ECLI:NL:RBAMS:2012:BX4542

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-524542-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van vuurwapens door werknemer in dienstbetrekking

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van verduistering van vuurwapens die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juli 2009, waarbij de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid vuurwapens heeft ontvreemd uit een wapenwinkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die als bedrijfsleidster werkzaam was, toegang had tot de alarmcodes en sleutels van het bedrijf. Tijdens de zitting op 30 juli 2012 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, die vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank oordeelde dat de cumulatieve tenlastelegging van diefstal en verduistering innerlijk tegenstrijdig was, maar dat de dagvaarding geldig was. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de verduistering vastgesteld op basis van bewijsmiddelen, waaronder sms-berichten en getuigenverklaringen. De verdachte heeft wisselend verklaard over haar rol en de omstandigheden rond de afgifte van de sleutels. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan het medeplegen van verduistering en heeft zij haar veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft daarbij geen aanleiding gezien voor een beroep op psychische overmacht, aangezien niet is gebleken dat de verdachte onder zodanige druk stond dat zij niet anders kon handelen. De uitspraak is gedaan op 13 augustus 2012.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/524542-09 (Promis)
Datum uitspraak: 13 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1978],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat verdachte en haar raadsman, mr. M.E. van der Werf, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging op de terechtzitting - ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 19 juli 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit bedrijf "[bedrijf]", gelegen aan de [A straat] [nr.], heeft weggenomen 12 kogelgeweren en/of 97 pistolen en/of 73 revolvers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bedrijf "[bedrijf]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (toegangs)deur van het winkelgedeelte van bedrijf "[bedrijf]" en/of een of meer vitrines in de winkelruimten van bedrijf "[bedrijf]" te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
Subsididair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 19 juli 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit bedrijf "[bedrijf]", gelegen aan de [A straat] [nr.], heeft weggenomen 12 kogelgeweren en/of 97 pistolen en/of 73 revolvers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bedrijf "[bedrijf]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 juli 2009 tot en met 19 juli 2009 te Amsterdam en/of elders in
Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of een of meer andere personen inlichtingen en/of informatie (via SMS) te verstrekken en/of door die [medeverdachte 1] en/of een of meer andere personen een of meer alarmcodes en/of (veiligheids) sleutels van bedrijf "[bedrijf]" te verstekken;
en/of
zij op of omstreeks 19 juli 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 12 kogelgeweren en/of 97 pistolen en/of 73 revolvers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan "[bedrijf]", gelegen aan de [A straat] [nr.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als werkneemster van bedrijf "[bedrijf]", in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank leest in plaats van [A straat] [nr.], [B straat] [nr.], nu uit het dossier ondubbelzinnig blijkt dat het bedrijf [bedrijf] is gevestigd op het adres [B straat] [nr.] te Amsterdam. Door deze verbeterde lezing van de tenlastelegging is verdachte niet in haar belangen geschaad.
3. Voorvragen
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte, kort gezegd, diefstal is ten laste gelegd en cumulatief/alternatief verduistering. Aangezien diefstal en verduistering elkaar uitsluiten is de cumulatieve tenlastelegging van deze delicten innerlijk tegenstrijdig. In zoverre oordeelt de rechtbank dan ook dat de dagvaarding (partieel) nietig is.
