ECLI:NL:RBAMS:2013:4397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
1387744 \ HA EXPL 12-1416
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kredietovereenkomst en betalingsverplichtingen tussen Fideaal B.V. en gedaagde

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Fideaal B.V. en een gedaagde die een eenmanszaak genaamd 'Glamourous Hair' exploiteerde. De eiseres, Fideaal, vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 6.218,96, dat bestond uit een hoofdsom van € 5.111,46, buitengerechtelijke incassokosten van € 833,00 en contractuele rente. De vordering was gebaseerd op een kredietovereenkomst die de gedaagde had gesloten met Bizner Bank, een handelsnaam van Fideaal, en die betrekking had op een zakelijke betaalrekening met een kredietlimiet van € 5.000,00. De gedaagde had herhaaldelijk de kredietlimiet overschreden en was in gebreke gebleven met de aanzuivering van de debetstand.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst. De gedaagde had weliswaar een bedrag van € 100,00 gestort, maar dit was niet voldoende om de ongeoorloofde debetstand tijdig aan te zuiveren, vooral niet na verrekening met de contractuele rente. De kantonrechter verwierp het verweer van de gedaagde dat zij tijdig had voldaan aan haar betalingsverplichtingen en dat Fideaal onterecht een incassobureau had ingeschakeld. De rechter oordeelde dat Fideaal gerechtigd was om de vordering uit handen te geven aan een incassogemachtigde, gezien de langdurige betalingsachterstand.

De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de contractuele rente en de buitengerechtelijke kosten, en heeft de proceskosten voor een deel voor rekening van Fideaal gelaten, omdat deze niet tijdig de benodigde stukken had overgelegd. Dit vonnis benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan betalingsverplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen van kredietovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1387744 \ HA EXPL 12-1416
Uitspraak: 19 juni 2013

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

Fideaal B.V.,

gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
gemachtigde D. Joustra,
t e g e n

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna Fideaal en [gedaagde] worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2012 inhoudende de vordering van Fideaal;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde], met productie.
Ingevolge tussenvonnis van 7 november 2012 heeft een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden op 22 april 2013. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde andere stukken bevinden zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak genaamd ‘Glamourous Hair’ geëxploiteerd.
1.2.
Op 2 augustus 2007 heeft [gedaagde] met Bizner Bank een klantovereenkomst gesloten onder de tenaamstelling ‘Glamourous Hair’. Deze overeenkomst betrof een zakelijke betaalrekening onder nummer 3109.03.017 met een kredietlimiet van € 5.000,00 en een debetrente van (destijds) 8,75% (hierna: de kredietovereenkomst).
1.3.
Bizner Bank is een handelsnaam (geweest) van Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. Laatstgenoemde is de rechtsvoorgangster van Fideaal. Bizner Bank zal hierna verder aangeduid worden als Fideaal.
1.4.
Op de kredietovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Fideaal van toepassing. Daarin is onder meer bepaald dat de klant bij overschrijding van de kredietlimiet voor onmiddellijke aanzuivering dient te zorgen. Tevens is bepaald dat bij het niet (tijdig) nakomen van die verplichting het debetsaldo ineens en volledig opeisbaar is.
1.5.
[gedaagde] heeft gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst meermalen een ongeoorloofde debetstand laten ontstaan op de betaalrekening. Fideaal heeft [gedaagde] hier in de periode van 21 september 2008 tot en met 21 juli 2010 herhaaldelijk schriftelijk op gewezen en haar verzocht om de overschrijding van de kredietlimiet op te heffen binnen de door Fideaal gestelde termijn(en).
1.6.
Bij brief van 5 mei 2010 heeft Fideaal [gedaagde] bericht dat zij vanwege de ongeoorloofde debetstand op de betaalrekening het krediet beëindigt en zij daarom het volledige debetsaldo op de betaalrekening opeist. Partijen hebben vervolgens, naar aanleiding van deze brief, nieuwe (betalings)afspraken gemaakt met betrekking tot de (tijdige) aanzuivering van de ongeoorloofde debetstand. Deze werd echter wederom niet tijdig aangezuiverd.
1.7.
Bij brief van 4 augustus 2010 heeft Fideaal [gedaagde] wederom bericht dat zij vanwege de ongeoorloofde debetstand op de betaalrekening het krediet beëindigt en zij daarom het volledige debetsaldo ad € 5.055,70 op de betaalrekening opeist.
1.8.
Op 24 augustus 2010 zijn partijen telefonisch overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van € 100,00 zou storten op de betaalrekening ten einde de ongeoorloofde debetstand van (op dat moment) € 5.055,70 aan te zuiveren. Tevens zou [gedaagde], na die betaling van € 100,00, maandelijks een bepaald bedrag storten op de betaalrekening.
1.9.
Op 31 augustus 2010 heeft [gedaagde] een bedrag van € 100,00 overgemaakt naar de betaalrekening.
1.10.
Op 1 september 2010 heeft Fideaal de maandelijkse contractuele rente – begroot op € 55,76 voor de periode augustus 2010 – van het debetsaldo op de betaalrekening afgeschreven. Na verrekening met deze rente betrof het debetsaldo € 5.111,46.
1.11.
Op 1 september 2010 heeft Fideaal tevens de onder 1.9. vermelde betaling verwerkt.
1.12.
Bij brief van 24 september 2010 heeft de incassogemachtigde van Fideaal [gedaagde] bericht dat Fideaal de vordering uit handen heeft gegeven en [gedaagde] gesommeerd over te gaan tot betaling van het openstaand bedrag.
1.13.
[gedaagde] heeft van 31 augustus 2010 tot en met oktober 2011 maandelijks een bedrag gestort op de betaalrekening, in totaal € 660,00.

