ECLI:NL:RBAMS:2012:BX2822

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-710207-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en ondergronds bankieren met anonieme getuigenverklaringen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van witwassen en het gebruik van valse reisdocumenten. De rechtbank heeft op 27 juni 2012 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 13 juni 2012. De officier van justitie, mr. M.J. Dontje, heeft de vordering ingediend, waarop de verdachte en zijn raadsman, mr. V. Koppe, hun verweer hebben gevoerd. De tenlastelegging omvat meerdere feiten van witwassen, waarbij de verdachte in de periode van 20 december 2011 tot en met 7 maart 2012 betrokken was bij het verwerven en voorhanden hebben van aanzienlijke geldbedragen, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een ondergronds bankiersysteem dat internationaal opereerde, met sterke aanwijzingen voor betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de geldbedragen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, als 'corpora delicti' voor verbeurdverklaring verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een deel van het in beslag genomen geld en de onttrekking aan het verkeer van een vuurwapen en munitie gelast. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/710207-11 (Promis)
Datum uitspraak: 27 juni 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1964],
wonende te [plaats], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring '[locatie]' te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Dontje en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V. Koppe, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode vanaf 20 december 2011 tot en met 07 maart 2012, te Amsterdam en/of Den Haag en/of Badhoevedorp en/of Quito, in elk geval in Nederland en/of Ecuador, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meerdere voorwerp(en), te weten
- (in of omstreeks de periode van 21 december 2011 tot en met 24 december 2011) een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) EUR 3.500.000,--, in elk geval (ongeveer) EUR 1.400.000,-- of (ongeveer) EUR 674.000,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 1 januari 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 300.000,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 2 januari 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 199.980,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 7 februari 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 215.000,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 26 februari 2012) enig geldbedrag (ontvangen van NN5526/[A]), en/of
- (op of omstreeks 3 maart 2012) enig geldbedrag (overgedragen aan NN3214), en/of
- (op of omstreeks 7 maart 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 63.600,-- en/of (ongeveer) EUR 4.000,-- en/of
- een (of meer) ander(e) gro(o)t(e) geldbedrag(en) en/of voorwerp(en),
(heeft) verworven en/of voorhanden (heeft) gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 47, 420ter/bis van het Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode vanaf 22 december 2011 tot en met 07 maart 2012, te Amsterdam en/of Den Haag en/of Badhoevedorp en/of Quito, in elk geval in Nederland en/of Ecuador, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
- (in of omstreeks de periode van 21 december 2011 tot en met 24 december 2011) een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) EUR 3.500.000,--, in elk geval (ongeveer) EUR 1.400.000,-- of (ongeveer) EUR 674.000,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 1 januari 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 300.000,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 2 januari 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 199.980,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 7 februari 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 215.000,--, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- (op of omstreeks 26 februari 2012) enig geldbedrag (ontvangen van NN5526/[A]), en/of
- (op of omstreeks 3 maart 2012) enig geldbedrag (overgedragen aan NN3214), en/of
- (op of omstreeks 7 maart 2012) een geldbedrag van (ongeveer) EUR 63.600,-- en/of (ongeveer) EUR 4.000,-- en/of
- een (of meer) ander(e) gro(o)t(e) geldbedrag(en) en/of voorwerp(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
artikel 47, 420quater Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
hij op of omstreeks op 7 maart 2012 te Den Haag, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, hij heeft zich immers toen aldaar gelegitimeerd met het Braziliaans paspoort ([nummer]) welke op naam staat van [B];
artikel 231 Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
hij op of omstreeks op 7 maart 2012 te Den Haag, althans in Nederland, in het bezit was van een of meer reisdocument(en), waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, immers had hij toen aldaar een of meer (Columbiaanse) document(en) genaamd Cedula de Extranjeria (visa) welke op naam staan van [B], in
zijn bezit;
artikel 231 Wetboek van Strafrecht
Feit 4:
hij op of omstreeks 07 maart 2012 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II en/of III, te weten een revolver van het merk H&R Arms co. Worcester Mass en/of munitie van categorie II en/of III, te weten een of meer patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 26 lid 1 jo. 55 Wet Wapens en Munitie jo. 47 Wetboek van Strafrecht
3. Voorvragen
3.1. De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1. De rechtbank verklaart de tenlastelegging ten aanzien van het onder 1 (primair en subsidiair) tenlastegelegde nietig, voor zover dit ziet op het witwassen van 'en/of een (of meer) ander(e) gro(o)t(e) geldbedrag(en) en/of voorwerp(en)'. Dat deel is, mede in het licht van de omvang van het dossier waarin veel tapgesprekken en observaties voorkomen die mogelijk als verdacht zouden kunnen worden uitgelegd, onvoldoende specifiek bepaald.
Met uitzondering van dat gedeelte voldoet de dagvaarding aan de door de wet gestelde eisen; deze is voor het overige dan ook geldig.
3.2. Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Rechtmatigheid van het bewijs
4.1.1. De verdediging voert aan dat vrijspraak moet volgen, omdat een veroordeling op grond van artikel 344 lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv) niet uitsluitend mag worden gebaseerd op processen-verbaal van anonieme verbalisanten. Die processen-verbaal zijn aan te merken als schriftelijke bescheiden houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt als bedoeld in artikel 344a lid 1 Sv.
4.1.2. De rechtbank overweegt als volgt. In het opsporingsonderzoek dat aan de onderhavige strafzaak vooraf is gegaan, hebben de verbalisanten niet onder hun eigen naam geopereerd en geverbaliseerd, maar onder zogenoemde codenummers: verbalisant X-001, X-002, S-003 etc. Afgezien van de vervanging van de naam door dit codenummer verschillen de processen-verbaal niet van de gebruikelijke op ambtseed opgemaakt processen-verbaal die in artikel 141 sub b Sv bedoelde opsporingsambtenaren opmaken.
