gezet. [C] heeft bij iedere antwoordkruisje een paraaf gezet. Uit deze inventarisatielijst blijkt dat [C] voor een ‘
zeer offensief beleggingsprofiel’ heeft gekozen.
2.5.
[C] heeft een volledig door hem zelf ingevulde en op 25 november 2010 gedateerde (en ondertekende) inventarisatielijst van Keijser Capital in het geding gebracht (productie 1 bijlage 2). Uit deze inventarisatielijst volgt dat [C] voor een ‘
neutraal beleggingsprofiel’ heeft gekozen.
2.6.
Onder de gedingstukken bevindt zich een van Keijser Capital afkomstige “Verklaring van Aanvaarding van Voorwaarden” (productie 5 bij dagvaarding). [C] en zijn echtgenote hebben deze verklaring ondertekend. In deze verklaring is de datum “24 november” handgeschreven ingevuld. Het jaartal 2011 is daarbij handgeschreven aangepast naar het jaartal 2010. [C] heeft als productie 2 een gelijkluidende verklaring van Keijser Capital in het geding gebracht. In deze verklaring is de datum “24 november” op dezelfde wijze handgeschreven ingevuld. Het jaartal 2011 is daarbij evenwel niet veranderd. In de rechterbovenhoek van dit document is echter handgeschreven de tekst “
betr. 2010” gezet.
2.7.
Op 3 december 2010 is [B] toegetreden tot de Raad van Commissarissen van de naamloze vennootschap [F] N.V. (hierna: [F]).
2.8.
Op 17 mei 2011 heeft Keijser Capital voor rekening en risico van [C] voor een bedrag van € 117.000,00 obligaties van [F] gekocht. De nominale waarde van de obligaties bedroeg op dat moment € 100.000,00.
2.9.
Op 31 mei 2011 heeft [F] een officiële vooraankondiging gepubliceerd met de kerncijfers over het jaar 2010. Het jaarverslag 2010 van [F] is op 10 juni 2011 gepubliceerd.
2.10.
Onder de gedingstukken bevindt zich een door [C] in het geding gebracht inventarisatieformulier “Cliënt- en beleggingsprofiel” van Keijser Capital. Dit beleggingsprofiel is op 19 juli 2011 door [C] en zijn echtgenote ondertekend (productie 1 bijlage 3). Naar aanleiding daarvan is de tussen [C] en Keijser Capital bestaande vermogensbeheerrelatie omgezet in een (vermogens)adviesrelatie.
2.11.
Op 2 december 2011 is [B] teruggetreden als commissaris van [F].
2.12.
Bij e-mail van 8 maart 2013 heeft [E], voor zover hier van belang, het navolgende aan [C] geschreven:
“De 6% conv. [F] 2010-15 is niet verhandelbaar, wanneer je de convertible wil verkopen moet ik de obligatie eerst converteren in aandelen en daarna de aandelen verkopen op de beurs.
Dit gaat wel even duren.”
2.13.
In maart 2013 heeft [C] de tussen hem en Keijser Capital bestaande relatie beëindigd.
2.14.
Bij brief van 3 juni 2013 heeft de advocaat van [C] Keijser Capital c.s. aansprakelijk gesteld voor de door [C] geleden schade en tevens een schikkingsvoorstel gedaan. Keijser Capital c.s. is niet op dit schikkingsvoorstel ingegaan.
2.15.
Bij verzoekschrift van 31 juli 2013 heeft [C] de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd om ten laste van Keijser Capital c.s. conservatoir (derden)beslagen te leggen. Het verlof is dezelfde dag verleend. De vordering van [C] is daarbij voorshands begroot op een bedrag van in totaal € 152.100,00 inclusief rente en kosten. De beslagen zijn vervolgens door de deurwaarder op 2 augustus 2013 onder Keijser Capital en [B] gelegd.

3.Het geschil

3.1.
Keijser Capital c.s. vordert  samengevat -:
primair
- opheffing van de op grond van het op 31 juli 2013 verleende verlof gelegde beslagen;
- dat [C] wordt verboden om voor dezelfde vordering opnieuw beslag te leggen, althans dat [C] wordt geboden dit vonnis bij een nieuw beslagverzoek ter kennis van de voorzieningenrechter te brengen, op straffe van een dwangsom;
subsidair
- opheffing van de op grond van het op 31 juli 2013 verleende verlof gelegde beslagen, indien Keijser Capital zekerheid stelt voor een bedrag van € 152.100,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
primair en subsidiair
- veroordeling van [C] in dit geding.