Vordering en verweer

2.
Fideaal vordert, na wijziging van eis, dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 6.218,96, vermeerderd met de contractuele rente van (thans) 9,35% per jaar over een bedrag van € 5.111,46 vanaf 10 oktober 2012 tot de dag der voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.
Het bedrag van € 6.218,96 heeft Fideaal als volgt gespecificeerd:
a. aan hoofdsom € 5.111,46
b. aan buitengerechtelijke incassokosten €  833,00
c. aan contractuele rente, berekend vanaf 1 september 2010
€  934,50 +
d. daarop in mindering te brengen de ontvangen betalingen
€ 660,00 –e. Totaal € 6.218,96 =
4.
Fideaal legt – kort gezegd – aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Daarom is Fideaal gerechtigd het totale krediet, alsmede al hetgeen [gedaagde] uit hoofde van de kredietovereenkomst overigens verschuldigd is, onmiddellijk op te eisen.
5.
[gedaagde] voert verweer en voert – kort gezegd– aan dat zij, naar aanleiding van de onder 1.7. vermelde brief, met Fideaal (destijds Bizner Bank) had afgesproken dat zij, ter aanzuivering van de ongeoorloofde debetstand, uiterlijk op 31 augustus 2010 een bedrag van € 100,00 zou storten op de betaalrekening. hetgeen zij op 31 augustus 2010 ook heeft gedaan. Zij heeft dus gezorgd voor (tijdige) aanzuivering van de ongeoorloofde debetstand. Ook nadien heeft zij, conform afspraak, maandelijks een bedrag op de rekening gestort. [gedaagde] begrijpt niet waarom Fideaal, ondanks haar aflossingen, toch een incassobureau heeft ingeschakeld. Zij kan uit principe dan ook niet akkoord gaan met betaling aan de incassogemachtigde. Zij is bereid de hoofdsom te voldoen, maar wil niet opdraaien voor de extra kosten.
6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