Zoals uit het arrest HR 28 maart 2006, LJN: AU5471, r.o. 4.4.4., en de door deze rechtbank gewezen uitspraak in de zaak [zaak] (parketnummer 13/710101-11) kan worden opgemaakt, betekent het enkele op voornoemde wijze anonimiseren van de persoonsgegevens van de opsporingsambtenaren nog niet dat de door hen opgemaakte processen-verbaal moeten worden aangemerkt als schriftelijke bescheiden, houdende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt als bedoeld in artikel 344a lid 1 en 3 Sv. Het gaat immers om een persoon die met behulp van zijn unieke nummer kan worden geïndividualiseerd, zodat de verdediging in beginsel zijn verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken.
Dat laatste is in deze zaak ook gebleken, aangezien een van de betrokken verbalisanten op verzoek van de verdediging als getuige ter terechtzitting is verschenen en daarna is gehoord over wat hij heeft geverbaliseerd.
De onder nummer opgemaakt processen-verbaal zijn dan ook ambtsedig opgemaakte processen-verbaal in de zin van artikel 344 lid 1 sub 2 Sv. Anders dan de raadsman meent, geldt voor het gebruik van deze processen-verbaal in beginsel niet de verscherpte motiveringsplicht van artikel 344a lid 3 Sv.
De stelling van de raadsman dat uitdrukkelijk moet worden gemotiveerd waarom in een individuele strafzaak onder nummer wordt geverbaliseerd, vindt geen steun in het recht. Uit de door de raadsman overgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant] en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verbalisant S-003 blijkt dat slechts bepaalde rechercheonderdelen van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, waaronder de afdeling zware criminaliteit (ZwaCri), sinds enkele jaren op deze wijze opereren. De rechtbank begrijpt uit diezelfde bronnen dat deze veranderde wijze van rechercheren gelegen is in een aantal ernstige feiten uit het verleden, de gevaarzettende aard van de zaken en verdachten waar deze rechercheonderdelen mee te maken krijgen en de toename van contrastrategieën door criminele organisaties. Daarmee is voldoende motivering voor deze wijze van rechercheren gegeven.
De rechtbank ziet niet in waarom een verdergaande plicht zou bestaan per zaak concreet aan te geven of en in hoeverre sprake zou zijn van een concrete dreiging voor represailles of contrastrategieën. Nu de reden voor het rechercheren onder nummer mede een preventief karakter draagt, kan bovendien bezwaarlijk de eis worden gesteld dat in alle gevallen concreet en vooraf de noodzaak tot deze vorm van rechercheren wordt aangegeven.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Wel merkt de rechtbank uitdrukkelijk op dat verbalisant [verbalisant] in zijn eerdergenoemde proces-verbaal weliswaar meldt dat het besluit tot het gebruik tot codenummers is gecommuniceerd met de rechtbank, maar dat deze rechtbank daarvan niets bekend is.
4.2 Feiten en omstandighedeni
4.2.1. De rechtbank stelt, ten behoeve van de hierna weer te geven bewijsvoering, vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende telefoons en telefoonnummers.
Ten eerste nummer [telefoonnummer]. Een observatieteam neemt op 22 december 2011 waar dat de gebruiker van dit nummer een Mercedes met kenteken [kenteken] bestuurt. Verbalisant S-090 herkent verdachte als deze bestuurder.ii Daarnaast heeft verbalisant S-003 zowel in het door hem opgemaakte proces-verbaaliii als bij zijn verhoor als getuige ter terechtzitting verklaard dat hij de stem van [verdachte] herkende.
Ten tweede de telefoons die in het dossier zijn aangeduid als TA050 en TA052. Verdachte kon als gebruiker van die telefoons worden herkend, aangezien zijn stem werd herkend.iv Daarnaast zijn beide telefoons op 7 maart 2012 aangetroffen in het perceel [adres] in [plaats].v Verdachte is in de woonkamer van dit pand aangehouden.vi
De rechtbank zal de gebruiker van deze telefoons hierna aanduiden als verdachte of, als het gaat om weergave van tapgesprekken, met de letter 'L'.
Voorts verdient opmerking dat verbalisant S-003 de stem van verdachte heeft herkend als de stem van een man die op de achtergrond aan een gesprek deelneemt. Waar van toepassing zal van de herkenning in de voetnoot melding worden gemaakt.
Met deze vaststelling gaat de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ad a) geldbedrag van € 3,5 miljoen / € 1,4 miljoen / € 674.000, periode 21 t/m 24 december 2011
4.2.2. Op woensdag 21 december 2011 belt een persoon die later wordt geïdentificeerd als [C]vii (hierna: [C] en in de tapgesprekken: 'U'), met een NN man die belt met een Pakistaans nummer:
U: ja, broer, hij wil 3 1/2 aan je geven.
NN: welke 3 1/2?
U: De grote, hij zal het morgen of overmorgen geven, wanneer krijgt hij het terug?
NN: Ik vertel je het. We hebben het systeem veranderd.
(..)
NN: Een man gaat niet meer dan 5 meenemen.
U: Kan je het een keer met zeven laten brengen.
NN: Ze zullen niet alle 7 in een keer gaan. Een man zal 5 doen.
(..)
Gedurende dit gesprek houdt [C] op de achtergrond ruggespraak met verdachte (in de hierna weer te geven gesprekken aan te duiden als: L)viii.
