ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0906

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/4309 WWB en AWB 11/5897 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering bijstandsuitkering wegens niet gemelde inkomsten en geestelijke gesteldheid eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van ten onrechte betaalde bijstand. Eiseres ontving sinds 10 juni 2003 een bijstandsuitkering, maar na een melding van haar klantmanager over mogelijke inkomsten uit arbeid, heeft verweerder onderzoek gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres vanaf 1 november 2006 inkomsten had genoten die zij niet had gemeld. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiseres over haar werkzaamheden als erotisch masseuse, manicure/pedicure, schoonmaakster en verkoopster lingerie, niet voldoende zijn om de intrekking van de bijstandsuitkering te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ernstige twijfels over de geestelijke gesteldheid van eiseres, die lijdt aan een ernstige psychische aandoening, en concludeert dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de waarheidsgetrouwe aard van de verklaringen van eiseres. Hierdoor heeft verweerder gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 28 juli 2011 en het terugvorderingsbesluit van 7 november 2011, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/4309 WWB en AWB 11/5897 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. H. Beekelaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.E. Carter.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2011 heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 november 2006 ingetrokken.
Bij besluit van 15 juni 2011 heeft verweerder de ten onrechte betaalde bijstandsuitkering over de periode van 1 november 2006 tot en met 31 maart 2011 ter hoogte van € 55.204,63 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 28 juli 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van
5 april 2011 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 7 november 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 juni 2011 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 28 juli 2011 (AWB 11/4309 WWB) en 7 november 2011 (AWB 11/5897 WWB).
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft de zaak met registratienummer AWB 11/4309 WWB ter zitting behandeld op 28 oktober 2011. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, [gemachtigde] (dochter van eiseres), [A] (als sociaal psychiatrisch verpleegkundige werkzaam bij Mentrum), [B] (kennis van eiseres) en [C] (tolk). Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Bij beslissing als bedoeld in artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 28 oktober 2011 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek heropend.
Bij brieven van 10 november 2011 en 20 maart 2012 heeft verweerder nadere stukken ingebracht.
Bij brieven van 11 november 2011 en 10 januari 2012 heeft de gemachtigde van eiseres nadere stukken ingebracht.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft beide zaken ter zitting behandeld op 5 april 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, [gemachtigde], [A], [B] en [C]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [D], huidig klantmanager van eiseres. Tevens zijn, daartoe opgeroepen, als getuigen verschenen [E] en [F], werkzaam als handhavingsspecialisten bij de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.
1.1. Eiseres ontving sinds 10 juni 2003 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10% (vanaf 19 maart 2008 van 20%), laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Naar aanleiding van een melding van de (toenmalige) klantmanager van eiseres van 5 januari 2011 omtrent mogelijke inkomsten uit arbeid die eiseres zou hebben genoten, is onderzoek verricht naar het recht op bijstand van eiseres. In dit verband heeft onder meer op 29 maart 2011 op kantoor van de DWI een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en twee handhavingsspecialisten van de DWI, [E] en [F]. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 1 april 2011. Bij het rapport zijn twee handgeschreven verklaringen gevoegd van 4 januari 2011 en 29 maart 2011, waarin is vermeld dat eiseres – samengevat – heeft verklaard dat zij vanaf 2006 werkzaamheden heeft verricht als erotisch masseuse, manicure/pedicure, schoonmaakster en verkoopster lingerie. De verklaringen zijn door eiseres ondertekend.
1.3. Bij besluit van 5 april 2011 heeft verweerder vervolgens de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 november 2006 ingetrokken, omdat zij vanaf die datum inkomsten uit arbeid heeft genoten, waarvan zij geen melding had gemaakt, waardoor het recht op bijstand niet meer kan worden vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.4. Bij besluit van 15 juni 2011 heeft verweerder de ten onrechte betaalde bijstandsuitkering over de periode van 1 november 2006 tot en met 31 maart 2011 ter hoogte van € 55.204,63 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.5. Bij het bestreden besluit van 28 juli 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 5 april 2011 ongegrond verklaard.
