ECLI:NL:RBAMS:2013:5384

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
13/670898-12 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord en diefstal met geweld met gebruik van een stalen pijp en stroomstootwapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot moord en een poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 23 augustus 2012, toen het slachtoffer, [persoon 1], werd aangevallen door de verdachte en een mededader. De verdachte gebruikte een stalen pijp om het slachtoffer te slaan, terwijl het slachtoffer ook werd geschopt. Het slachtoffer liep hierdoor ernstig letsel op. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, waaronder DNA-sporen op de stalen pijp en een vingerafdruk op een stroomstootwapen dat op de plaats delict werd aangetroffen. De verdachte had zich van meet af aan beroepen op zijn zwijgrecht en gaf geen verklaring voor de sporen die aan hem konden worden toegeschreven. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van zeven jaren op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de aanval materiële en immateriële schade had geleden. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/670898-12 (Promis)
Datum uitspraak: 6 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres], gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘[PI]’, Huis van Bewaring ’[locatie]’ te [plaats ].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2013.
Verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting te verschijnen. Zijn raadsvrouw heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om namens verdachte het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr.
R.E. Craenen, en de raadsvrouw van verdachte, mr. B.G.M.C. Peters, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op of omstreeks 23 augustus 2012 te [plaats] heeft schuldig gemaakt aan de volgende misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht (Sr), alle in vereniging gepleegd en gericht tegen [persoon 1]:
1. primair: poging tot moord (artikelen 289, 45 Sr) dan wel poging tot doodslag (artikelen
287, 45 Sr)
subsidiair: het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (artikel 302 Sr)
meer subsidiair: poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
(artikelen 45, 302 Sr)
2. poging tot diefstal van een ketting met gebruikmaking van geweld (artikelen 45, 412 Sr)
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Uit de stukken in het dossier kan het volgende worden afgeleid.
Op 23 augustus 2012 om 6.30 uur ’s ochtends is op de [straat 1] te [plaats] aangever [persoon 1] door twee mannen van achteren aangevallen. Eén van de mannen, dader 1, heeft met een stalen pijp op zijn hoofd en vervolgens in zijn gezicht geslagen. Aangever heeft een signalement opgegeven van dader 1. De mannen hebben aangever ook geschopt. Dader 1 heeft vervolgens geprobeerd om aangever te beroven van een gouden ketting. De twee mannen zijn er vandoor gegaan.
Aangever heeft hierdoor twee scheurwonden van 5 cm en een scheurwond van 3 cm op zijn voor- en achterhoofd, een langwerpige verkleuring en ontvelling van 10 x 3 cm op zijn rechter gelaatshelft en een tweetal diepe ontvellingen in de nek opgelopen.
Tijdens de worsteling heeft aangever zich meester gemaakt van de stalen pijp. Hij heeft deze pijp mee naar huis genomen. De politie heeft de stalen pijp inbeslaggenomen en in het kader van sporenonderzoek zijn de ruwe delen van de pijp en de schroefdraad bemonsterd op mogelijk aanwezige gebruikssporen. Onderzoek door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft uitgewezen dat de bemonstering van de schroefdraad van de stalen pijp een DNA-mengprofiel bevat van minimaal drie personen. Het DNA-profiel van aangever matcht met dit DNA-mengprofiel. Uitgaande van de aanwezigheid van het DNA-profiel van aangever is vervolgens een combinatie van DNA-kenmerken afgeleid die toebehoren aan (minimaal) één man van wie een relatief grote hoeveelheid celmateriaal aanwezig is. Dit afgeleide profiel is vergeleken met de DNA-databank, waarna een match is gevonden met verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide profiel is volgens de NFI-deskundige kleiner dan één op één miljard.
Op de plaats delict heeft de politie een stroomstootwapen aangetroffen. Dit is in beslag genomen en onderworpen aan sporenonderzoek. Op een duracellbatterij in het stroomstootwapen werd een dactyloscopisch spoor gevonden dat door de politie geïdentificeerd is als een afdruk van de rechter duim, die voorkomt op een in 2007 gemaakt dactyloscopisch signalement ten name van verdachte. Verder heeft onderzoek door een deskundige van het NFI uitgewezen dat de bemonstering van het koordje van het stroomstootwapen een onvolledig DNA mengprofiel bevat van minimaal drie personen. Het DNA-profiel van verdachte matcht eveneens met dit mengprofiel. Dit betekent dat verdachte één van de donoren van dit celmateriaal kan zijn.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen is de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord in vereniging en de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De officier van justitie heeft toewijzing van de door de benadeelde partij verzochte schadevergoeding gevorderd, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht (Sr).
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar overgelegde pleitnota vrijspraak bepleit van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De bewijswaarde die moet worden toegeschreven aan de door het NFI en de dactyloscopist onderzochte sporen is zeer gering. De raadsvrouw heeft er op gewezen dat er handmatig afgeleiden zijn gemaakt van de bemonstering van de schroefdraad van de pijp en van het koordje van het stroomstootwapen. Zij acht deze handmatige vergelijking subjectief en onbetrouwbaar en de op basis hiervan verkregen matches eveneens onbetrouwbaar. De kans is groot dat er een match is verkregen met iemand van wie het sporenmateriaal niet afkomstig is, aldus de raadsvrouw.
Om daderschap te kunnen vaststellen is informatie nodig over de wijze waarop de biologische sporen op de voorwerpen terecht zijn gekomen en hoe lang deze sporen op de voorwerpen aanwezig zijn. Hier kunnen de deskundigen geen uitspraak over doen. Daarbij komt dat de aard van de gevonden sporen onbekend is, terwijl die van belang is om daderschap vast te stellen.De DNA sporen en de vingerafdruk op de batterij zijn onvoldoende om daderschap van verdachte uit af te leiden, aldus nog steeds de raadsvrouw.
Tenslotte acht zij door aangever gegeven signalement te algemeen. Voor zover het meer signalement specifiek is, is het niet van toepassing op verdachte.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Daderschap