U: Hun gaat moet..moet morgen geven, hij laat vrijdag mensen vliegen. Dan komt ie eentje zaterdag aan, een zondag, een maandag, 3 keer. Je moet nu hun zeggen, zaterdag.(..) Is het op zaterdag zeker of ik zondag moet zeggen, zegt u maar?
L: Ja weet je, ik heb zaterdag eentje nodig.' 'Als eentje alvast daar is, dan zijn ze (nvt.)'
U (tegen de NN man): Ja ja, op zaterdag zal 5 daar aankomen toch.
(..)ix
4.2.3. Op 23 december 2012 omstreeks 20.34 uur belt verdachte met een man een verdachte genaamd [D]. [C] is op de achtergrond bij verdachte aanwezig:
L: Ik ben hier met je broer samen.
(..)
L tegen U: Zeg, zeg tegen hem, morgen brengen ze anderhalf M..1 mamma en 1 kleintje (fon)..
U: Jij brengt of andere vriend?
L: Ik laat iemand sturen daar..bij jou..jij moet pakken..
U (tegen I): Hij zei dat je morgen in ontvangst moet geven, wil afgeven..
I: Hoeveel?
U: Anderhalf.
I: Komt hierheen?
U: Ja bij jou.
I: vriend hij heeft verboden.
(..)
U: Hij zegt dat hij het van de achterkant heeft laten doorgeven.(..)
(..)x
[C] belt enkele minuten later opnieuw met [D]:
I: Je mag hem vragen, ze hebben veel in Darbar liggen.
U: Hij wil nu het in Darbar geven maar die wil het niet nemen.
I: Nee wat is er al overhandigd, ik praat daar over.
U: ja ja, vandaag is het gegeven en morgen wordt alles gegeven.
I: Ja?
U: Ja dat was 1174 toch?
I: Ja.
(..)xi
4.2.3. Op 24 december 2011 wordt een man genaamd [E] aangehouden in de aankomsthal van het vliegveld van Quito (Ecuador). Deze man is vanuit Lima (Peru)via Brazilië naar Quito (Ecuador) gevlogen. De man heeft onder zijn kleding en in zijn handbagage 1348 biljetten van 500 euro (in totaal: € 674.000) bij zich.xii
4.2.4. Op 25 december 2012 omstreeks 1.59 uur wordt [C] gebeld door een NN man die belt met een Colombiaans nummer:
NN: Ja ik ben oke, ik zit te wachten.
U: Hij heeft je gebeld of niet?
NN: Nee, nog niet, nog niet.
U: Ik weet niet waarom.
(..)
U: Hij moet komen vliegveld en hij heeft mij niet gebeld, hij heeft jou niet gebeld, oke, ik vraag misschien belt hij je eh..hoe laat is het daar? Hoe laat nu?
NN: Hier precies, 8 uur.xiii
Diezelfde dag omstreeks 3.33 uur wordt [C] gebeld door een NN man met een telefoonnummer uit Dubai:
NN: Je moet die Gandje (=kale) bellen om te zeggen dat die daar moet proberen contact te leggen op elke manier. (..)
NN zegt dat die man van het veld klaar was en daarna heeft die man met de politie problemen gekregen. Zeg hem dat die moet informeren en die jongen heet [E]. Die moet proberen wat het probleem is en moet die man een en ander manier vrij zien te krijgen.
NN zegt dat [E] van Peru naar Quito was gegaan.xiv
Een kwartier later, om 3.48 uur, belt [C] met verdachte
I: Sorry dat ik je wakker maak.
L: Mm.
I: Mijn broer maakt zich zorgen, kan jij eh...je blackberry checken, alsjeblieft.xv
Om 3.51 uur belt [D] nogmaals met verdachte:
I: Ja, de man, de man buiten, maar iemand heeft hem opgepakt.
(..)
I: Hij stond buiten en buiten heeft iemand hem opgepakt.
L: ....op straat?
I: Buiten voor het vliegveld, ja...ik geloof dat een of andere vent van de politie of zoiets...
(..)
I: Doe je iets of eh doen je mensen daar iets?
L: Ik weet het niet, ik zal het vragen, ik zal het hem zeggen.xvi
4.2.5. [C] belt op 25 december 2012 omstreeks 17.00 uur met een NN man die van een Pakistaans telefoonnummer gebruik maakt. Vervolgens komt verdachte aan de lijnxvii:
NN: Ze zullen in 4 dagen het geld terug krijgen.(..) Hij zal al het geld hier krijgen. Over het geld hoeven ze zich geen zorgen te maken. Maar ik moet even het beeld duidelijk krijgen, wat is er aan de hand en wat is er niet aan de hand?
(..)
L: Ik wil snel iets oplossen.
NN: Ja, ik ben ook niet in een goede stemming. Ja, ik ben niet in een goede stemming zeg ik je, je weet het incident dat is gebeurd met die nieuwe (fon) daar gisteren...
(..)
NN: Het was rond 6, 7 (ntv), het is, het is ..eh geen klein bedrag, het was een enorm bedrag en ik moet. Ik moet je de fondsen teruggeven (..) Ik moet geld bij elkaar schrapen bij alle bedrijven en dan moet ik het jullie teruggeven, dat zal mij rond drie tot vier dagen kosten.xviii
4.2.6. Op 26 december 2011 omstreeks 14.12 uur belt [C] met een man genaamd [F], die gebruik maakt van een Pakistaans telefoonnumer:
U: Daar is een ongeluk gebeurd.
J: Waar?
U: In Quito?
J: Wanneer?
U: 1 a 2 dagen geleden is het ongeluk gebeurd, op het vliegveld
J: ja, 2 dagen geleden
U: Ja, van 7.
J: Allah!
(..)
