ECLI:NL:RBAMS:2013:4934

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
13/701991-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot verlenging van de gevangenhouding na schorsing van de voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2013 in raadkamer de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte beoordeeld. De verdachte, geboren op [geboortedag] 1972, was op 16 mei 2013 aangehouden en op 17 mei 2013 in bewaring gesteld. De raadkamer had op 27 mei 2013 de gevangenhouding bevolen voor de duur van 30 dagen, maar deze werd geschorst op dezelfde datum. De officier van justitie heeft op 5 juli 2013 de opheffing van de schorsing gevorderd, waarna de termijn van de bewaring weer begon te lopen. De rechtbank overwoog dat de vordering tot verlenging van de gevangenhouding tijdig was ingediend, aangezien de termijn van de bewaring op 8 juli 2013 eindigde en het bevel tot gevangenhouding op 7 augustus 2013 afliep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan, die beschuldigd wordt van diefstal van alcoholhoudende drank. De officier van justitie vorderde een verlenging van de gevangenhouding voor 30 dagen, maar de raadsvrouw van de verdachte verzocht om afwijzing van deze vordering op basis van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank hield rekening met de LOVS-richtlijnen inzake eenvoudige winkeldiefstal en concludeerde dat de verdachte, gezien de reeds doorgebrachte tijd in voorlopige hechtenis, waarschijnlijk geen langere gevangenisstraf zou krijgen dan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot verlenging van de gevangenhouding afgewezen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze beslissing werd genomen door de rechters in raadkamer, waarbij mr. J. Piena als voorzitter fungeerde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het verlengen van voorlopige hechtenis, vooral in gevallen waar de verdachte al een aanzienlijke tijd in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

BESCHIKKING
Parketnummer: 13/701991-13
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 5 augustus 2013 de verlenging van de gevangenhouding gevorderd van:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteland],
wonende op het adres [adres], [postcode] [woonplaats]
thans in voorarrest verblijvende in P.I. [plaats], huis van bewaring [locatie].
De rechtbank heeft in raadkamer van heden de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en de raadsvrouw van verdachte, mr. I.M. Hagg, gehoord.

Ontvankelijkheid

In raadkamer is de vraag aan de orde gesteld of de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vordering tot verlenging van de gevanghouding. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is op 16 mei 2013 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 17 mei 2013 heeft de rechter-commissaris verdachte in bewaring gesteld.
Op 27 mei 2013 heeft de raadkamer de gevangenhouding van verdachte bevolen voor de duur van 30 dagen. Gelet op het bepaalde in artikel 73 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gaat de termijn van de gevangenhouding in op het moment dat de termijn van de bewaring eindigt. In dit geval zou dat zijn op 31 mei 2013.
De raadkamer heeft echter op 27 mei 2013 tevens beslist dat de
voorlopige hechtenis, op dat moment dus nog de (10e dag van de) bewaring, met ingang van diezelfde datum wordt geschorst. De officier van justitie heeft in raadkamer meegedeeld dat verdachte op 27 mei 2013 ook feitelijk in vrijheid is gesteld.
Na (vermoedelijke) overtreding van de schorsingsvoorwaarden is verdachte op 5 juli 2013 in raadkamer gehoord op de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Op 5 juli 2013 heeft de raadkamer de opheffing van de schorsing bevolen. Gelet op het voorgaande betekent dit dat op 5 juli 2013 de termijn van de bewaring weer is gaan lopen. Aangezien daarvan nog vier dagen restte eindigde de bewaring op 8 juli 2013. Daarna is het bevel gevangenhouding ingegaan.
Het bevel tot gevangenhouding voor de duur van 30 dagen eindigde op 7 augustus 2013. De vordering tot verlening van de gevanghouding en de behandeling daarvan op 5 augustus 2013 was dus op tijd. De officier van justitie is zodoende ontvankelijk in zijn vordering.

Ernstige bezwaren en gronden

Verdachte wordt beschuldigd van de diefstal van 8 flesjes en/of blikjes alcoholhoudende drank. De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden die tot het bevel voorlopige hechtenis hebben geleid nog steeds aanwezig zijn.

Artikel 67a lid 3 Sv

De officier van justitie heeft verlenging van de gevangenhouding gevorderd voor de duur van 30 dagen. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen en de voorlopige hechtenis op te heffen op grond van het bepaalde in artikel 67a lid 3 Sv. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van de raadkamer 42 dagen in voorlopige hechtenis verblijft. De rechtbank moet er, gelet op de LOVS-richtlijnen inzake eenvoudige winkeldiefstal, ernstig rekening mee houden dat verdachte in geval van veroordeling geen langere gevangenisstraf krijgt opgelegd dan de nu al in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot verlening van de gevanghouding van de officier van justitie af.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Aldus gedaan in raadkamer van 5 augustus 2013 te Amsterdam door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en S.J. Riem, rechters,
M. List-Muurling griffier.
mr. J. Piena, voorzitter,
M. List-Muurling, griffier.