De dagvaarding is, met inachtneming van het voorgaande, geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
4.1.1 De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
4.1.2 In de nacht van 19 op 20 juli 2009 zijn uit het winkelgedeelte van het bedrijf "[bedrijf]" van eigenaar [eigenaar] (hierna: [eigenaar]) aan de [B straat] [nr.]ii te Amsterdam meerdere vuurwapens ontvreemd. De eigenaar heeft hiertoe niemand het recht of toestemming gegeven.iii
4.1.3 In totaal zijn 12 kogelgeweren, 97 pistolen en 73 revolvers ontvreemd.iv
4.1.4 Op en rondom de toegangsdeur en het elektrische rolluik van "[bedrijf]" zaten, na de ontvreemding van de vuurwapens, geen sporen van braak. De nachtschoot en de schoot van het cilinderslot van de toegangsdeur naar het winkelgedeelte werden in niet uitgedraaide stand aangetroffen en vertoonden evenmin sporen van braak. De zich achter deze toegangsdeur bevindende harmonicadeur, die was geopend, vertoonde ook geen sporen van braak.v
4.1.5 "[bedrijf]" is beveiligd door middel van een alarm dat is ingedeeld in twee groepen. Groep 1 registreert de wapenwinkel en de munitiebunker. Groep 2 registreert de bar en de schietbanen. Op 19 en 20 juli is het alarm onder meer op de volgende tijdstippen in- en uitgeschakeld:
19.07.2009 - 14:55 uur - inschakelen groep 1 door gebruiker 1
19.07.2009 - 22:48 uur - inschakelen groep 2 door gebruiker 3
19.07.2009 - 22:53 uur - uitschakelen groep 1+2 door gebruiker 1
19.07.2009 - 23:48 uur - inschakelen groep 1+2 door gebruiker 1
19.07.2009 - 23:59 uur - uitschakelen groep 1+2 door gebruiker 1
20.07.2009 - 09:46 uur - inschakelen groep 1+2 door gebruiker 1
[eigenaar], [medewerker 1], [medewerker 2], [medewerker 3] en verdachte hebben dezelfde code van het alarm om als gebruiker 1 de groepen 1 en 2 van het alarm in en uit te schakelen.vi
4.1.6 Alleen de personen die de alarmcode hadden om als gebruiker 1 de groepen 1 en 2 in en uit te schakelen hadden ook een speciale veiligheidssleutel (een zogenoemde 'submasterkey'vii) om de sloten van de toegangsdeur en het rolluik aan de voorzijde van het pand, alsmede de sloten van de winkeldeur en het harmonicahek in het pand van "[bedrijf]" te openen.viii
4.1.7 [medewerker 4] (hierna: [medewerker 4]) heeft op 19 juli 2012 omstreeks 23.00 uur samen met [medewerker 5] en verdachte "[bedrijf]" verlaten. [medewerker 4] heeft het alarm ingeschakeld en na het verlaten van het pand de toegangsdeur op slot gedaan en het rolluik laten zakken.ix
4.1.8 Op 20 juli 2009 omstreeks 19.30 uur arriveerden [medewerker 6] en [medewerker 7] bij "[bedrijf]", waar beiden werkzaam zijn. Op dat moment stond het rolluik half open, zat de toegangsdeur niet op het nachtslot en was het alarm in het pand
uitgeschakeld.x xi
4.1.9 Tijdens een doorzoeking op 30 september 2009 in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) werden onder meer twee vuurwapens aangetroffen die in de nacht van 19 op 20 juli 2009 bij "[bedrijf]" zijn weggenomen.xii xiii xiv
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld. Verdachte heeft de sleutel en de code van het alarm van "[bedrijf]" afgestaan waardoor haar mededaders de wapens weg konden nemen. Dat verdachte samenwoonde met de eigenaar van de wapens en werkte in het bedrijf maakt verdachte nog geen eigenaar van de wapens. Daarnaast zijn ook wapens die niet van eigenaar [eigenaar] waren, weggenomen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Ter onderbouwing heeft de raadsman er op gewezen dat deze rechtbank op 17 maart 2011 de medeverdachten heeft vrijgesproken. De rechtbank heeft toen vastgesteld dat verdachte mederechthebbende was van de vuurwapens, omdat zij een relatie had met de eigenaar van "[bedrijf]". Ter ondersteuning van deze vaststelling van de rechtbank heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte samen met [eigenaar] het bedrijf "[bedrijf]" aanstuurde en dat zij samen van de opbrengst van deze onderneming leefden. Aangezien de wapens verdachte toebehoorden, kan er geen sprake zijn van diefstal of verduistering.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er in het onderzoek geen oog is geweest voor een alternatief scenario, waarvoor veel aanwijzingen waren. In dit alternatieve scenario stond zijn cliënte onder zodanige psychische druk door het handelen van de mededaders, dat zij gedwongen heeft meegewerkt aan het door hen ontvreemden van de wapens.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Omstandigheden rond het wegnemen van de wapens
Uit de onder 4.1 opgesomde feiten en omstandigheden blijkt dat in de nacht van 19 op 20 juli 2009 bij "[bedrijf]" een grote hoeveelheid wapens is weggenomen. Op het eerste gezicht leek het om een inbraak te gaan. Daar is echter geen sprake van geweest.