3.2.
[C] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

criterium

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
nietigheid beslag ten laste van Keijser Capital
4.2.
Keijser Capital voert in de eerste plaats aan dat de ten laste van haar gelegde beslagen dienen te worden opgeheven, nu zij niet is gehoord terwijl zij een financiële instelling zoals bedoeld in artikel 212a onder a Fw is. Krachtens het bepaalde in artikel 700 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan verlof tot beslaglegging ten laste van een dergelijke instelling slechts worden verleend nadat de instelling in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Duidelijk is dat [C] in het verzoekschrift van 31 juli 2013 ten onrechte heeft nagelaten er melding van te maken dat Keijser Capital een instelling is als bedoeld in artikel 212a onder A Fw. [C] heeft ter zitting erkend dat aan het verzoekschrift op dit punt een gebrek kleeft. [C] heeft evenwel betoogd dat aan voornoemde omissie niet de nietigheid van het ten laste van Keijser Capital gelegde beslag dient te worden verbonden. Hij heeft daartoe gesteld dat Keijser Capital – om proceseconomische redenen – geen belang heeft bij opheffing van de gelegde beslagen op de door haar gestelde formele grond, nu [C] in dat geval direct een nieuw verzoekschrift zal indienen. Keijser Capital heeft haar formele verweer desgevraagd gehandhaafd en opheffing op grond van artikel 705 lid 2 Rv gevorderd.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [C] voert terecht aan dat artikel 700 lid 4 Rv niet als sanctie op de hiervoor omschreven omissie nietigheid van de gelegde beslagen voorschrijft. Wel is het zo dat [C] de voorzieningenrechter in het beslagrekest onvolledig heeft geïnformeerd. Indien het rekest wel volledig zou zijn geweest, zou Keijser Capital zijn gehoord voordat over het beslagverzoek zou zijn beslist. De omissie van [C] acht de voorzieningenrechter zodanig in strijd met het fundamentele recht van Keijser Capital om te worden gehoord, dat dit ertoe moet leiden dat de ten laste van Keijser Capital gelegde beslagen moeten worden opgeheven. De omstandigheid dat [C] direct een nieuw beslagrekest kan indienen, waarbij wel wordt vermeld dat Keijser Capital een financiële instelling is als bedoeld in artikel 212a onder a Fw en tevens een verzoek tot het achterwege laten van de verplichting tot het horen van Keijser Capital kan worden gedaan, legt gelet op de ernstige gevolgen van het vormverzuim van [C] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gewicht in de schaal. De voorzieningenrechter zal dan ook tot opheffing van alle door [C] ten laste van Keijser Capital gelegde beslagen overgaan. Deze vordering van Keijser Capital zal derhalve worden toegewezen.
verbod opnieuw beslag te leggen
4.4.
Met betrekking tot het jegens [C] gevorderde verbod om opnieuw beslag ten laste van Keijser Capital te leggen, wordt als volgt overwogen. Voor toewijzing van een verbod om nieuwe beslagen te leggen bestaat geen grond. Op dit moment kan niet worden voorzien welke toekomstige feiten of omstandigheden een eventueel nieuw beslag rechtvaardigen. Een en ander zal alsdan dienen te worden beoordeeld. [C] zal wel worden veroordeeld om, indien hij opnieuw conservatoir beslag ten laste van Keijser Capital wil leggen, dit vonnis bij het daartoe strekkende rekest aan de voorzieningenrechter over te leggen.
dwangsom
4.5.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op na te melden wijze.
de gestelde vordering van [C] jegens [B]
4.6.
Nu het slagen van het formele verweer van Keijser Capital [B] niet regardeert, zal de voorzieningenrechter in het navolgende de door [C] gestelde vordering op [B] bespreken.
4.7.
[B] heeft in de eerste plaats als verweer het standpunt ingenomen dat [C] met de aankoop van obligaties van [F] geen schade heeft geleden. [B] heeft erop gewezen dat [C] ieder jaar een couponbedrag van € 6.000,00 heeft ontvangen en tot 2015 zal ontvangen en de obligaties – door middel van conversie naar aandelen – kan verkopen voor een bedrag van circa € 45.000,00. [C] heeft bestreden dat de obligaties vrij verhandelbaar zijn. Hij heeft ter adstructie van zijn standpunt een beroep op de onder 2.12 opgenomen e-mail van [E] gedaan. Voor zover voor het converteren van de obligaties naar aandelen van [F] wordt gekozen, zal dit tot grote schade leiden, nu het aankoopbedrag van € 117.000,00 bij lange na niet meer zal worden gehaald.