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag gesteld of het deskundigenonderzoek met betrekking tot het DNA en de vingerafdrukken voldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen dienen, nu de raadsvrouw de uitslagen daarvan subjectief en onbetrouwbaar acht. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd geen grond vormt om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het onderzoek en de resultaten daarvan. Zonder nadere inhoudelijke onderbouwing van de stelling van de raadsvrouw, valt niet in te zien dat het feit dat het onderzoek deels handmatig heeft plaatsgevonden afdoet aan de betrouwbaarheid daarvan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het DNA-onderzoek is uitgevoerd conform de voorschriften en kwaliteitsborgingssystematiek van het NFI en dat het dactyloscopisch sporenonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de in Nederland geldende forensisch-technische normen. Met betrekking tot het sporenonderzoek overweegt de rechtbank verder dat de match met de vingerafdruk van verdachte door twee identificatoren onafhankelijk van elkaar is vastgesteld op basis van 12 respectievelijk 13 dactyloscopische kenmerken, hetgeen voldoet aan de ondergrens van 12 kenmerken op grond waarvan op basis van de geldende normen een match kan worden aangenomen.
De rechtbank neemt de conclusies van de verschillende deskundigen dan ook als uitgangspunt.
De rechtbank acht de volgende combinatie van omstandigheden redengevend voor de betrokkenheid van verdachte bij het plegen van het feit:
  • het aantreffen van een relatief grote hoeveelheid celmateriaal met het DNA van verdachte op de pijp,
  • het aantreffen van een vingerafdruk van verdachte op een batterij in het stroomstootwapen,
  • de mogelijkheid dat verdachte leverancier is van het op het koordje van het stroomstootwapen aangetroffen celmateriaal,
  • het gebruik van de pijp bij het plegen van het feit,
  • het aantreffen van het stroomstootwapen op de plaats delict,
  • het door het slachtoffer opgegeven signalement van de man met de stalen pijp dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet uitsluit mede gelet op de identiteitskaart op naam van verdachte met zijn foto zoals deze zich in het dossier bevindt (pagina 81).
De rechtbank overweegt verder dat verdachte zich van meet af aan heeft beroepen op zijn zwijgrecht en dat hij ter terechtzitting van 21 februari 2013 niet meer heeft verklaard dan dat hij de straatroof niet heeft gepleegd. Verdachte heeft dan ook geen enkele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de stalen pijp, noch voor de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op de batterij in het stroomstootwapen, noch voor de aanwezigheid van de pijp en het stroomstootwapen op de plaats delict. Tot slot heeft verdachte niet verklaard waar hij was op de datum en het tijdstip van het plegen van het feit.
Ook heeft verdachte geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter terechtzitting op 23 juli jongstleden een verklaring te geven op bovengenoemde punten. Verdachte heeft voor de zitting afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak op 23 juli 2013.
De rechtbank heeft ter zitting het verzoek om schorsing van het onderzoek ter zitting vanwege ziekte van verdachte afgewezen, nu dit verzoek niet (voldoende) was onderbouwd. Na afwijzing van dat verzoek heeft de rechtbank verdachte nogmaals in de gelegenheid gesteld om ter zitting aanwezig te zijn. Verdachte heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt door weer afstand te doen van het recht om aanwezig te zijn. Daarmee heeft verdachte evenmin gebruik gemaakt van de herhaalde mogelijkheid om ter terechtzitting een verklaring te geven
De rechtbank betrekt bij haar overwegingen het feit dat verdachte geen redelijke, de redengevendheid van de hiervoor genoemde omstandigheden ontzenuwende, verklaring heeft gegeven (vgl. HR 3 juni 1997, te vinden op
www.rechtspraak.nlLJ-nummer ZD0733 en HR 5 juni 2012, LJN: BW7372).
De slotsom is dat de rechtbank op grond van wat zij hiervoor als redengevend heeft genoemd voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij het plegen van het feit en gelet op het ontbreken van een verklaring op de hiervoor genoemde punten bewezen acht dat verdachte degene was die aangever [persoon 1] met de stalen pijp heeft geslagen.
4.4.2
Opzet en voorbedachte raad
Gelet op het wapen dat verdachte heeft gebruikt, de aanval terwijl aangever met zijn rug naar verdachte gekeerd was, het continueren van de aanval nadat aangever op de grond was gevallen en het door aangever opgelopen letsel, acht de rechtbank opzet in de zin van voorwaardelijk opzet bewezen op de dood van aangever bewezen. Het op deze wijze meermalen op het hoofd en in het gezicht slaan met een metalen pijp levert de aanmerkelijke kans op dat degene die geslagen wordt dat niet overleeft.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en zijn mededader met voorbedachte raad hebben gehandeld. Uit de aangifte blijkt dat [persoon 1] in de vroege ochtend, tijdens het uitlaten van zijn hond, op de openbare weg, te weten de [straat 1], naar het water liep om de eenden brood te geven. Verdachte en zijn mededader hebben hem toen zonder enige aanleiding en onverwachts aangevallen. Het aanwezig hebben van een stalen pijp en een stroomstootwapen in de vroege ochtend duidt naar het oordeel van de rechtbank op de vooraf aanwezige bereidheid deze wapens te gebruiken, terwijl de rechtbank uit de omstandigheid dat [persoon 1] van achteren is benaderd afleidt dat er voor verdachte en zijn mededader tijd en gelegenheid is geweest om zich te bezinnen en zich te beraden op het genomen of te nemen besluit om het slachtoffer potentieel dodelijk letsel toe te brengen. Er is geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat er sprake zou zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen, dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat verdachte
1. primair
op 23 augustus 2012 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [persoon 1] van achteren heeft benaderd, waarna hij, verdachte, voornoemde [persoon 1] meermalen met een stalen pijp, op het hoofd en tegen het gezicht heeft geslagen;
2.