7.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een kredietovereenkomst en een op die overeenkomst betrekking hebbende (nadere) betalingsregeling hebben gesloten om de ongeoorloofde debetstand van (destijds) € 5.055,70 aan te zuiveren. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] het afgesproken bedrag van € 100,00 heeft overgemaakt naar de betaalrekening op 31 augustus 2010. Het bedrag van € 100,00 zou op voornoemde datum dus toereikend zijn geweest voor de aanzuivering van de ongeoorloofde debetstand. Vast staat echter ook dat Fideaal het bedrag van € 100,00 op 1 september 2010 heeft verwerkt. Voorts staat vast dat vanwege de op 1 september 2010 tevens in rekening gebrachte contractuele rente van € 55,76 het bedrag van € 100,00 op die dag niet langer toereikend was om de ongeoorloofde debetstand aan te zuiveren. Immers betrof het debetsaldo op 1 september 2010, na verrekening met rente, € 5.111,46. Partijen twisten dan ook over de vraag of zij hadden afgesproken dat [gedaagde] het bedrag van € 100,00 uiterlijk op 31 augustus 2010 mocht overmaken naar de betaalrekening, zoals [gedaagde] heeft betoogd, of dat voornoemd bedrag uiterlijk op 31 augustus 2010 op de betaalrekening moest zijn bijgeschreven, zoals door Fideaal op haar beurt is gesteld.
8.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [gedaagde] een door haar aan Fideaal verzonden e-mail d.d. 31 augustus 2010 met bewijs van betaling overgelegd. Uit dit betalingsbewijs volgt weliswaar dat zij het afgesproken bedrag van € 100,00 heeft betaald – dit is op zichzelf ook niet tussen partijen in geschil – maar niet dat zij dit bedrag uiterlijk 31 augustus 2010 (nog) mocht overmaken naar de betaalrekening. Immers staat op het bewijs van betaling enkel weergegeven “conform afspraak”, hetgeen nu juist ter discussie staat. Nu [gedaagde] geen andere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat partijen de door haar gestelde betalingsvoorwaarde – als onderdeel van de betalingsregeling – zijn overeengekomen, heeft zij dat verweer onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. Overigens heeft [gedaagde] ook geen bewijsaanbod gedaan.
9.
Het vorengaande leidt ertoe dat evenmin is komen vast te staan dat [gedaagde] de betalingsregeling deugdelijk is nagekomen. Immers was het debetsaldo, ook na betaling en verwerking van het bedrag van € 100,00, ongeoorloofd. Er is dan ook geen sprake geweest van een (tijdige) aanzuivering.
10.
Voor zover het verweer van [gedaagde] ertoe strekt dat zij er vanuit mocht gaan dat zij de ongeoorloofde debetstand (tijdig) had aangezuiverd, omdat zij nooit een reactie heeft ontvangen van Fideaal op haar e-mail van 31 augustus 2010 met bewijs van betaling – hetgeen Fideaal overigens heeft betwist – is de kantonrechter van oordeel dat dit verweer evenmin opgaat. Uit de door [gedaagde] overgelegde correspondentie tussen haar en de incassogemachtigde van Fideaal volgt immers dat zij tot het moment van overdracht van de vordering van Fideaal aan haar incassogemachtigde – te weten 24 september 2010 – de mogelijkheid heeft gehad tot inzage in haar betaalrekening en dus heeft kunnen onderzoeken of de debetstand ongeoorloofd was of niet. Zij had dan ook kunnen weten dat zij met betaling van € 100,00 en de verwerking daarvan een dag later, na verrekening met rente, de ongeoorloofde debetstand niet had aangezuiverd en zij mocht er dan ook niet vanuit gaan dat dit wel het geval was.
11.
Ook het verweer dat het [gedaagde] onmogelijk is gemaakt om bedragen te storten op haar betaalrekening wordt verworpen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt. Ter comparitie heeft Fideaal verklaard dat de betaalrekening in augustus 2010 is geblokkeerd, dat er vanaf die rekening geen betalingen meer konden worden verricht, maar dat er nog wel geld op de rekening kon worden gestort. Ook heeft zij verklaard dat de betaalrekening begin november 2011 is opgeheven. Die stellingen heeft [gedaagde] verder niet weersproken. Aldus heeft zij tot november 2011 geld kunnen storten op de rekening. Daarnaast was [gedaagde], zo volgt uit de door haar overgelegde correspondentie, bekend met het feit dat Fideaal op 24 september 2010 de vordering uit handen heeft gegeven uit haar incassogemachtigde. Zij kon dus aan de incassogemachtigde betalen. Dat [gedaagde] uit principe niet akkoord kon gaan met betaling aan de incassogemachtigde, leidt nog niet tot de conclusie dat Fideaal het haar onmogelijk heeft gemaakt om te betalen.
12.
