ECLI:NL:RBAMS:2013:121

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
13-660548-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van gebouwen door het aanbrengen van hakenkruizen en racistische teksten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2013, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van gebouwen in Weesp. De tenlastelegging omvat twee feiten: het aanbrengen van hakenkruizen en de tekst 'SS' op het politiebureau van Weesp en het aanbrengen van een hakenkruis en de tekst 'NSB' op een bedrijfsgebouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedreven door frustratie over het niet mogen zien van zijn kinderen, deze vernielingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft de bewijzen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte de dader was van de bewezen geachte feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 90 dagen geëist, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 40 uren opgelegd. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn frustratie en problemen in zijn leven. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast, met uitzondering van enkele voorwerpen die niet konden worden vastgesteld als gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/660548-12
Datum uitspraak: 22 januari 2013
Tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] te [plaats 1].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 januari 2013.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk in/aan een (openbaar) gebouw/pand (het politiebureau van Weesp, gelegen aan de [adres 1]) een (groot) aantal muren en/of ramen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie Gooi en Vechtstreek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door op voornoemde muren en/of ramen een of meer hakenkrui(s)(z)(en) (in spiegelbeeld) en/of (meermalen) de tekst "SS"
te spuiten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2012 tot en met 21 juni 2012 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk in/aan een (openbaar) gebouw/pand (gelegen aan de [adres 2]) een bedrijfsbord en/of muur en/of toegangsdeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [rechtspersoon B] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door op voornoem(d)e bedrijfsbord en/of muur en/of toegangsdeur een (zwart) hakenkruis en/of de tekst "NSB" te spuiten.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 21 juni 2012 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk aan een openbaar gebouw (het politiebureau van Weesp, gelegen aan de [adres 1]) muren en een raam, toebehorende aan de Regiopolitie Gooi en Vechtstreek, heeft beschadigd door op voornoemde muren en raam hakenkruizen (in spiegelbeeld) en de tekst "SS" te spuiten,
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
op 21 juni 2012 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk aan een gebouw gelegen aan de [adres 2] een bedrijfsbord en toegangsdeur, toebehorende aan [rechtspersoon B], heeft beschadigd door op voornoemd bedrijfsbord en toegangsdeur een zwart hakenkruis en de tekst "NSB" te spuiten.