op 23 augustus 2012 te [plaats], op de [straat 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een wit gouden ketting met briljanten, toebehorende aan [persoon 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen [persoon 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader voornoemde [persoon 1] van achteren heeft benaderd, waarna hij, verdachte, voornoemde [persoon 1] met een stalen pijp op het hoofd en tegen het gezicht heeft geslagen en verdachte en zijn mededader voornoemde [persoon 1] hebben geschopt en geslagen, welk feit zwaar lichamelijk letsel, te weten verwondingen aan het hoofd en aan het gezicht voor voornoemde [persoon 1] ten gevolge had.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals onder 4 vastgesteld is de rechtbank gekomen tot een bewezenverklaring van beide aan verdachte ten laste gelegde feiten en nadat zij had vastgesteld dat het strafbare feiten zijn waarvoor verdachte strafbaar is, komt zij toe aan een strafoplegging.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt aan ernstig strafbare feiten. Zij hebben een oudere man, die ’s ochtends vroeg zijn hond uitliet, onverhoeds van achteren aangevallen en met een stalen pijp op het achterhoofd geslagen. Hierdoor kwam hij ten val, waarna zij hem verder hebben geschopt en geslagen. Vervolgens heeft verdachte aan de ketting van de man gerukt, maar heeft hij die niet heeft kunnen roven. De aanval is beëindigd doordat aangever erin slaagde de stalen pijp van verdachte af te pakken.
Zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 19 november 2012 blijkt heeft het slachtoffer voor zijn leven gevreesd. Hij is van mening dat hij het feit dat hij de aanval heeft overleefd dankt aan zijn goede conditie en de nabijheid van zijn hond, een Akita Inu. Zijn artsen noemden het een wonder dat hij geen ernstig hoofdletsel of botbreuken heeft opgelopen, zo stelt hij in zijn verklaring. Het slachtoffer heeft lang rust moeten houden en was een tijd lang afhankelijk van zorg van anderen. Hij heeft langdurig last van duizeligheid gekregen en kan daarom zijn hobby, het sleutelen aan motoren, niet goed meer uitoefenen. Op zijn hoofd zitten drie littekens.
Het slachtoffer voelt een enorme boosheid. Hij vindt het – in zijn eigen woorden – ‘heel laf dat ze met z’n tweeën een oude man te lijf gingen voor een gouden ketting’.
Op 21 januari 2013 heeft het slachtoffer desgevraagd verklaard dat hij nog steeds last had van duizeligheid als gevolg van de klappen die hij had opgelopen.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 januari 2013 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar op 2 april 2010 door het gerechtshof in Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en zes maanden vanwege, onder meer, twee soortgelijke feiten. Voorts blijkt dat verdachte toen hij de onderhavige feiten pleegde in een proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidstelling liep, waarbij hij onder toezicht van de reclassering was gesteld.
Verdachte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het opstellen van rapportages door reclassering, door een psycholoog en door een psychiater. Ook aan het bevolen onderzoek in het Pieter Baan Centrum heeft verdachte niet willen meewerken.
Hierdoor is het de rechtbank niet mogelijk persoonlijke omstandigheden van verdachte mee te wegen bij de strafoplegging, in het bijzonder de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid van verdachte is onbeantwoord gebleven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zeven jaar passend en geboden is.
8.4
De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [persoon 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert deze schade op € 180,- aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot een totaal bedrag aan € 1.080,- (duizendtachtig euro) worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van [persoon 1], als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte jegens [persoon 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die de onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten hebben toegebracht.
De rechtbank waardeert deze op € 1.080,- (duizendtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 289 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
De bewezen verklaarde feiten leveren op:
Meerdaadse samenloop van
1. primair
: poging tot medeplegen van moord
en
2
: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Verklaart de bewezen feiten strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zeven jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [persoon 1], wonende op het adres [adres], toe tot € 1.080,- (duizendtachtig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1], aan de Staat € 1.080,- (duizendtachtig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 20 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en V. Zuiderbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2013.
BIJLAGE 1
Tenlastelegging [verdachte] – parketnummer 13/670898-12
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
1. primair
hij op of omstreeks 23 augustus 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), voornoemde [persoon 1] van achteren heeft benaderd, waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [persoon 1]
meermalen, althans eenmaal, met een (stalen) pijp, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen;
(artikel 289/287/45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 augustus 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [persoon 1], opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel (te weten (een) verwonding(en) aan het hoofd/gezicht en/of blijvende littekens), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (en na kalm beraad en rustig overleg) meermalen, althans eenmaal, met een (stalen) pijp, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen het hoofd/gezicht te slaan;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 augustus 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (en met voorbedachten rade) aan een persoon genaamd [persoon 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) voornoemde [persoon 1] van achteren heeft benaderd, waarna hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) voornoemde [persoon 1] meermalen, althans eenmaal, met een (stalen) pijp, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, op de [straat 1] (ter hoogte van nummer [X]), in elk geval op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (wit gouden) ketting (met briljanten), geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken
en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, voornoemde [persoon 1] van achteren heeft benaderd, waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [persoon 1] met een (stalen) pijp, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of voornoemde [persoon 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt door welke feit zwaar lichamelijk letsel (te weten (een) verwonding(en) aan het hoofd/gezicht en/of blijvende littekens) voor voornoemde [persoon 1] ten gevolge had;
(artikel 312 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
BIJLAGE 2
De bewijsmiddelen