Voor zover [gedaagde] bezwaar maakt tegen de buitengerechtelijke kosten omdat Fideaal ten onrechte de vordering uit handen heeft gegeven aan haar incassogemachtigde, deelt de kantonrechter deze opvatting niet. Vaststaat immers dat (tijdige) aanzuivering van het debetsaldo gedurende langere tijd is uitgebleven, ook na herhaalde schriftelijke verzoeken hiertoe door Fideaal. Ook de eerder getroffen betalingsregeling, naar aanleiding van de eerste opzeggingsbrief van 5 mei 2010, heeft niet tot tijdige aanzuivering geleid. Nu onvoldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] de tweede betalingsregeling, naar aanleiding van de opzeggingsbrief van 4 augustus 2010, deugdelijk is nagekomen, stond het Fideaal op enig moment vrij om zich tot haar incassogemachtigde te wenden. Het risico daarvan komt voor rekening van [gedaagde]. Voorts blijkt uit de processtukken dat door de gemachtigde van Fideaal incassowerkzaamheden van een dusdanige omvang zijn verricht dat toewijzing van de vordering ter zake gerechtvaardigd is. De hoogte van de gevorderde kosten komt de kantonrechter ook niet onredelijk voor. De buitengerechtelijke kosten zullen daarom tot een bedrag van € 833,00 (inclusief BTW) worden toegewezen.
13.
Slotsom is dat Fideaal terecht aanspraak maakt op de hoofdsom van € 5.111,46, zodat deze, waarvan de hoogte verder niet is bestreden, zal worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde contractuele rente van 9,35% vanaf de dag der dagvaarding over de hoofdsom, nu [gedaagde] hiertegen ook geen verweer heeft gevoerd.
14.
De gevorderde contractuele rente vanaf 1 september 2010 tot 25 september 2012 zal eveneens als onweersproken worden toegewezen. Uit punt 7 van de dagvaarding leidt de kantonrechter af – hoewel Fideaal daaromtrent niets heeft gesteld – dat Fideaal heeft bedoeld voor de toerekening van de door [gedaagde] verrichte deelbetalingen van in totaal € 660,00 een beroep te doen op hetgeen bij artikel 6:44 BW is bepaald. Fideaal stelt zich daarbij kennelijk op het standpunt dat de verrichte betalingen eerst aan de buitengerechtelijke kosten moeten worden toegerekend en pas daarna aan de rente en de hoofdsom. Het door [gedaagde] betaalde bedrag kan echter niet in mindering op de buitengerechtelijke kosten worden gebracht, aangezien deze kosten niet geacht kunnen worden te vallen onder het begrip “kosten” als genoemd in artikel 6:44 BW. Aldus zal een bedrag van € 934,50 minus minus € 660,00 = € 274,55 aan contractuele rente worden toegewezen.
15.
Fideaal is ingevolge het bepaalde in artikel 111 lid 3 Rv jo artikel 21 Rv en artikel 85 Rv gehouden haar vordering te substantiëren en de stukken waarop zij zich beroept over te leggen. Fideaal heeft dit in eerste instantie nagelaten door de kredietovereenkomst en de daarop toepasselijke algemene voorwaarden, uit hoofde waarvan zij betaling vordert, niet bij dagvaarding in het geding te brengen. Met deze handelswijze heeft Fideaal het [gedaagde] bemoeilijkt om bij conclusie van antwoord gericht inhoudelijk verweer te voeren, daar de stukken waar Fideaal zich op beroept pas nadien door haar zijn overgelegd. Voorts was Fideaal - zo volgt uit de door Fideaal nadien overgelegde correspondentie tussen haar (gemachtigde) en [gedaagde] in de periode van 31 augustus 2010 tot en met 3 april 2012 - bekend met het verweer van [gedaagde]. Zij heeft daar echter geen melding van gemaakt in haar dagvaarding.
16.
Gelet op de door Fideaal gehanteerde wijze van procederen en hetgeen de kantonrechter hiervoor heeft overwogen met betrekking tot het niet bij dagvaarding overleggen van stukken, ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten van de dagvaarding voor rekening van Fideaal te laten. Dit betekent dat de explootkosten en het forfaitaire tarief van een punt voor de dagvaarding voor rekening van Fideaal blijven. De overige kosten voor griffierecht en het bijwonen van de comparitie na antwoord komen wel voor rekening van [gedaagde], nu zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. De kosten aan de zijde van Fideaal worden begroot op € 687,00, waarin is begrepen € 250,00 (1 punt x tarief € 250,00) aan salaris gemachtigde en € 437,00 aan griffierecht.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Fideaal van:
- € 5.111,46 aan hoofdsom, vermeerderd met de contractuele rente van 9,35% per jaar vanaf 10 oktober 2012 tot aan de dag der voldoening;
- € 274,50 aan rente, berekend tot 25 september 2012;
- € 833,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Fideaal tot op heden begroot op € 687,00;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J. Thomas, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter