ECLI:NL:RBAMS:2012:BX8764

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
503652 - HA ZA 11-2697
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in civiele procedure met meerdere gedaagden

In deze civiele procedure heeft de Stichting tot Behoud van de Monumenten Laurentius en Petronella (hierna: de Stichting) een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder de Stichting Woonzorg Nederland, een besloten vennootschap en de Gemeente 's-Gravenhage. De Stichting vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade en veroordeling tot schadevergoeding. De procedure is gestart met een dagvaarding van 20 oktober 2009, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze dagvaarding nietig is. De Stichting had in haar dagvaarding slechts verwezen naar het procesdossier van een andere zaak zonder duidelijk te maken welke feiten en stellingen in deze zaak worden overgenomen. Dit is in strijd met de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat de eis en de gronden daarvan duidelijk worden gesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de grondslag van haar vorderingen, waardoor de gedaagden niet in staat waren om adequaat verweer te voeren. De rechtbank heeft de Stichting in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van de gedaagden zijn begroot op € 1.166,00 per partij. De uitspraak is gedaan door mr. J. Thomas en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 503652 / HA ZA 11-2697
Vonnis van 8 augustus 2012
in de zaak van
de stichting
STICHTING TOT BEHOUD VAN DE MONUMENTEN LAURENTIUS EN PETRONELLA,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. C.F.J.M. Nelemans te Nieuw-Vennep,
tegen
1. de stichting
STICHTING WOONZORG NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd te Stolwijk, gemeente Vlist,
gedaagde,
advocaat mr. K. Taryakchi te Rotterdam,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. V.H. Affourtit te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de Stichting, Woonzorg, [X] en de Gemeente worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 oktober 2009, met producties,
- de rolbeslissing van 29 oktober 2009 in de zaak HA ZA 09-3476 (441776) om deze zaak naar de parkeerrol te verwijzen,
- de heropening van de zaak op 21 december 2011, waarbij zaak HA ZA 09-3476 is doorgehaald,
- het tussenvonnis van 18 januari 2012 waarbij Woonzorg is toegestaan om [X] in vrijwaring te dagvaarden, [X] is toegestaan om Woonzorg en [Y] in vrijwaring te dagvaarden en de Gemeente is toegestaan om Woonzorg en [X] in vrijwaring te dagvaarden,
- de conclusie van antwoord, met producties, aan de zijde van Woonzorg,
- de conclusie van antwoord, met producties, aan de zijde van [X],
- de conclusie van antwoord, met producties, aan de zijde van de Gemeente,
- de akte van depot in civiele rolzaak van 23 maart 2012 waarbij ter griffie zijn gedeponeerd de stukken in eerste instantie (bodemprocedure rechtbank Den Haag, zaaknummer 257909) en in tweede instantie (appelprocedure hof Den Haag, zaaknummer 200.018.891/01) van een eerdere procedure waarbij MetroProp B.V. een schadevergoeding heeft gevorderd van gedaagden,
- het tussenvonnis van 14 maart 2012 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen gehouden op 20 juni 2012 en de daarin genoemde proceshandelingen en processtukken,
- de brief van 3 juli 2012 aan de zijde van [X] waarin zij wijzen op de foutieve opname van de verklaring van haar advocaat betreffende de verzendende partij van de brief van februari 2002.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Stichting is eigenaresse van de panden gelegen aan de Prinsegracht 69-71-73 te Den Haag (verder: het pand). MetroProp B.V. (verder: MetroProp) is de beheerder van het pand. De Stichting en MetroProp hebben dezelfde bestuurder.
2.2. In de periode juli tot september 2001 heeft [X] in opdracht van Woonzorg sloopwerkzaamheden uitgevoerd op de locatie Prinsegracht 73, hoek Lage Nieuwestraat 646 te Den Haag. De Gemeente heeft daartoe een sloopvergunning verleend.