U: Het was 14 a 15, de helft van het is wel aangekomen en de ander helft is gepakt (vetdrukken: rechtbank), die man is tegen gehouden.xix
Ad b) Geldbedrag van € 300.000, € 199.980; 1 en 2 januari 2012
4.2.7. Op 1 januari 2012 vinden diverse gesprekken plaats tussen [D] en verdachte. Daarin komt onder meer het volgende naar voren:
(omstreeks 14.59 uur):
L: Ik kom er nu aan, met ene minuutje ben ik er
(omstreeks 15.03 uur)
L: Ja, bij de groentewinkel links, ja, ik kom, oke?
(omstreeks 19.42 uur)
I: 1-4-0 tekort.
L: 1-4-0 oke.
L: Ik zal het hem vertellen.
I: Wanneer kom je, morgen toch?
L: Morgen om 11 uur.xx
Op 2 januari 2012 omstreeks 9.26 uur wordt verdachte wederom gebeld door [D]:
I: Ik heb de zes nul (..) Zes nul..de grote...
L: Hm hm.
I: Kan je me deze twee/ook 'two/two') straks brengen?
L: Ah..oke, oke, ik begrijp wat je zegt, ja?
(..)
L: Ik regel het.
(..)
I: Goed..en je komt straks, he?
L: Ja.
I: Laat het me een half uur ervoor weten, alsjeblieft.xxi
Verdachte belt [D] omstreeks 10.33 uur:
L: 'Half uur, ik kom niet, oke? Het is...alleen mijn vriend, hij komt en geeft het aan je.xxii
4.2.8. Een observatieteam neemt waar dat [D] op 2 januari 2012 omstreeks 11.38 uur op de [adres] in [plaats] een donkerblauwe papieren kledingtas krijgt overhandigd van een Marokkaanse man.xxiii Kort daarna houdt een arrestatieteam [D] aan in zijn woning aan de [adres]. In de woning wordt de donkerblauwe kledingtas aangetroffen met daarin een contant geldbedrag van circa € 199.980.xxiv Voorts wordt een groen schriftje aangetroffen, wat een kasboek lijkt te zijn. In dit schriftje staat onder meer: '1-12' '300.000'. Onder '1-12' staat met kleinere cijfers geschreven '140'. xxv
4.2.9. Op het moment dat het arrestatieteam de woning binnenvalt (omstreeks 12.07 uur), belt [D] met [C]:
I: Mama (de rechtbank begrijpt: de politie) is gekomen, mama.
U: Is Mama gekomen?
I: ja is aan de deur.
(..)
I: De deur gaan openbreken.
U: Nee nee....ntv...je weet er niets van. O Allah, waar moet het geld naartoe? Ik ben ver. Kan je ook niet in..gooien. Shit. Je moet zo blijven zitten. Je kunt zo doen, kan je in keuken..openen?
I: Nee nee, ze breken de deur af vriend.xxvi
[C] belt vervolgens omstreeks 12.15 uur met een NN man met een Pakistaanse telefoonnummer:
NN zegt dat [G] niet hier is. Zijn/hun 'samaan' (=spullen etc) is ook weg.
U: Hoeveel is het?
NN: 300 was gisteren en 200 is nu vandaag gekomen
(..)
NN: van ons lag 600, 650
U: Oh Allah moge beschermen broer. Het is nu weg broer. Hij had me gebeld.xxvii
Vervolgens belt [C] met verdachte:
(omstreeks 13:07 uur)
U: Ja broer, kan jij naar mij toekomen?
L: Is het dringend?
U: Ja.
(omstreeks 13:18 uur)
L: ja, je broertje neemt niet op.
U: Nee, moet je hem niet bellen.
L: Okee.
U: Daarom. Kom maar naar mij toe. Daarom heb ik gezegd: niet bellen.xxviii
Ad c) Geldbedrag van € 215.000, 7 februari 2012
4.2.10. Een observatieteam ziet dat verdachte op 27 januari 2012 omstreeks 14.23 uur zijn auto parkeert in Badhoevedorp en een snackbar in gaat. Omstreeks 14.26 uur komt een NN man, die later wordt geïdentificeerd als [H] (hierna: [H]),xxix aanrijden in een grijze BMW. [H] stapt uit en gaat dezelfde snackbar in. De verbalisanten zien verdachte en [H] aan een tafel in de snackbar zitten.xxx Vervolgens vangen de verbalisanten de volgende flarden van het gesprek op:
T: 'Ik wil de eerste keer safe spelen 31 links 15 Amsterdam. Ik zeg luister gap ik wil zes maken.'
T: 'Ik wil nu 10 dagen vooraf de spullen hebben.'
T: 'Hoeveel euro moet ik geven die andere man praat steeds meer, 171 plus 15 procent is 197.000 euro, de dollar staat laag'
T: 'Ik moet even wachten tot de 31e dan gaan we twee keer'
L: 'Ik was bijna gepakt met die witte bollen. Die andere ik heb geen onkosten laat hem weggaan'
T: 'Laten we 4 of 5 per persoon te doen dat is makkelijker in plaats van 2'
T: 'Ik begin maandag vast. Ik wil zo spoedig mogelijk weten of dit bedrag kan. Wanneer weet je het. Je weet de wisselkoers he'
T: 'Oke praat met hem die mooie hebben ze ook gelaten. Je kan ook 195 sturen. Waarom doe je deze week [I] niet we staan garant hoor.'xxxi
4.2.11. Op 7 februari 2012 wordt [verdachte] gebeld door een Boliviaans nummer. De gebruiker van dit nummer is [H].xxxii
T: Ja ja ja oke een van mij, van mij zal twee vijftien (2 15) komen toch. Wat ik voorgeschoten had.
L: Ahha.
T: Komt terug.
L: Ahha.