4.Het bewijs en bewijsoverwegingen

4.1
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die in een eventuele aanvulling op dit verkorte vonnis zullen worden opgenomen.
4.2
De rechtbank acht op grond van de volgende feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte degene is die de in de tenlastelegging vermelde teksten en tekens op de gebouwen heeft aangebracht.
Verdachte is op 21 juni 2012 rond 04:08 uur vertrokken uit de flat aan de [straat A] in [plaats 2] en op 21 juni 2012 om 05:11 uur voornoemde flat weer ingegaan. Dit concludeert de rechtbank op grond van de stills van de beelden van de camera in de liften van voornoemde flat, de verklaringen van de verbalisanten die de beelden hebben bekeken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, in onderlinge samenhang bezien. Verbalisant [C] heeft verklaard dat hij de persoon op de beelden herkent als de hem ambtshalve bekende verdachte en verdachte heeft de stills van de beelden ter terechtzitting bekeken en verklaard dat hij de persoon op de beelden is.
In het dossier is een still van camerabeelden bij het politiebureau aan de [adres 1] te Weesp, een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van deze beelden en foto’s waarop te zien is dat de in de tenlastelegging (feit 1) vermelde teksten en tekens op het politiebureau zijn aangebracht, opgenomen. Uit de inhoud van deze stukken, in onderlinge samenhang bezien, maakt de rechtbank op dat de in de tenlastelegging vermelde teksten en tekens op 21 juni 2012 omstreeks 04:28 uur op het politiebureau zijn aangebracht. Verder blijkt uit de aangifte met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde dat de tekst en het teken op het gebouw van [rechtspersoon B] tussen 20 juni 2012 om 19:00 uur en 21 juni 2012 om 08:45 uur zijn aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat de pleegtijd van feit 1 is gelegen tussen het tijdstip waarop verdachte in de ochtend van 21 juni 2012 de flat aan de [straat A] heeft verlaten en weer is binnengegaan. Voorts geldt dat bedoelde tijdstippen zijn gelegen binnen het tijdsbestek gedurende welke volgens de aangifte feit 2 is gepleegd.
De rechtbank stelt verder vast dat de kleding van de persoon die op de camerabeelden bij het politiebureau te zien is, overeenkomt met de kleding die verdachte droeg op de beelden van de lift in het flatgebouw. Daarnaast heeft verbalisant [C] van de politie in Weesp verklaard dat verdachte al twee jaar mails stuurde naar de politie in Weesp, waarin hij de politiemedewerkers beledigde door ze onder meer voor nazi’s en SS’ers uit te maken. Deze beledigingen hielden volgens verbalisant [C] verband met de omstandigheid dat verdachte zijn kinderen niet mag zien, hetgeen verdachte (onder meer) de politiemedewerkers in Weesp kwalijk neemt die hem in een negatief daglicht zouden hebben geplaatst. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang en verband bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de teksten en tekens op het politiebureau heeft aangebracht.
Dat verdachte ook de tekst en het teken op het gebouw van [rechtspersoon B] heeft aangebracht, acht de rechtbank bewezen op grond van de volgende feiten en omstandigheden. Allereerst is van belang dat verdachte op 21 juni 2012 om 01:49 uur een mail heeft gestuurd naar voornoemd bedrijf. In deze mail beklaagt verdachte zich, evenals in bovengenoemde mails die hij heeft gestuurd naar de politiemedewerkers in Weesp, over de omstandigheid dat hij zijn kinderen niet mag zien. Verder is op het gebouw van [rechtspersoon B], evenals op het gebouw van de politie, een hakenkruis gespoten en is de tekst op voornoemd gebouw (NSB) gelijksoortig aan de tekst op het gebouw van de politie (SS). Tot slot is van belang dat de beschadiging van de beide gebouwen in dezelfde nacht is gebeurd.
Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat hij in de nacht van
21 juni 2012 de flat heeft verlaten om enkel buiten wat rond te hangen en een jointje te roken, acht de rechtbank gezien het voorgaande niet aannemelijk. De rechtbank tekent hierbij aan dat verdachte geen, althans nauwelijks details heeft kunnen verstrekken omtrent specifieke plaats waar hij zou hebben rondgehangen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten 1 en 2, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van na te noemen straffen en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte gefrustreerd en boos is over het niet mogen zien van zijn kinderen na zijn echtscheiding. Het is aannemelijk dat deze frustratie en boosheid hebben geleid tot het plegen van de strafbare feiten, gericht tegen instanties die verdachte in zijn ogen hebben benadeeld. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich op deze manier heeft geuit. Door zijn handelen heeft verdachte aan anderen schade toegebracht en overlast veroorzaakt. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie is daarom passend.
De rechtbank acht het geboden om met het oog op het weerhouden van verdachte van het opnieuw plegen van strafbare feiten een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. In dit verband weegt de rechtbank mee dat de reclassering het recidiverisico hoog inschat vanwege de frustratie en boosheid bij verdachte en zijn problemen op verschillende leefgebieden (baan en woning verloren, geen werk, geen vaste woon- of verblijfplaats, zorgelijk middelengebruik).
De rechtbank acht het gelet op de ernst van de feiten passend daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van hierna te noemen duur op te leggen. Daarom bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.

8.Ten aanzien van het beslag

De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de in beslag genomen trui en tas aan verdachte moeten worden teruggegeven.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat ook de overige in beslag genomen voorwerpen aan verdachte moeten worden teruggegeven. Ten aanzien van de in beslag genomen spuitbus, kwasten, rollers en handschoenen kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze voorwerpen heeft gebruikt bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Daarom kunnen deze voorwerpen niet verbeurd worden verklaard, zoals gevorderd door de officier van justitie. Ten aanzien van het in beslag genomen mes is niet gebleken dat sprake is van één van de situaties vermeld in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht. Het mes is daarom, anders dan gesteld door de officier van justitie, niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 43 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
een zwarte trui met capuchon;
een boodschappentas;
een spuitbus (zwarte lak);
3 kwasten en 2 rollers;
handschoenen (oranje);
een zakmes (Buck knive).
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Eunen, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en C.F. de Lemos Benvindo, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2013.