De rechtbank stelt vast dat het alarm in het gehele pand van "[bedrijf]" voorafgaand aan het wegnemen van de wapens werd uitgeschakeld en dat de toegangsdeur en het rolluik aan de voorzijde van het pand, alsmede de winkeldeur en het zich daarachter bevindende harmonicahek in het pand, met een sleutel zijn geopend.
Slechts vijf personen beschikten over de alarmcode voor groep 1 en 2 waarmee het alarm in het gehele pand kon worden uitgeschakeld. Alleen deze personen beschikten ook over een zogenoemde submasterkey, waarmee voornoemde sloten konden worden geopend. Verdachte was een van deze vijf personen, die dus zowel beschikte over de alarmcode voor het hele pand als een submasterkey. Niet is gebleken dat er submasterkeys zijn bijbesteld.xv
Uit het voorgaande, en bij gebreke van een aannemelijke verklaring dat het anders is gegaan, kan worden geconcludeerd dat één van deze vijf personen betrokken moet zijn geweest bij het wegnemen van de wapens. Naar het oordeel van de rechtbank is dat verdachte geweest. Hieronder is uiteengezet hoe de rechtbank tot dat oordeel is gekomen.
Verband tussen verdachte en [medeverdachte 1]
Verdachte was aanwezig toen [medewerker 4] het pand afsloot en het alarm inschakelde. Dat laatste gebeurde om 22.48 uur. Vijf minuten later, om 22.53 uur is het alarm van het hele pand weer uitgeschakeld. Verdachte heeft om 22.57 uur een sms verstuurd aan [medeverdachte 1]xvi, degene bij wie op 30 september 2009 twee van de weggenomen wapens zijn aangetroffen. [medeverdachte 1] stuurde om 23.11 uur sms terug, tevens belde hij om 23.18 uur met medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]).xvii
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat zij € 25.000 van [medeverdachte 1] (die zij kent als [X]xviii) heeft geleend, waarbij is afgesproken dat zij € 2.000 aan bemiddelingskosten (aan [A]) en € 8.000 aan rente diende te betalen.xix Zij heeft dit bedrag op 20 mei 2009 geleend en diende het bedrag inclusief bemiddelingskosten en rente binnen drie maanden terug te betalen.xx Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij € 3.000 heeft afgelost op deze schuld en dat de rest van deze schuld nog niet is terugbetaald. Ook heeft zij verklaard dat zij niets meer van [medeverdachte 1] heeft vernomen sinds haar aanhouding.xxi
Betrokkenheid [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Afgezien van de hiervoor genoemde vondst van de wapens bij [medeverdachte 1], het sms-verkeer met verdachte en het bellen met [medeverdachte 2] is ook een telefoongesprek afgeluisterd tussen laatstgenoemde en [medeverdachte 1] op 1 september 2009. Hierin stelt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] voor 'bij die meisjes langs te gaan, omdat ze die cd-tjes (cedekes) nog zouden gaan poetsen, schoonmaken'.xxii De politie heeft vervolgens op 1 oktober (de dag na de aanhouding van [medeverdachte 1]) een sms gestuurd aan [medeverdachte 2] met de tekst: "Bericht van je vriend: [X] is gepakt, Cd-tjes moeten weg. Regel dit". Vrijwel direct hierop belt [medeverdachte 2] met zijn vriendin. In dat gesprek zegt [medeverdachte 2] dat hij 'eigenlijk niet kan praten, hij denkt dat het heel rottig gaat aflopen, dat hij het heeft over [medeverdachte 1], dat hij de volgende wel zal wezen en dat hij een berichtje kreeg dat [medeverdachte 1] op vakantie is'.xxiii
Daarnaast is er nog een afgeluisterd telefoongesprek van 14 september 2009 tussen [medeverdachte 1] en [B], waarin laatstgenoemde zegt dat hij 'drie tot vier kopers gevonden heeft voor die naaimachines, van die Beretta's...die van 16'. xxiv [B] heeft verklaard dat hij hiermee doelde op vuurwapens en dat [medeverdachte 1] had verteld dat hij vuurwapens had.xxv