1. Een geschrift zijnde een niet gedagtekend proces-verbaal met nummer 2012220623, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 5] (doorgenummerde pag. 8 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1], zakelijk weergegeven:
Op 23 augustus 2012 kwam ik aan op de [straat 1] (de rechtbank begrijpt: te [plaats ]). Opeens werd ik van achteren op mijn hoofd geslagen met een hard voorwerp, dat later een stalen pijp bleek te zijn. Ik kreeg vervolgens nog een aantal klappen op mijn hoofd en in mijn gezicht. Door de klappen viel ik op mijn kont en zat ik even later op mijn knieën. Ik kreeg toen zicht op de dader. Hij sloeg mij nogmaals in het gezicht met die stalen pijp. Ik zag dat er een tweede persoon bij was. Deze persoon was met mijn hond bezig.Ik werd ook geschopt door de daders. De dader wilde mij nogmaals slaan en toen pakte ik de pijp van hem af. Daarna pakte hij mijn ketting vast en door te trekken en de worsteling is het slot open gegaan en toen riep hij naar zijn maatje: “kom me helpen”. De dader had de ketting vast en ik ook want ik wilde geen enkele buit afgeven. Hij liet mijn ketting los en de daders renden weg.
Ik zat onder het bloed. Mijn ketting is een grote dikke wit gouden ketting met briljanten er in.
Ik kan dader 1, stalen pijp, als volgt omschrijven: man, bol gezicht, zwart haar in een scheiding, netjes verzorgd met gel erin, tussen 18-22 jaar, lengte +/- 1.70-1.75, flink postuur, groot en breed, Marokkaanse afkomst.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven om dit feit te plegen.