T: Kan je die twee vijfien aan [X] (=naam/mijn vrouw) geven, alstublieft?
L: ....dat...ja ja, ik begrijp ja.
T: Ja ja, begrijp je?
L: Ja
T: Vijftig na...het zal 215 zijn.
L: Ja 2 15 he?
T: kan jij hee?
L: 2 15?
T: Ja 2 15 toch
L:Ok.xxxiii
4.2.12. Uit stempels in een later aangetroffen paspoort van [H] blijkt dat hij zich ten tijde van dit gesprek in Zuid-Amerika bevindt.xxxiv
Ad d) een geldbedrag aan [A], 26 februari 2012
4.2.13. Op 18 februari 2012 ziet een observatieteam dat verdachte op de [adres] te [plaats] contact heeft met een man die later wordt geïdentificeerd als [A] ([A]).xxxv Op 26 februari 2012 omstreeks 16.03 uur stuurt [A] een bericht naar verdachte:
'Volgende keer spreken we af by [locatie] achter'xxxvi
Vervolgens belt [A] omstreeks 19.46 uur naar verdachte:
K: Heb je het al gegeven?
L: Ja al lang.
K: Ja okay. Kan je voor mij vragen. Want ik denk dat ik je teveel heb gegeven.
L: Serieus?
K: Niet veel hoor.
L: Ok, maar ik schrijf hem dan. Want ik zit op de black.
K: Ja, want je moet, ik denk dat het drie..drie..klein..je weet toch?...Teveel
L: Ok, ik vraag.xxxvii
Verdachte belt [A] omstreeks 21.37 uur terug:
L: Ja, ik krijg net een berichtje van hem. Hij heeft twee klein over.
K: Twee?
L: Twee. Je had één kleine en één grote. En in die grote heeft hij twee kleine over.
K: Ok is goed. Het was 2, zoveel was het, he?
L: Ik weet het niet. Hij zegt tegen mij: hij heeft twee over.
K: Ok, is goed. Kan je het morgen brengen voor mij?
L: Eh. Als ik die kant kom, dan doe ik het voor je.xxxviii
Ad e) een geldbedrag aan NN3214, 3 maart 2012
4.2.14. Verdachte wordt op 3 maart 2012 omstreeks 18.53 uur gebeld door een NN man die belt met nummer 06-16873214 (hierna: NN3214):
'NN3214: Hallo vriend, jouw vriend, wat voor een soort auto rijdt die?
L: In een eh..zwarte Mercedes.
(..)
L: Hij is daar al aangekomen, maar ik heb hem gezegd dat hij moet letten op het nummer dat ik tegen jou zei
NN3214: Ja, ja, ik sta hier bij 80!
L: Wacht maar, ik zal hem zeggen waar jij zit.
NN: Zeg tegen hem dat ik hier zit in een zwart autootje.
(..)xxxix
Op 4 maart 2012 omstreeks 12:37 uur wordt verdachte opnieuw gebeld door NN3214:
L: ik ben er helemaal klaar voor, vriend, binnen 5 minuten, waar ik je de vorige keer heb afgezet! Waar je gisteren mijn vriend hebt gezien.
(...)
NN3214: Nou goed vriend, doen we!
L: Okay? Over 5 minuten ben ik daar.xl
NN3214 belt verdachte diezelfde dag omstreeks 16.33 uur weer op:
NN3214: Vriend, eh, het was 3.100 euro's te weinig! 3.000 te weinig en 100 euro van een vals biljet. DRIE!
L: Okay, zeker weten?
NN3214: Ja, ik heb het twee keer geteld.
L: Okay, en weet je waar dat ontbrak, waarin, in welke?
NN3214: Nee, ik heb...in die laatste, in die tweede, die van gisteren waren er 10 euro teveel..van die tweede
L: Ja.
NN3214: Ongeveer 10 euro daar. Maar bij die van vanochtend, wat jij zegt, daar ontbreken 3.100. 3.000 ontbreekt en 100 van een vals biljet.
L: Okay, ik zal dat tegen hen zeggen, okay.
NN3214: Goed, vriend, dank je.xli
Ad f) Braziliaans paspoort/Colombiaanse visa op naam van [B], 7 maart 2012
4.2.15. Op 7 maart 2012 omstreeks 21.45 uur wordt verdachte aangehouden in het perceel [adres] in Den Haag. Verdachte geeft dan de naam op [B] aan de verbalisanten. Hij legitimeert zich met een Braziliaans paspoort (nr. [paspoortnummer]) dat op deze naam staat en een goed gelijkende pasfoto van verdachte bevat.xlii Verdachte is niet [B].xliii Het paspoort zelf is echt en onvervalst, maar bevat een foto van verdachte.xliv
In de keukenkast van het perceel [adres] wordt een zwarte tas aangetroffen waarin zich diverse reisdocumenten op naam van [B] bevinden, waaronder twee Colombiaanse visa (Cedula de Extranjeria).xlv De visa bevatten een foto en de vingerafdruk van verdachte.xlvi In de tas wordt tevens het telefoontoestel TA052 aangetroffen.xlvii
Ad g) geldbedrag van € 63.300, 7 maart 2012
4.2.16. Voorts wordt het perceel [adres] in [plaats] doorzocht. Dit is de verblijfplaats van verdachte en zijn ouders.xlviii Daar worden onder meer de volgende geldbedragen aangetroffen:
- in de slaapkamer van de ouders van verdachte in een colbert in de kledingkast € 7.400 in coupures van 100 euro en 50 euro en onder het bed in die kamer een enveloppe met 86 biljetten van 100 euro (€ 8.600);xlix
- in de slaapkamer op de eerste verdieping, waar verdachte en zijn vrouw slapenl, in een kast in een zwart doosje 205 coupures van 100 euro en 157 coupures van 50 euro (€ 28.350);li
- in een dressoir in de badkamer twee enveloppen met geld in coupures van 100 en 50 euro; de enveloppen bevatten € 2.250 en € 6.000;lii en
- op het balkon op de tweede verdieping in een bloempot een bundel met 220 briefjes van 50 euro (€ 11.000).liii
4.3. Overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.1. Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte betrokken is geweest bij het overbrengen/afleveren van (ad a) een geldbedrag van € 1,4 miljoen (december 2011), (ad b) € 300.000 (1 januari 2012), (ad b) € 200.000 (2 januari 2012), (ad c) € 215.000 (7 februari 2012), (ad d) een onbekend geldbedrag (26 februari 2012) en (ad e) nogmaals een onbekend geldbedrag (op 4 maart 2012).