Met toestemming van de officier van justitie is politie-infiltrant A3271 ingezet, om een afspraak te maken met [medeverdachte 2]. Deze afspraak is via sms verkeer tussen A3271 en [medeverdachte 2] op 8 en 9 oktober 2009 tot stand gekomen. A3271 komt op 9 oktober rond 1.30 uur met de auto naar een brug in Diemen, waar hij [medeverdachte 2] ontmoet. [medeverdachte 2] heeft vervolgens tegen A3271 verklaard dat hij met "[X]" (de rechtbank begrijpt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen: [medeverdachte 1]) was meegegaan om geld te verdienen waarbij hij met zijn vingers een gebaar van een pistool maakte. Hij verklaarde dat het ging om '160 stuks' die zij bij [C], een vriend van "[X]", hadden 'gestasht'. Deze [C] was uitsmijter en woonde in een zijstraat van de [C straat] in [plaats].xxvi
Deze verklaring van [medeverdachte 2] wordt ondersteund door verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1]. Als beschreven ontving [medeverdachte 1] op 19 juli 2009 om 22.57 uur een sms van verdachte, om 23.11 uur stuurt [medeverdachte 1] een sms terug naar verdachte en om 23.18 belt [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] waarna de telefoon van [medeverdachte 1] wordt uitgeschakeld. Op 20 juli 2009 om 01.11 uur wordt de telefoon van [medeverdachte 1] ingeschakeld en bevindt deze zich in de omgeving van de Zijlweg in Haarlem.xxvii [medeverdachte 1] belt dan met [C].xxviii Deze [C] woont op het adres [C straat] [nr.] in [plaats] en is portier van beroep.xxix
De latere verklaring van [medeverdachte 2] dat hij, hetgeen hiervoor is beschreven, niet heeft gezegd tegen A3271 acht de rechtbank niet geloofwaardig. Ten eerste vanwege de reeds genoemde bevestiging van zijn verklaring. Ten tweede omdat [medeverdachte 2] tegen de rechter-commissaris geheel anders heeft verklaard over de ontmoeting tussen hem en A3271. Deze zou hem in het café hebben aangesproken waarna ze even buiten hebben staan praten. Dit strookt in het geheel niet met het proces-verbaal van bevindingen van A3271 en de daarin weergegeven sms-jes tussen hem en [medeverdachte 2] over waar ze elkaar zouden ontmoeten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de wapens bij "[bedrijf]" hebben weggenomen.
Betrokkenheid verdachte
[medeverdachte 2] verklaarde verder tegen A3271 dat hij erbij was toen "[X]" de sleutel van de eigenaresse ontving.xxx Naar het oordeel van de rechtbank kan hiermee, gelet op de overige hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, niemand anders bedoeld zijn dan verdachte. De rechtbank heeft reeds overwogen dat en waarom zij het proces-verbaal van bevindingen van A3271, waarin hij verslag heeft gedaan van zijn gesprek met [medeverdachte 2], betrouwbaar acht.
Verdachte heeft nog een alternatieve verklaring gegeven voor haar contacten op de bewuste avond met [medeverdachte 1] (de sms-jes zouden gaan over de geldlening) en gesteld dat zij onder dwang 'slechts' en zogenaamde horecasleutel had afgegeven aan onbekende personen, waarmee deze enkel de toegangsdeur en het rolluik zouden hebben kunnen openen. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van verdachte deels aantoonbaar onjuist zijn gebleken, meer in het bijzonder die waarin zij de geldlening van [medeverdachte 1] ontkent, en voor het overige, vanwege het telkens wisselen van verklaring op belangrijke onderdelen en de oncontroleerbaarheid daarvan, ongeloofwaardig. Meer specifiek geldt daarbij het volgende.