2. Een geschrift, zijnde een kopie van de identiteitskaart van verdachte met daarop zijn foto (doorgenummerde pag. 81)

3. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van [persoon 2], GGD Amsterdam, (doorgenummerde pag. 11).

Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Cliënt: [persoon 1], geboortedatum [geboortedag] 1943.
Uitwendig waargenomen letsels:
achterhoofd, scheurwond van 5 cm lengte
links op voorhoofd ter hoogte van de haargrens scheurwond van 3 cm lengte
rechts op behaarde hoofdhuid scheurwond van 5 cm lengte
links ter hoogte van de slaap krasletsel van 2,5 cm lengte en zwelling van 4 cm doorsnede
rechter gelaatshelft langwerpige verkleuring en ontvelling van
+10 x 3 cm.
links laag in de nek een tweetal diepe ontvellingen
ter hoogte van de linker heup een tweetal ontvellingen

4. Een proces-verbaal met nummer PL132K 2012220623-14 van 23 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[persoon 3] (doorgenummerde pag. 13 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik heb tijdens het buurtonderzoek naar een op 23 augustus 2012 gepleegde straatroof op de [straat 1] te [plaats ] gesproken met de bewoner van [straat 2] [huisnummer 1] te [plaats], genaamd [persoon 4].
[persoon 4] vertelde mij het volgende:
“Ik werd vanmorgen in mijn woning omstreeks 06.30 uur wakker en hoorde veel lawaai. Ik ben voor het raam gaan kijken en ik zag dat twee mannen een andere man in elkaar aan het slaan waren. Dit gebeurde op de [straat 1]. Vanuit mijn woning heb ik een goed zicht op het begin van de [straat 1].
Ik zag dat twee mannen aan het schoppen en het slaan waren tegen een andere man, die ik herkende als de ‘tattoo man’; hij heeft diverse tatoeages”.

5. Een proces-verbaal met nummer PL132K 2012220623-16 van 23 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[persoon 6] (doorgenummerde pag. 15 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 23 augustus 2012 hield ik een buurtonderzoek. Op de [straat 2] werd ik aangesproken door een vrouw die opgaf te zijn [persoon 7], wonende [straat 2] [huisnummer 2] te [plaats ]. Zij verklaarde mij het volgende:
“Vanmorgen keek ik door mijn slaapkamerraam naar buiten en ik zag aan de overkant van het water – op de [straat 1] – een man op de grond liggen. Ik zag dat twee jongens op de man die op de grond lag aan het intrappen waren. Mijn zicht was goed”.

6. Een proces-verbaal met nummer PL132K 2012220623-2 van 23 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren

[persoon 8] en [persoon 9] (doorgenummerde pag. 17 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij gingen naar het huis van het slachtoffer, genaamd [persoon 1].
Hij verklaarde mij, verbalisant [persoon 8], het volgende:
“Ik werd van achteren geslagen op mijn hoofd met een voorwerp. Ik heb dat voorwerp vastgepakt en meegenomen. Het ligt in de wasbak in de keuken”.
Ik, verbalisant [persoon 9], heb het voorwerp uit de wasbak gepakt en ter inbeslagneming meegenomen. Het voorwerp is met plastic handschoenen aangepakt en in een papieren zak verpakt.
7. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL132K 2012220623-11 van 23 augustus 2012, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 8] met betrekking tot een onder [persoon 1] inbeslaggenomen zwarte ijzeren pijp, goednummerPL132K-2012220623-4360438

(doorgenummerde pag. 63 e.v.)