Daarnaast kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een Braziliaans paspoort dat niet op zijn naam stond, en twee valse of vervalste Colombiaanse visa in zijn bezit heeft gehad.
Verder wordt bewezen verklaard dat verdachte het op de [adres] aangetroffen geldbedrag van € 28.350 voorhanden heeft gehad. Het gaat om een geldbedrag (i) dat is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte, (ii) waarover de enige andere bewoonster van die kamer, zijn vrouw, niets verklaart, en (iii) ten aanzien waarvan niemand zich als eigenaar heeft opgeworpen. Verder begeeft verdachte zich, gelet op de overige vastgestelde feiten en omstandigheden, in een circuit waarin grote contante geldbedragen omgaan.
Die laatste vaststelling is ook van aanmerkelijk belang voor de vraag aan wie de geldbedragen die op het balkon en in het colbert in de slaapkamer van de ouders zijn aangetroffen, toebehoren. Weliswaar heeft een familielid van verdachte, [J], verklaard dat hij € 10.000 heeft opgenomen van zijn bankrekening en onder de bloempot op het balkon heeft gelegd, omdat hij dacht dat inbrekers de woning wilde betreden. Aan die verklaring hecht de rechtbank echter geen geloof, ten eerste omdat zij niet met bewijsstukken is gestaafd, ten tweede omdat meer dan € 10.000 op het balkon is aangetroffen en ten derde omdat het verhaal reeds op zichzelf weinig geloofwaardig is.
Voorts heeft de vader van verdachte in een e-mail van 21 mei 2012, die de raadsman op 5 juni 2012 per brief aan de officier van justitie heeft overgelegd, verklaard dat het in zijn huis aangetroffen geld van hem is. In de e-mail verklaart vader dat hij gewoon is met contant geld te betalen. Verder verklaart hij dat een deel van het aangetroffen geld zou bestaan uit donaties voor zijn stichting die welzijnswerk in Suriname verricht.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Ten eerste omdat de vader van verdachte in zijn eerste verhoor bij de doorzoeking heeft verklaard dat ongeveer € 2.000 van de stichting in een enveloppe of zijn jas zou zitten, ruim € 5.000 minder dan wat daadwerkelijk is aangetroffen. Het is niet aannemelijk dat degene die een dergelijk bedrag in zijn kleding bewaart, het bedrag dat zich daar bevindt, niet ten minste in enige mate correct weet te schatten. Daarnaast heeft vader in zijn e-mail niets vermeld over de hoeveelheid geld die hij in zijn woning zou hebben bewaard. Ten slotte zijn geen bewijsstukken overgelegd, bijvoorbeeld kwitanties van betalingen, opnames vanaf de rekening of jaarstukken van de stichting, om dit alles te onderbouwen.
Nu zich verder geen ander als rechthebbende van deze geldbedragen heeft opgeworpen, tevens kan worden uitgesloten dat een onbekende derde die geldbedragen daar heeft geplaatst en er diverse aanwijzingen tegen verdachte zijn,, kan het niet anders dan dat dit geld aan verdachte toebehoort.
4.3.2. Voor het geld dat onder het bed in de slaapkamer en in de badkamer is aangetroffen, ligt het anders. De moeder van verdachte heeft, al kort nadat de politie dit geld had aangetroffen, verklaard dat onder haar bed een enveloppe met ongeveer € 8.700 lag, dat dit geld het restant was van € 10.000 die zij vanaf haar bankrekening had opgenomen, dat tevens in het dressoir in de badkamer nog ongeveer € 7.250 lag en dat dit laatste geldbedrag afkomstig was uit de nalatenschap van twee dames voor wie zij jaren heeft gewerkt. Deze verklaring is niet op voorhand als onaannemelijk aan te merken, te meer nu het door de moeder genoemde bedrag vrijwel overeenkomt met de hoogte van het aangetroffen geld en de raadsman bij de eerdergenoemde brief een bankafschrift en een verklaring van erfrecht van een notaris heeft overgelegd die dit verhaal zouden kunnen staven. Hoewel vraagtekens zijn te plaatsen bij de bewijswaarde van de overgelegde stukken - zo ontbreekt de tweede pagina van de notariële verklaring waarop de erfgenaam wordt genoemd - kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat dit geld verdachte toebehoort of dat dit geld van misdrijf afkomstig is.
4.3.3. Voorts zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van een vuurwapen en een geldbedrag van € 4.000, beide aangetroffen in het meergenoemde perceel [adres] in [plaats]. Hoewel diverse bewijsmiddelen verdachte met dit perceel in verband brengen, ontbreekt concreet bewijs dat deze goederen verdachte toebehoren of dat hij op enige wijze wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid daarvan.