1.6. Bij het bestreden besluit van 7 november 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 juni 2011 ongegrond verklaard.
1.7. Bij besluit van 22 juni 2011 heeft verweerder eiseres met ingang van 11 april 2011 weer een bijstandsuitkering toegekend naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende relevante regelgeving.
2.1. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de WWB doet de belanghebbende op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB, kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Op grond van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend, kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
De intrekking van de bijstandsuitkering
3. Verweerder heeft aan de intrekking van de bijstandsuitkering ten grondslag gelegd dat eiseres op 4 januari 2011 en op 29 maart 2011 heeft verklaard dat zij vanaf 2006 diverse werkzaamheden heeft verricht. Het betreft op geld waardeerbare werkzaamheden waarvan eiseres geen melding heeft gemaakt. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen, aldus verweerder.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat aan de inhoud van haar verklaringen geen betekenis kan worden toegekend, omdat zij de Nederlandse taal slecht beheerst en omdat zij al enige jaren belast is met een ernstige psychische aandoening.
5. De rechtbank stelt voorop dat het hier een belastend besluit betreft, te weten de intrekking van een lopende bijstandsuitkering. Dat betekent dat de bewijslast op verweerder rust. Vast staat dat de intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres uitsluitend is gebaseerd op de verklaringen die eiseres op 4 januari 2011 tegenover de klantmanager en op 29 maart 2011 tegenover de handhavingsspecialisten heeft afgelegd. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat geen ander, ondersteunend bewijsmateriaal voorhanden is.
5.1. De rechtbank heeft de handhavingsspecialisten [E] en [F] als getuigen gehoord. Beiden hebben, kort samengevat, verklaard dat zij niet de indruk hadden dat de verklaring die eiseres heeft afgelegd, niet zou overeenstemmen met haar wil. Beiden hebben verklaard dat zij niets hebben gemerkt van psychische klachten bij eiseres. Eiseres had een duidelijk verhaal, aldus de beide handhavingsspecialisten.
5.2. Vast staat dat de sector civiel van de rechtbank Amsterdam bij beschikking van 24 mei 2011 een voorlopige machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) heeft afgegeven voor de duur van twee maanden tot het gedwongen opnemen van eiseres in een psychiatrisch ziekenhuis. Aan deze beschikking is mede ten grondslag gelegd een verklaring van de psychiater J. Benckhuijsen van 27 april 2011. Deze voorlopige machtiging en verklaring dateren dus van korte tijd nadat eiseres haar onder rechtsoverweging 5 vermelde verklaringen had afgelegd. De psychiater Benckhuijsen heeft op 3 en 14 maart 2011 gepoogd een huisbezoek bij eiseres af te leggen om haar te onderzoeken, maar dit is beide keren niet gelukt. De eerste keer omdat eiseres weigerde de deur te openen, de tweede keer was niet duidelijk of ze thuis was. Op basis van informatie van de dochter en de broer van eiseres en in het dossier aanwezige informatie met betrekking tot drie branden in de woning van eiseres, heeft de psychiater Benckhuijsen niettemin bij eiseres de diagnose schizofrenie van het paranoïde/gedesorganiseerde type gesteld. Volgens psychiater Benckhuijsen zijn er bij eiseres duidelijke aanwijzingen voor een chronische psychische stoornis aanwezig, waarbij er, passend bij de stoornis, geen ziekte-inzicht en ziektebesef aanwezig is. Enerzijds kan eiseres in gewoon sociaal contact wel goed haar verhaal doen, anderzijds zijn er gedachtesprongen die niet goed te volgen zijn. De klachten van achterdocht zijn al meerdere jaren aanwezig, aldus de psychiater Benckhuijsen.
Ter zitting van 28 oktober 2011 heeft mevrouw [A], sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Mentrum, verklaard dat in aansluiting op de machtiging tot gedwongen opneming van 24 mei 2011 een voorwaardelijke machtiging is afgegeven tot 2 januari 2012. Ter zitting van 5 april 2012 heeft mevrouw [A] verklaard dat de machtiging in het kader van de Wet Bopz recentelijk met een jaar was verlengd.