8. Een proces-verbaal met nummer PL132K 2012220623-12 van 23 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 10] en [persoon 11] (doorgenummerde pag. 19 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 23 augustus 2012 kregen wij een melding van een straatroof op de [straat 1] te [plaats].
Ik, verbalisant [persoon 11], zag dat er op de [straat 1] ter hoogte van nr. [X] een grote plas bloed lag. Ik zag dat er bij de plas (bloed) een stroomstootwapen lag. Dit stroomstootwapen is in beslag genomen.

9. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL132K 2012220623-9 van 23 augustus 2012, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 12] met betrekking tot een op de [straat 1] ter hoogte van nummer [X] te [plaats] aangetroffen en inbeslaggenomen stroomstootwapen, goednummer PL132G-2012220623-4360432 (doorgenummerde pag. 65 e.v.)

10. Een proces-verbaal met nummer PL135J 2012220623-22 van 19 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[persoon 13] (doorgenummerde pag. 30 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Mij werd verzocht om biologisch sporenonderzoek uit te voeren aan een stroomstootwapen, voorzien van koordje voor pols, goednummer PL135J-2012220623-4360432, en aan een zwarte ijzeren pijp, goednummer PL135J-2012220623-4360438.
De volgende sporen werden veiliggesteld:
biologische sporen:
AAFB0751NL: Overige sporen (gebruikssporen)
plaats veiligstellen: koordje van stroomstootwapen (AAFA6150NL)
AAFB0752NL: bloed en gebruikssporen
plaats veiligstellen: schroefdraden van pijp (AAFA6190NL)

11. Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 2 november 2012, nummer 2012.10.16.085, opgemaakt door ing. [persoon 14] als NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek (doorgenummerde pag. 35 e.v.).

Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAFB0751NL: een bemonstering (koordje van een stroomstootwapen)
AAFB0752NL: een bemonstering (schroefdraad van een pijp)
Resultaten:
AAFB0751NL: onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal drie personen: [verdachte] en minimaal twee onbekende personen
AAFB0752NL: DNA-mengprofiel van minimaal drie personen: slachtoffer [persoon 1], [verdachte] en minimaal één onbekende persoon.
De uit het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFB0752NL#01 afgeleide combinatie van DNA-kenmerken voldoet aan de criteria voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, is op 2 november 2012 hierin opgenomen en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] [nummer]. Dit betekent dat de bemonstering AAFB0752NL#01 een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat die afkomstig kan zijn van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de afgeleide combinatie van DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel van [verdachte] [nummer] matcht eveneens met het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFB0751NL#01. Dit betekent dat [verdachte] één van de celdonoren kan zijn van het celmateriaal in de bemonstering AAFB0751NL#01.

12. Een proces-verbaal met nummer PL135J 2012220623-23 van 21 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[persoon 15] (doorgenummerde pag. 33 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Mij werd verzocht dactyloscopisch sporenonderzoek uit te voeren aan een stroomstootwapen, goednummer PL135J-2012220623-4360432.
Bij dit onderzoek heb ik op een Duracell batterij een dactyloscopisch spoor aangetroffen: AAFH1140NL, soort: onbekende vinger.

13. Een proces-verbaal met nummer PL135J 2012220623-36 van 12 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[persoon 16] (doorgenummerde pag. 90)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Het dactyloscopisch spoor, AAFH1140NL, dat was aangetroffen op een Duracell batterij is geïdentificeerd op een afdruk van de rechter duim, voorkomende op een op 25 februari 2007 te Amsterdam vervaardigd dactyloscopisch signalement, gesteld ten name van
[verdachte], geboren op [geboortedag] 1988.
14. Een proces-verbaal met nummer 12/5434, parketnummer 13/670898-12 van de rechter-commissaris, inhoudende de verklaring van getuige [persoon 17] op 28 mei 2013.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Ik ben gecertificeerd dactyloscoop, werkzaam bij de Landelijke eenheid van de Nationale Politie. Ik ben de eerste identificator geweest in deze zaak. Ik heb het spoor geïdentificeerd. Mijn collega [persoon 18] heeft een tweede identificatie uitgevoerd. Als identificators weet je niet van elkaar wie welk onderzoek doet. In dit geval heb ik wel 12 dactyloscopische punten van overeenkomst (DPO) opgegeven en ik zie dat mijn collega zelfs 13 DPO’s heeft vastgesteld.