ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7420

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-525325-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekveroordeling van medewerker De Nederlandsche Bank voor diefstal van 1,25 miljoen euro

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 december 2012 een 43-jarige medewerker van De Nederlandsche Bank bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in september 2008 een bedrag van 1,25 miljoen euro had gestolen uit de kluis van de bank. Na de diefstal was de verdachte naar India vertrokken, en er was sindsdien geen spoor van hem te vinden. Een rechtshulpverzoek aan India had geen resultaat opgeleverd, waardoor de verdachte niet aanwezig kon zijn bij de terechtzitting.

De tenlastelegging omvatte diefstal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij de verdachte zich toegang had verschaft tot de kluis door middel van braak en valse sleutels. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat het bewezen geachte feit strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank overwoog dat de diefstal van een dergelijk bedrag van een instelling als De Nederlandsche Bank een ernstig vergrijp was. De verdachte had het vertrouwen van zijn werkgever ernstig geschonden en had financiële schade toegebracht. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, achtte de rechtbank een langdurige gevangenisstraf passend. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij, De Nederlandsche Bank, toe tot een bedrag van € 1.191.000,--, en legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door hechtenis voor de duur van één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer:13/525325-08
Datum uitspraak: 24 december 2012
bij verstek
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (India) op [geboortedatum] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
R.A. Kloos.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 september 2008, in elk geval in of omstreeks de periode van 3 juli 2007 tot en met 23 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kluis (welke zich bevindt in een pand van De Nederlandsche Bank gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een geldbedrag van 1.250.000 euro (zegge één miljoen tweehonderdvijftigduizend euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Nederlandsche Bank ([adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door (met een tang, in elk geval een voorwerp) een metaaldraad van een zegel van een geldbox (welke zich in die kluis bevond) door te knippen en/of te forceren, in elk geval door braak en/of verbreking en/of door middel van een sleutel en/of een of meer (toegangs-)code(s), te weten (een) valse sleutel(s), te weten het onbevoegd gebruik maken van die sleutel en/of het onbevoegd gebruik maken van die(toegangs-)code(s).
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2007 tot en met 23 september 2008, in elk geval op of omstreeks 9 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk 1.250.000 euro (zegge: één miljoen tweehondervijftigduizend euro), in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan De Nederlandsche Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van / als medewerker (in het beveiligd waardegebied), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
op 09 september 2008 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis (welke zich bevindt in een pand van De Nederlandsche Bank gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een geldbedrag van 1.250.000 euro (zegge één miljoen tweehonderdvijftigduizend euro), toebehorende aan De Nederlandsche Bank ([adres]), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door met een tang een metaaldraad van een zegel van een geldbox (welke zich in die kluis bevond) door te knippen en door middel van valse sleutels, te weten het onbevoegd gebruik maken van een toegangscode.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en valse sleutels van € 1.250.000,-, gepleegd bij zijn werkgever De Nederlandsche Bank. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat zijn werkgever in hem mocht stellen ernstig geschonden en zijn werkgever daarnaast financiële schade toegebracht.
De rechtbank acht de bewezen diefstal ernstig. Een geldbedrag van deze grootte wegnemen van een instelling als de Nederlandse Bank oordeelt de rechtbank als een ernstig vergrijp tegen de Staat der Nederlanden. Bovendien kan het niet anders zijn dan dat de verdachte dit misdrijf grondig heeft voorbereid terwijl hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem gesteld is als medewerker van de Bank.
De rechtbank acht, mede met het oog op generale preventie, een langdurige gevangenisstraf, als door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij De Nederlandsche Bank NV, [adres, niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.250.000,-- minus de biljetten die door het Openbaar Ministerie bij de ex-vrouw van verdachte in beslag zijn genomen en die te herleiden zijn tot de diefstal, te weten € 59.000,-- (118 biljetten van € 500,--). De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 1.191.000,-- (één miljoen en honderdeenennegentigduizend euro) worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten voornoemde € 59.000,-- zal de rechtbank afwijzen nu de Nederlandsche Bank dit bij het Openbaar Ministerie kan terugvorderen.
In het belang van De Nederlandsche Bank NV voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door middel van braak en valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
Wijst de vordering van de benadeelde partij De Nederlandsche Bank NV, [adres] toe tot een bedrag van € 1.191.000,-- (één miljoen en honderdeenennegentigduizend euro).
Veroordeelt verdachte aan De Nederlandsche Bank NV voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer De Nederlandsche Bank NV, te betalen de som van € 1.191.000,-- (één miljoen en honderdeenennegentigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één jaar, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. E. Dinjens en G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2012.