2.3. Na de sloopwerkzaamheden zijn scheuren ontstaan in het pand van de Stichting. MetroProp heeft op 20 november 2001 Woonzorg aansprakelijk gesteld voor de schade aan het pand van de Stichting, en op 4 februari 2002 [X]. Op verzoek van MetroProp is bij beschikking van 14 april 2003 in het kader van een voorlopig deskundigenbericht van de rechtbank Den Haag prof. ir. A.F. van Tol aangewezen als deskundige en verzocht de oorzaak en omvang van de schade te onderzoeken. Het definitieve rapport van Van Tol is op 12 juli 2005 ter griffie van de rechtbank Den Haag gedeponeerd. Vervolgens heeft MetroProp ook de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade aan het pand.
2.4. Bij dagvaarding van 11 januari 2006 heeft MetroProp een procedure bij de rechtbank Den Haag ingesteld tegen gedaagden. Bij vonnis van 23 juli 2008 is MetroProp in die procedure niet ontvankelijk verklaard. MetroProp heeft van dat vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
2.5. Bij brieven van 10 oktober 2008 zijn Woonzorg, [X] en de Gemeente door de Stichting aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade aan haar pand.
2.6. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 1 juni 2010 het vonnis van 23 juli 2008 bekrachtigd.
2.7. Op 23 maart 2012 heeft de Stichting de volgende stukken uit de bodemprocedure en de appelprocedure tussen MetroProp en gedaagden ter griffie van de rechtbank gedeponeerd:
- de inleidende dagvaarding van 4 of 11 januari 2006 met 25 producties,
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Woonzorg,
- de conclusie van antwoord aan de zijde van [X],
- de conclusie van antwoord aan de zijde van de Gemeente,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek aan de zijde van Woonzorg,
- de conclusie van dupliek aan de zijde van [X],
- de incidentele conclusie tot niet ontvankelijkverklaring, tevens houdende conclusie van dupliek aan de zijde van de Gemeente,
- de akte aan de zijde van MetroProp,
- de antwoordakte van Woonzorg,
- de akte uitlating producties van [X],
- de akte uitlating producties van de Gemeente,
- het tussenvonnis van 7 mei 2008,
- de akte ter gelegenheid van de comparitie van MetroProp,
- aantekeningen ten behoeve van comparitie van partijen van Woonzorg,
- aantekeningen ter gelegenheid van de comparitie van [X],
- de comparitie-aantekeningen van de Gemeente,
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2008,
- het eindvonnis van 23 juli 2008 van de rechtbank,
- de appeldagvaarding,
- de memorie van grieven van MetroProp,
- de memorie van antwoord van Woonzorg,
- de memorie van antwoord van [X],
- de memorie van antwoord van de Gemeente,
- de pleitnota van MetroProp,
- de pleitnota van Woonzorg,
- de pleitnota van [X],
- de pleitnota van de Gemeente,
- het proces-verbaal van pleidooi,
- het arrest van 1 juni 2010,
- de beslissing als bedoeld in artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht primair dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade, subsidiair dat aansprakelijkheid daarvoor rust op Woonzorg, meer subsidiair op [X] en nog meer subsidiair op de Gemeente;
II. primair gedaagden hoofdelijk, subsidiair Woonzorg, meer subsidiair [X] en nog meer subsidiair de Gemeente, te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan de Stichting, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
Een en ander met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2. De Stichting stelt daartoe - voor zover van belang - dat zij zich baseert op hetzelfde feitencomplex als waarop MetroProp zich heeft beroepen. Eventuele nietigheid van de dagvaarding zoals aangevoerd door gedaagden is gedekt door hun verschijnen, aldus de Stichting.
3.3. Gedaagden voeren ieder verweer, in de kern erop neerkomend dat de dagvaarding nietig is omdat de Stichting de gronden van haar vordering niet heeft gesteld en verder dat, voor zover dit formele verweer niet opgaat, de vordering is verjaard. De Gemeente voert ook nog aan dat sprake is van rechtsverwerking door de Stichting.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de Stichting in haar dagvaarding de eis en de gronden daarvan te stellen. Deze bepaling is bedoeld om de grondslag van het gevorderde duidelijk te maken aan de wederpartij en de rechter aan wie de vordering wordt voorgelegd (vgl. Hoge Raad 24 mei 1957, LJN AG2032). De Stichting heeft daartoe in randnummer 3 van haar dagvaarding gesteld: “(…) De stichting baseert zich op hetzelfde feitencomplex als waar Metroprop BV zich op beroept. De stichting brengt daarom het gehele procesdossier van de procedure voor de rechtbank Den Haag in het geding. Zij zal dit door middel van depot bij de griffie doen. Het betreft: [de lijst van processtukken uit die eerdere procedure, rechtbank]. Verweer van gedaagden (…)”.