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de onder 2.12 opgenomen e-mail volgt dat [C] de obligaties in [F] niet direct liquide kan maken. Dat er op enig moment nog enige waarde na verkoop van de obligaties voor [C] resteert is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. Te meer, nu uit het over en weer gestelde volgt dat voor de betreffende obligaties een individuele koper gezocht zal moeten worden. Aannemelijk is op dit moment dan ook dat [C] schade zal leiden.
4.9.
[B] heeft voorts aangevoerd dat de aankoop van de [F] obligaties past binnen het beleggingsprofiel van [C] zoals dat door Keijser Capital is vastgesteld, te weten ‘zeer offensief’. [C] heeft bestreden dat hij een ‘zeer offensief’ beleggingsprofiel had en tevens gemeld dat zelfs indien zulks het geval zou zijn geweest, Keijser Capital niet tot de aankoop van de [F] obligaties had mogen overgaan.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt. In dit kort geding is niet duidelijk geworden welk beleggingsprofiel op [C] van toepassing is. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de data die op diverse documenten van Keijser Capital zijn geplaatst de nodige vraagtekens oproepen. Zo heeft er om te beginnen in november 2010 een gesprek met [E] van Keijser Capital plaatsgevonden en is op 24 november 2010 een beleggingsvoorstel gedaan op basis van een door [C] (kennelijk) op dezelfde dag ingevulde inventarisatielijst (2.4). [C] heeft echter gewezen op de inventarisatielijst van 25 november 2010. Keijser Capital heeft op haar beurt bestreden dat zij de onder 2.5 bedoelde inventarisatielijst ooit heeft ontvangen. Welke inventarisatielijst de juiste is, kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Daarbij speelt ook een rol dat de echtgenote van [C] ter zitting heeft gemeld dat zij zich herinnerde dat [E] in de betreffende periode twee keer is langs geweest om een handtekening op te halen en dat de begeleidende aanbiedingsbrief bij het beleggingsvoorstel van Keijser Capital van 24 november 2010 dateert van 14 april 2010. In een bodemprocedure zal – bijvoorbeeld door middel van het horen van getuigen, waaronder [E] – de gang van zaken verder moeten worden uitgezocht. De voorzieningenrechter kan er dan ook niet op voorhand vanuit gaan dat de aankoop van de [F] obligaties binnen het beleggingsprofiel van [C] pasten. De onduidelijkheden op dat punt komen vooralsnog voor rekening van Keijser Capital, nu het op haar weg ligt een en ander zorgvuldig te administreren.
4.11.
[C] heeft met betrekking tot de door hem gestelde vordering jegens [B] (onder andere) een beroep gedaan op een zelfstandige onrechtmatige daad van [B] als bestuurder, bestaande uit een schending van een op hem rustende zorgvuldigheidsnorm. [C] heeft betoogd dat [B] heeft toegestaan dat Keijser Capital, een vermogensbeheerder met een beperkte en overzichtelijke organisatiestructuur, haar zorgverplichting jegens [C] niet is nagekomen. [B] kan volgens [C] uit hoofde van zijn functie invloed uitoefenen op het beleggingsbeleid van Keijser Capital. Dit is hier van belang nu [B] ten tijde van de aankoop van de obligaties van [F] uit hoofde van zijn (neven)functie als Commissaris van [F] tevens beschikte over informatie ter zake het risicoprofiel daarvan. [B] had dan ook moeten voorkomen dat Keijser Capital tot aankoop van de obligaties in [F] overging, aldus [C].
4.12.
[B] heeft bestreden dat hem een verwijt valt te maken. Hij heeft in dat verband gemeld dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de bewuste transactie, nu deze door een andere afdeling is verricht. [B] heeft zelf ook niet direct of indirect geprofiteerd van de obligatietransactie, omdat het om reeds uitgegeven obligaties ging. [B] heeft zelf geen belang bij deze transactie gehad. Ten slotte is [B] niet bij de informatieverstrekking aan [C] betrokken is geweest en kan hij derhalve ook geen informatie hebben achtergehouden, aldus [C].