4.3.4. De rechtbank stelt aldus vast dat:
(i) verdachte zich bezig heeft gehouden met het verplaatsen van grote contante geldbedragen;
(ii) hij in dat verband onder meer betrokken is geweest bij het sturen van een geldkoerier met € 674.000 aan contant geld naar Ecuador;
(iii) verdachte op 27 januari 2012 heeft gezegd dat 'hij bijna een keer gepakt was met die witte bollen';
(iv) verdachte op 17 januari 2012 een gesprek heeft gehad met een later aangehouden medeverdachte, waarbij deze medeverdachte onder andere heeft gezegd 'ik heb ene keer 50 kilo cocaïne verkocht en mijn ouders het geld gegeven' en 'iedere keer dat wij met die man samenwerken, irriteert dat me.' 'jij moet jouw deel pakken en niet delen'liv
(v) deze laatste twee omstandigheden en de contacten met personen uit Zuid-Amerikaanse landen sterke aanwijzingen vormen dat verdachte betrokken is bij de handel in verdovende middelen;
(vi) verdachte al eerder in Brazilië is veroordeeld voor handel in cocaïne;lv
(vii) in de woning waar verdachte verblijft, grote contante geldbedragen (in totaal € 46.750) zijn aangetroffen op ongebruikelijke plekken (in een kast, in een colbert, onder een bloempot);
(vii) over de periode 1 januari 2006 tot en met 1 maart 2012 geen loongegevens van verdachte bekend zijn bij de Belastingdienst;
(viii) ook niet is gebleken van andere relevante legale inkomsten of enig substantieel (legaal) vermogen.lvi
Deze vastgestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen. Gelet daarop mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring heeft verdachte niet gegeven. Hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Het kan dan ook niet anders dan dat de onderhavige geldbedragen ten minste gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Voorts kan gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldverplaatsingen en zijn rol in het ondergronds bankiersysteem waar deze verplaatsingen deel van uitmaken, worden uitgesloten dat verdachte niet van die illegale herkomst heeft geweten.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
in de periode vanaf 20 december 2011 tot en met 7 maart 2012 te Amsterdam en Den Haag en Quito (Ecuador), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, of heeft hij, verdachte, geldbedragen, te weten
- (in de periode van 21 december 2011 tot en met 24 december 2011) € 1.400.000 en
- (op 1 januari 2012) ongeveer € 300.000 en
- (op 2 januari 2012) ongeveer € 199.980 en
- (op of omstreeks 7 februari 2012) ongeveer € 215.000 en
- (op 26 februari 2012) enig geldbedrag, ontvangen van [A], en
- (omstreeks 3 maart 2012) enig geldbedrag, overgedragen aan NN3214, en
- (op 7 maart 2012) € 46.750,
verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten, dan wel terwijl hij, verdachte, wist, dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2:
op 7 maart 2012 te Den Haag opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, door zich immers toen aldaar te legitimeren met het Braziliaans paspoort ([NUMMER]) dat op naam staat van [B];
Feit 3:
op 7 maart 2012 te Den Haag in het bezit was van een of meer reisdocument(en), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat het vals of vervalst is, immers had hij toen aldaar een of meer Columbiaanse documenten genaamd Cedula de Extranjeria (visa) die op naam staan van [B], in zijn bezit.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregel
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde en tevens - zoals de rechtbank thans doet - voor een deel van het geld dat op 7 maart 2012 is aangetroffen. Zij vordert dat verdachte voor de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen luidt de vordering als volgt:
* € 8.600: retourneren aan de rechthebbende (de moeder van verdachte)
* € 8.250: retourneren aan de rechthebbende (de moeder van verdachte)
* € 4.000: bewaren ten behoeve van de rechthebbende
* kleding: bewaren ten behoeve van de rechthebbende
* € 46.750: verbeurd verklaren
* horloges (waarde € 25.000): bewaren ten behoeve van de rechthebbende
* vuurwapen en munitie: onttrekken aan het verkeer.
8.2. Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ongeveer 2,5 miljoen euro. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over het geld kan beschikken in de legale economie, zodat "misdaad loont".
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden komt naar voren dat de bewezen geachte feiten in georganiseerd verband zijn gepleegd. Verdachte maakte deel uit van een ondergronds bankiersnetwerk dat mondiaal opereerde. Uit het dossier zijn sterke aanwijzingen gekomen dat de door verdachte in dit verband witgewassen gelden verband houden met de handel in verdovende middelen. Daarop duiden de gesprekken tussen verdachte en zijn mededaders waarin gesproken wordt over 'cocaïne' en 'witte bollen'.
Er is geen reden het witwassen van drugsgelden als minder strafwaardig te oordelen dan de handel in verdovende middelen zelf. Het plegen van witwassen bewerkstelligt dat dergelijke misdaad loont.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zich al eerder met dergelijke criminele activiteiten heeft ingelaten, nu de rechter in Brazilië hem eerder vanwege zijn betrokkenheid bij de handel in cocaïne heeft veroordeeld. Verder weegt in zijn nadeel mee dat het gerechtshof te Amsterdam hem in 2007 vanwege het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrifte tot een vrijheidsbenemende straf heeft veroordeeld. In dit alles heeft hij kennelijk geen aanleiding gezien een ander pad te bewandelen.
Al het vorenstaande overwegende ziet de rechtbank geen reden de door de officier van justitie gevorderde straf niet te volgen.
8.3. Het beslag
8.3.1. Verbeurdverklaring
Het geld dat in de woning van verdachte aan de [adres] is aangetroffen (in totaal € 46.750) wordt verbeurd verklaard. Deze geldbedragen behoren aan verdachte toe en zij zijn als 'corpora delicti' voor verbeurdverklaring vatbaar.