Verdachte heeft niet direct verklaard dat zij werd gedwongen om de woensdag voorafgaand aan de inbraak haar barsleutel af te geven, terwijl zij tijdens het eerste verhoor wel heeft gezegd dat zij op 21 augustus 2009 is gebeld door onbekenden die vroegen of zij de wapens terug wilde hebben.
Verder heeft verdachte heeft wisselend verklaard over het verloop van de gebeurtenissen rond het wegnemen van de wapens en haar rol daarbij. Zo verklaarde zij in eerste instantie dat zij, nadat [medewerker 4] "[bedrijf]" had afgesloten, naar het filiaal aan de [D straat] is gereden en vervolgens naar het hotel waar zij en [eigenaar] verbleven.xxxi Bij de rechter-commissaris heeft verdachte vervolgens verklaard dat zij op de woensdag voor de inbraak is klemgereden door twee auto's waarin Turken zaten en dat zij gedwongen is tot de afgifte van de sleutel van de zaak. Zij zou toen de barsleutel gegeven hebben.xxxii
Vervolgens heeft verdachte haar verklaring weer veranderd en gezegd dat zij op weg naar het hotel is klemgereden door dezelfde mannen die haar die woensdag daarvoor ook hadden klemgereden. Deze mannen hebben haar gedwongen terug te rijden naar "[bedrijf]". Daar aangekomen zag ze dat de deur en het rolluik openstonden. De mannen zouden haar mee naar binnen hebben genomen, het licht in de winkel was al aan, maar de mannen konden niet naar de achterste gedeeltes van de zaak gaan. Binnen zou verdachte nog trappen tegen rug en benen hebben gehad. Kort daarna is zij naar buiten gegooid. xxxiii
Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring weer ingetrokken en verklaard dat zij, korte tijd nadat [medewerker 4] "[bedrijf]" had afgesloten, terug is gekeerd naar "[bedrijf]" omdat ze een slecht gevoel had. Bij "[bedrijf]" aangekomen zag zij dat de deur en het rolluik openstonden, waarna zij naar haar hotel is gereden zonder de politie of [eigenaar] daarvan op de hoogte te stellen.
Op grond van het al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de sleutel van "[bedrijf]" aan [medeverdachte 1] heeft afgegeven en het alarm voorafgaande aan de inbraak heeft uitgeschakeld.
Toebehoren van de wapens
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is aan wie de ontvreemde wapens toebehoren en of deze persoon of personen aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] toestemming hebben gegeven om de wapens weg te nemen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het merendeel van de wapens dat is weggenomen bij "[bedrijf]" is eigendom van verschillende particuliere eigenaren, niet zijnde verdachte en [eigenaar].xxxiv De overige weggenomen wapens waren het eigendom van "[bedrijf]" dan wel [eigenaar]. [eigenaar] was de enige eigenaar van "[bedrijf]".xxxv [eigenaar] beschreef verdachte, wat betreft "[bedrijf]", als bedrijfsleidster. Ten aanzien van een andere onderneming verklaarde [eigenaar] dat verdachte mede-eigenaresse was.xxxvi Dit is door verdachte ter terechtzitting bevestigd. Verdachte verklaarde ter terechtzitting verder dat zij, voordat zij een relatie kreeg met eigenaar [eigenaar], als freelancer tegen betaling bij "[bedrijf]" heeft gewerkt.xxxvii
Nu verdachte geen mede-eigenaar was van het bedrijf, haar positie van destijds te vergelijken is met die van een bedrijfsleidster, zij daarvoor ongeveer dezelfde werkzaamheden tegen betaling verrichtte en ook anderszins niet is gebleken van enige zeggenschap van verdachte in het bedrijf, concludeert de rechtbank dat de wapens, even daargelaten de vele particuliere eigenaren, verdachte niet toebehoorden. Verdachte had deze wapens in het kader van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich.