4.13.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Niet in geschil is dat [B] vanuit zijn functies als bestuurder van Keijser Capital en Commissaris van [F] in beginsel toegang heeft gehad tot alle relevante informatie voor de bewuste transactie, waaronder informatie die (nog) niet publiekelijk bekend was. Het ligt in die situatie op zijn weg om aan te tonen dat hij als bestuurder van Keijser Capital ervoor heeft zorg gedragen dat er voldoende waarborgen zijn gecreëerd om te voorkomen dat zich bij het verhandelen van obligaties van [F] door Keijser Capital tegenstrijdigheden tussen het belang van Keijser Capital en dat van haar cliënten konden voordoen. Dat dergelijke waarborgen ter voorkoming van tegenstrijdige belangen zijn ingebouwd, is in dit kort geding vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. [B] heeft daartoe onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze zijn mogelijkheden om het beleggingsbeleid binnen Keijser Capital te beïnvloeden met name ten aanzien van [F] zijn ingeperkt. De enkele verwijzing naar een andere afdeling binnen Keijser Capital is daarvoor naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende. Dit geldt te meer, nu slechts een relatief gering aantal werknemers bij Keijser Capital werkzaam zijn en Keijser Capital zelf wel een belang had bij het verrichten van de obligatietransactie. De aankoop door Keijser Capital leverde haar immers een bemiddelingsvergoeding op van 5% op een bedrag van in totaal € 117.000,00. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat [B] ten tijde van de obligatietransactie reeds op de hoogte was van de omstandigheid dat [F] over het jaar 2010 (ook) zeer slechte resultaten zou laten zien. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, kan dan ook vooralsnog niet worden uitgesloten dat [B] jegens [C] een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Dit zal in een bodemprocedure dienen te worden uitgezocht. Een kort geding leent zich daar niet voor. Van de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van [C] kan voorshands dan ook niet worden uitgegaan.
belangenafweging
4.14.
Ook een afweging van de wederzijdse belangen leidt in dit geval niet tot opheffing van de door [C] ten laste van [B] gelegde beslagen. Te meer, nu [B] onvoldoende heeft toegelicht dat de op zijn woning en op de aandelen van Cap 2 Cap B.V. gelegde beslagen knellen. [B] heeft immers geen verkoopplannen dienaangaande en evenmin is gebleken dat er voornemens bestaan om tot bezwaring van de woning of de aandelen over te gaan. Dat [B] het beslag als diffamerend heeft ervaren, legt ten opzichte van het belang van [C] bij zekerheid voor zijn vordering onvoldoende gewicht in de schaal. Bovendien heeft [C] gemeld geen aanvullende beslagen onder [B] te zullen leggen. De primaire vordering van [B] zal dan ook worden afgewezen.
subsidiaire vordering [B]
4.15.
Aangaande de subsidiaire vordering heeft [C] gemeld dat zodra [B] afdoende zekerheid tot een bedrag van € 152.100,00 stelt, zij zelf tot opheffing van de gelegde beslagen zal overgaan. [B] heeft dan ook geen belang bij toewijzing van deze vordering. De subsidiaire vordering zal dan ook worden afgewezen.
proceskosten Keijser Capital
4.16.
[C] zal als de jegens Keijser Capital in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Keijser Capital worden begroot op:
- dagvaarding €  71,76
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.476,76
proceskosten [B]
4.17.
[B] zal als de jegens [C] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [C] worden begroot op:
- griffierecht 274,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.090,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de op grond van het op 31 juli 2013 verleende verlof ten laste van Keijser Capital gelegde beslagen,
5.2.
gebiedt [C], wanneer hij opnieuw verlof vraagt tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van Keijser Capital, in het verzoekschrift melding te maken van deze uitspraak en daarbij een volledig afschrift van dit vonnis over te leggen,
5.3.
veroordeelt [C] om aan Keijser Capital een dwangsom te betalen van € 40.000,00 voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis niet aan het in 5.2 uitgesproken verbod voldoet, tot een maximum van € 160.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [C] in de proceskosten, aan de zijde van Keijser Capital tot op heden begroot op € 1.476,76,
5.5.
weigert de door [B] gevraagde voorzieningen,
5.6.
veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [C] tot op heden begroot op € 1.090,00,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. C.G. van Blaaderen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2013.