8.3.2. Retourneren aan/bewaren t.b.v. de rechthebbende
De overige op de [adres] en op de [adres] aangetroffen geldbedragen dienen te worden teruggeven aan de rechthebbende, of, voor zover een rechthebbende niet bekend is, ten behoeve van de rechthebbende te worden bewaard. Ook de horloges en de kleding die op de [adres] zijn aangetroffen, moeten ten behoeve van de rechthebbende worden bewaard.
8.3.3. Onttrekking aan het verkeer
Uit het dossier blijkt dat in het perceel [adres] een revolver en patronen zijn aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat het hier handelt om een vuurwapen in de zin van art 1 onder 3e, gelet op art 2, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie (Wwm) en munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wwm. Het is op grond van artikel 26 lid 1 jo. Artikel 55 lid 3 sub a Wwm verboden dergelijke voorwerpen voorhanden te hebben. Daarmee staat vast dat een strafbaar feit is gepleegd, zodat de voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is immers in strijd met de wet.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 1 (primair en subsidiair) tenlastegelegde nietig voor het gedeelte 'en/of een (of meer) ander(e) gro(o)t(e) geldbedrag(en) en/of voorwerp(en)'.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen
en
gewoonte witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd de volgende op de (aangehechte) lijst met in beslag genomen goederen genoemde voorwerpen:
8. Geld, 1.000 euro;
10. Geld, 28.350 euro;
11. Geld, 11.000 euro;
12. Geld, 400 euro;
13. Geld, 3.000 euro;
14. Geld, 3.000 euro
(in totaal: € 46.750)
Gelast de onttrekking aan het verkeer van:
2. Wapen, revolver 7.65mm;
3. Vijf stuks munitie, S&B 7.65 mm;
Gelast de teruggave aan [L] van:
6. Geld, 2.250 euro;
7. Geld, 6.000 euro;
9. Geld, 8.600 euro;
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. Horloges (waarde 25.000 euro);
4. Kleding (handschoen);
5. Geld, 4.000 euro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en G. Voorhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Vogelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2012.
mr. Voorhorst is buiten staat dit vonnis te ondertekenen
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Proces-verbaal identiteit [verdachte], p. 20 124 - 20 126.
iii Proces-verbaal van bevindingen, bijvoorbeeld p. 20 003.
iv Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 242.
v Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 301, p. 20 304 in samenhang met proces-verbaal relaas, p. 37.
vi Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 302.
vii Proces-verbaal identiteit [K], p. 20 110 - 20 113.
viii Herkenning: proces-verbaal van bevindingen, p. 20 009.
ix Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 009 - 20 011.
x Idem, p. 20 035 - 20 036.
xi Idem, p. 20 038.
xii Een ander geschrift, te weten een formulier met verkregen informatie vanuit Ecuador, p. 21 005.
xiii Proces-verbaal van bevindingen, p.
xiv Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 047.
xv Idem, p. 20 048.
xvi Idem, p. 20 049.
xvii Zie opmerking verbalisant op p. 20 065.
xviii Idem, p. 20 064.
xix Idem, p. 20 070 - 20 071.
xx Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 091 - 20 092.
xxi Idem, p. 20 092.
xxii Idem,p. 20 093.
xxiii Proces-verbaal observatie 2 januari 2012, p. 40 204.
xxiv Proces-verbaal vindplaatsen beslag [adres] 33, p. 20 732.
xxv Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012, door de officier van justitie overgelegd op de terechtzitting van 13 juni 2012.
xxvi Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 103.
xxvii Idem, p. 20 104.
xxviii Idem, p. 10 105 - 20 106.
xxix Proces-verbaal observeren vrijdag 27 januari 2012, p. 40 115 - 40 116.
xxx Proces-verbaal van observatie vrijdag 27 januari 2012, p. 40 097.
xxxi Proces-verbaal van observatie vrijdag 27 januari 2012, p. 40 097 - 40 098.
xxxii Proces-verbaal van relaas, p. 17.
xxxiii Tapgesprek d.d. 7 februari 2012 16.49 uur, p. 70 015.
xxxiv Een ander geschrift, te weten een kopie van een Nederland s paspoort op naam van [H], p. 40 416 - 40 417.
xxxv Proces-verbaal identificatie [A], p. 20 160 - 20 162.
xxxvi Tapgesprek op p. 70 099.
xxxvii Tapgesprek op p. 70 100.
xxxviii Tapgesprek op p. 70 101.
xxxix Tapgesprek op p. 80 581.
xl Tapgesprek op p. 80 582.
xli Tapgesprek op p. 80 583.
xlii Proces-verbaal inbeslagname paspoort, p. 20 377 en afdruk kopie paspoort, p 20 379 - 20 380.
xliii Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50 001. De rechtbank leidt dit af uit het door verdachte gegeven antwoord dat zijn naam: '[verdachte]'.
xliv Proces-verbaal van relaas, p. 27.
xlv Proces-verbaal van doorzoeking, p. 20 301.
xlvi Processen-verbaal op p. 20 515 en 20 516,
xlvii Proces-verbaal van doorzoeking, p. 20 301 in samenhang met proces-verbaal van relaas, p. 37.
xlviii Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50 010.
xlix Proces-verbaal van doorzoeking, p. 20 280.
l Proces-verbaal van verhoor [K], p. 50 045.
li Proces-verbaal van doorzoeking, p. 20 281.
lii Proces-verbaal van doorzoeking, p. 20 279.
liii Proces-verbaal van doorzoeking, p. 20 282.
liv Proces-verbaal van observatie, p. 40 062.
lv Proces-verbaal van bevindingen, p. 70 089.
lvi Proces-verbaal van bevindingen, p. 20 667 - 20 670.
??
??
??
??
Vonnis d.d. 27 juni 2012
Inzake: [verdachte], parkernr. 13/710207-11
19
19