Gebleken is dat [eigenaar] aan niemand toestemming heeft gegeven om de wapens weg te nemen. Verdachte heeft verklaard dat zij [eigenaar] pas na de inbraak ervan op de hoogte heeft gesteld dat zij de sleutel van "[bedrijf]" heeft afgestaan.xxxviii [eigenaar] wist bovendien niet van de schuld van verdachte aan [medeverdachte 1] en evenmin dat zij op 19 juli, vlak na het afsluiten van het bedrijf, sms-verkeer had met [medeverdachte 1].xxxix De rechtbank komt, nu evenmin anderszins van zijn betrokkenheid is gebleken, tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat [eigenaar] iets met het wegnemen van de wapens te maken heeft en dat de wapens dus wederrechtelijk zijn weggenomen door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Het door de raadsman van verdachte geschetste alternatieve scenario wordt hierna onder 7 besproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het alternatief ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat zij omstreeks 19 juli 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 12 kogelgeweren, 97 pistolen en 73 revolvers, die toebehoorden aan anderen dan aan verdachte en haar mededaders, en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als werkneemster van bedrijf "[bedrijf]", wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de alternatief ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal alsook van de medeplichtigheid daaraan, nu zij de weggenomen wapens niet onder zich heeft gekregen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening pas is ontstaan nadat verdachte de weggenomen wapens onder zich had uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als bedrijfsleidster.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft subsidiair betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu sprake is geweest van psychische overmacht. Ter onderbouwing heeft de raadsman een alternatief scenario geschetst waarmee volgens hem door de politie en het openbaar ministerie onvoldoende rekening is gehouden. In dit alternatieve scenario heeft zijn cliënte van [medeverdachte 1] tegen een buitensporig hoge rente € 25.000 geleend om de huur van "[bedrijf]" te kunnen voldoen. Op dat moment is zijn cliënte bij [medeverdachte 1] in de tang geraakt en heeft zij onder bedreiging rare dingen gedaan. De raadsman wijst erop dat de omstandigheid dat zijn cliënte geen volledige openheid van zaken geeft, een indicatie is dat zij wordt afgeperst. Immers, mensen die worden afgeperst geven juist vanwege de jegens hun gerichte bedreigingen geen openheid van zaken.. De raadsman heeft er verder op gewezen dat zijn cliënte geen voordeel heeft behaald aan de diefstal van de wapens en dat de schuld aan [medeverdachte 1] nog bestaat en dat de overige schulden niet zijn afgelost.
De rechtbank verwerpt het verweer. Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat op het moment van handelen van verdachte sprake was van een van buiten komende drang, waaraan zij redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Vast moet komen te staan dat verdachte als gevolg van de onstuitbaarheid en dwingendheid van de bedoelde drang niet anders kon handelen dan zij deed en van haar ook niet anders kon en mocht worden verwacht. Daarvan is in casu geen sprake. Noch uit de verklaring van verdachte noch uit de overige inhoud van het dossier zijn er aanknopingspunten te vinden voor de stelling dat verdachte zodanige hevige gevoelens van angst had dat zij in redelijkheid niet anders kon handelen dan zij heeft gedaan.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Ter onderbouwing heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij in de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vier jaren gevangenisstraf heeft geëist, maar dat zij gelet op de rol van verdachte en het tijdsverloop tot een lagere strafeis is gekomen.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit om bij de strafmaat rekening te houden met de psychische druk die op zijn cliënte is uitgeoefend.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Vermoedelijk vanwege haar slechte financiële positie, waaronder een forse schuld aan medeverdachte [medeverdachte 1], heeft verdachte besloten haar mededaders in de gelegenheid te stellen een zeer groot aantal voorwapens te ontvreemden. De rechtbank is niet gebleken dat verdachte onder zondanige druk stond dat zij haar medewerking niet kon weigeren.
Als gevolg van deze verduistering zijn de ontvreemde vuurwapens zonder enige twijfel in het criminele circuit terechtgekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat met vuurwapens die zich in handen van criminelen bevinden ernstige misdrijven worden gepleegd. Dit maakt het handelen door verdachte tot een bijzonder ernstig feit.
Verdachte heeft zich kennelijk uitsluitend laten leiden door haar persoonlijke gewin bij dit misdrijf. Verder heeft zij er op geen enkele wijze blijk van gegeven dat zij van de bijzondere ernst van de gevolgen van haar handelen doordrongen is, noch heeft zij getoond hiervoor enige verantwoordelijkheid te nemen.