4.2. Dit standpunt van de Stichting berust blijkbaar op de opvatting dat het deponeren van processtukken uit eerdere procedures - zelfs zonder verklaring dat de inhoud daarvan als "hier herhaald en geïnsereerd" heeft te gelden - voldoende is om hetgeen in die stukken aan stellingen en feiten is te vinden te beschouwen als gesteld in dit geding waarin het depot heeft plaatsgevonden, en aldus als mede aan het in dit geding gevorderde ten grondslag gelegd. Deze opvatting is onjuist. De partij die zulke stellingen en feiten wil inroepen, dient dit op een zodanige wijze te doen dat voor de rechter reeds op grond van de dagvaarding duidelijk is wat hem als grondslag voor het gevorderde ter beoordeling wordt voorgelegd, en voor de wederpartij waarop hij zijn verdediging dient af te stemmen (vgl. Hoge Raad 8 januari 1999, LJN ZC2810).
4.3. In dit geval komt daar nog bij dat de vordering van de Stichting in deze procedure niet gelijk is aan de vordering die MetroProp heeft ingesteld in de eerdere procedure te Den Haag. Daarom zou zelfs een verklaring dat de inhoud van de door MetroProp betekende dagvaarding van de eerdere procedure als hier herhaald en geïnsereerd heeft te gelden ontoereikend zijn geweest om het door gedaagden aangevoerde gebrek aan de dagvaarding in deze procedure te dekken. Gelet op de andersluidende vorderingen had het op de weg van de Stichting gelegen om te duiden welke rechtsgevolgen zij wenst te trekken uit welke feiten en omstandigheden in het procesdossier van de procedure die MetroProp aanhangig heeft gemaakt.
4.4. De Stichting heeft het voor gedaagden dus in grote mate onduidelijk gelaten op welke feiten haar grondslag van haar vorderingen is gebaseerd en op welke grondslag haar vorderingen zijn ingesteld. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 111 lid 2 onder d Rv.
4.5. Daaruit volgt dat de dagvaarding nietig is (artikel 120 lid 1 Rv). Het gebrek dat nietigheid meebrengt, kan vóór de eerste roldatum bij exploot worden hersteld (artikel 120 lid 2 Rv). Daar heeft de Stichting geen gebruik van gemaakt. Haar aanbod ter comparitie om de grondslagen van haar vordering uit te werken in een nader te nemen akte wordt daarom gepasseerd.
4.6. De nietigheid van de dagvaarding wordt evenmin gedekt door de verschijning van gedaagden in het geding (artikel 122 Rv). Aan artikel 122 Rv ligt ten grondslag het beginsel dat indien een exploot lijdt aan een gebrek dat tot nietigheid daarvan leidt, dit rechtsgevolg slechts op zijn plaats is indien en voor zover dat gewenst is in verband met de bescherming van de belangen waarop de geschonden norm betrekking heeft (Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 76). Daarvan is sprake indien degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat door de geschonden norm wordt beschermd (vgl. Hoge Raad 16 februari 2007, LJN AZ2593). Uit het voorgaande volgt dat daarvan hier sprake is. De verschijning van partijen heeft die benadeling niet op.
4.7. Gelet op de uitkomst van de zaak wordt de Stichting in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van Woonzorg, [X] en de Gemeente (ieder) tot op heden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten tarief II à € 452,00)
Totaal € 1.166,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart de dagvaarding van 20 oktober 2009 nietig,
5.2. veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van Woonzorg tot op heden begroot op € 1.166,00, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 1.166,00, en aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.166,00,
5.3. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Thomas, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.?