ECLI:NL:RBAMS:2012:BX4952
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van rechtsvordering en stuiting binnen de termijn van artikel 3:316 lid 2 BW
In deze zaak vorderde eiser, die als werknemer van de Stichting Marine Services, de rechtsvoorganger van Greenpeace, op het schip Esperanza werkzaam was, betaling van € 372.808,59 van Greenpeace. Eiser stelde dat Greenpeace onrechtmatig had gehandeld, omdat hij op 16 december 2002 tijdens zijn werkzaamheden was uitgegleden op een trap aan boord van het schip. Greenpeace voerde aan dat de vordering van eiser was verjaard, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar volgens artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek op 16 december 2007 was verstreken. Eiser had op 14 december 2007 een dagvaarding betekend, maar Greenpeace betwistte dat deze dagvaarding stuitende werking had op grond van artikel 3:316 lid 2 BW, omdat de cassatiedagvaarding niet was aangebracht bij de Hoge Raad.
De rechtbank oordeelde dat de verjaring van de rechtsvordering van eiser was gestuit. De rechtbank overwoog dat de dagvaarding in de eerste procedure, die op 14 december 2007 was betekend, aanvankelijk binnen de verjaringstermijn was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de eis in de eerste procedure niet was toegewezen, en dat eiser binnen de cassatietermijn een cassatiedagvaarding had uitgebracht, maar deze niet tijdig had ingeschreven bij de Hoge Raad. De rechtbank concludeerde dat de termijn van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 3:316 lid 2 BW, pas begon te lopen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een herstelexploot, waardoor de verjaring van de rechtsvordering van eiser was gestuit.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiser onvoldoende feiten had gesteld om aan te tonen dat Greenpeace onrechtmatig had gehandeld. De enkele stelling dat de trap op het schip kapot was, was onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wees de vordering van eiser op grond van onrechtmatige daad af, maar gaf eiser de mogelijkheid om zijn eis te vermeerderen met een grondslag van werkgeversaansprakelijkheid op basis van artikel 7:658 BW. De zaak werd naar de rol verwezen voor verdere behandeling.