Op een zodanig ernstig misdrijf past als reactie enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het voordeel van verdachte weegt mee dat zij blijkens een haar betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2009 niet eerder is veroordeeld.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank verder, en meer dan de officier van justitie al gedaan heeft, mee laten wegen dat er geruime tijd is verstreken sinds het begin van de vervolging van verdachte. Daarom wijkt de straf af van de eis van de officier van justitie.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaardig (partieel) nietig voor zover daarin tot uitdrukking komt dat verdachte wordt verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met braak, danwel de medeplichtigheid aan dat misdrijf en (cumulatief) verduistering in dienstbetrekking.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E.J.M. Gielen, voorzitter,
mrs. J. Piena en R. Hirzalla, rechters
en mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2012.
De voorzitter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Proces-verbaal van bevindingen, 20 juli 2009, p. 1 (ten aanzien van het adres).
iii Proces-verbaal van aangifte [eigenaar], 20 juli 2009, p. 35-41.
iv Proces-verbaal van relaas, 1 oktober 2009, p. 1 04.
v Proces-verbaal van bevindingen, 28 juli 2009, p. 8.
vi Proces-verbaal van bevindingen, 1 oktober 2009, p. 125-126.
vii Proces-verbaal van verhoor van [D] bij de rechter-commissaris, 22 september 2011.
viii Proces-verbaal van aangifte [eigenaar], 20 juli 2009, p. 39.
ix Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 4], 3 augustus 2009, p. 73.
x Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 6], 20 juli 2009, p. 60.
xi Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker 7], 20 juli 2009, p. 63 en 64.
xii Proces-verbaal van doorzoeking, 1 oktober 2009, p 251.
xiii Proces-verbaal van bevindingen, 1 oktober 2009, p 263.
xiv Proces-verbaal wapenonderzoek, 8 maart 2010.
xv Proces-verbaal van verhoor van [D] bij de rechter-commissaris, 22 september 2011.
xvi Proces-verbaal van relaas, 8 oktober 2009, p. 350.
xvii Idem voetnoot 16..
xviii Proces-verbaal verhoor verdachte, 20 oktober 2009, p. 481.
xix Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 juli 2012
xx Geschrifte, te weten een kopie van een 'Akte van leningovereenkomst tussen partijen', 20 mei 2009, p. 245.
xxi Idem voetnoot 18.
xxii Proces-verbaal van relaas, 8 oktober 2009, p. 353.
xxiii Proces-verbaal van relaas, 10 oktober 2009, p. 354 en 355.
xxiv Proces-verbaal van relaas, 3 maart 2010, p. 25 en het geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek, p. 248.
xxv Geschrift, te weten proces-verbaal verhoor [B] van Duitse politieambtenaar, 5 februari 2010, p. 870.
xxvi Proces-verbaal van bevindingen, 9 oktober 2009, p. 496-500.
xxvii Proces-verbaal, 8 oktober 2009, p. 350 en 351.
xxviii Proces-verbaal van bevindingen, 1 oktober 2009, p. 129.
xxix Geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal verhoor getuige [C], 6 oktober 2009, p. 892 en 893.
xxx Proces-verbaal van bevindingen, 9 oktober 2009, p. 500.
xxxi Proces-verbaal van verhoor verdachte, 2 september 2009, p. 206.
xxxii Verklaring verdachte bij rechter-commissaris, 2 oktober 2009.
xxxiii Proces-verbaal verhoor verdachte, 20 oktober 2009, p. 484-486.
xxxiv Proces-verbaal van verhoor [eigenaar], 21 juli 2009, p. 39.
xxxv Proces-verbaal van aangifte, 21 juli 2009, p. 35.
xxxvi Proces-verbaal van verhoor, 1 september 2009, p. 114.
xxxvii Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 juli 2012.
xxxviii Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris, 2 oktober 2009.
xxxix Verklaring getuige [eigenaar] bij de rechter-commissaris, 22 september 2011.
??
??
??
??
Vonnis d.d. 13 augustus 2012
Inzake: [verdachte], 13/524542-09