5.3. In een schriftelijke verklaring van 26 september 2011 heeft mevrouw [A] verklaard dat eiseres reeds sinds juni 2007 bekend is bij het Acuut Behandelteam van Mentrum met ernstige psychiatrische problemen en persisterend zorgmijdend gedrag. Vanwege de psychiatrische toestand van eiseres was sprake van chaotisch denken, achterdocht en strookte haar realiteit niet met de werkelijkheid. Eveneens was sprake van chaotisch gedrag. Er was sprake van een marginaal functioneren, waarin het eiseres op geen enkele wijze lukte om haar leven te organiseren. Ze kwam afspraken niet na, vergiste zich in tijdstippen en dagen of vluchtte weg. Ze beweerde vaak dat ze moest werken in het kader van een traject of dat ze naar een cursus moest. Bij navraag bleek dat het traject was stopgezet vanwege het chaotische gedrag van eiseres of bleek dat ze niet op de cursus was gekomen. Volgens mevrouw [A] is eiseres niet capabel geweest om de door haar vermelde werkzaamheden uitgevoerd te hebben. Ze heeft zich waarschijnlijk goed willen presenteren om zorg te voorkomen en om haar eer te redden, aldus mevrouw [A].
5.4. In een schriftelijke verklaring van 10 november 2011 heeft mevrouw [A] verklaard dat zij in april 2010 contact had gehad met de DWI in verband met een re-integratietraject bij Pantar. Eiseres is door Pantar terugverwezen naar de DWI omdat het traject te zwaar bleek en eiseres te chaotisch was, aldus mevrouw [A]. Over de psychische gesteldheid van eiseres in de periode van mei 2010 tot mei 2011 heeft mevrouw [A] verklaard dat naar aanleiding van zorgelijke signalen vanuit de omgeving en een brand in de woning van eiseres (voortkomend uit verwardheidsklachten) is besloten om de druk op psychische behandeling te vergroten. Eiseres staakte echter het medicijngebruik en ging elk contact met de hulpverlening uit de weg en vluchtte. Er was wederom sprake van een psychisch toestandbeeld dat zich kenmerkte door desorganisatie en achterdocht. Omdat eiseres zich onttrok aan medicijngebruik en behandeling, is besloten een rechterlijke machtiging te vragen voor een gedwongen opname, aldus mevrouw [A].
5.5. Naar aanleiding van een (nieuwe) aanvraag van eiseres om bijstand van 11 april 2011 heeft de heer [D], klantmanager bij DWI, op 27 mei 2011 telefonisch contact gehad met mevrouw [A]. Tijdens dit gesprek heeft mevrouw [A] gezegd dat eiseres zeer verward was. In het "Overzicht contacten" in RAAK, het interne contactregistratiesysteem van verweerder, is vermeld dat de heer [D] deze mening van mevrouw [A] deelde.
5.6. De onder rechtsoverwegingen 5.2 tot en met 5.5 vermelde feiten, verklaringen en omstandigheden met betrekking tot de geestelijke gesteldheid van eiseres maken naar het oordeel van de rechtbank dat ernstig getwijfeld moet worden aan het waarheidsgehalte van de op 4 januari 2011 en 29 maart 2011 door eiseres afgelegde verklaringen. Deze ernstige twijfel had naar het oordeel van de rechtbank voor verweerder, in ieder geval in het kader van de bezwaarprocedure, aanleiding moeten zijn om nader onderzoek naar de feiten te verrichten, bijvoorbeeld door bij eiseres nader te informeren naar haar werkgevers of naar de klanten voor wie zij schoonmaakwerk en manicure/pedicurewerk zou hebben gedaan. De handhavingsspecialisten hebben daarover tijdens het horen van eiseres op 29 maart 2011 niet doorgevraagd, omdat zij de verklaring van eiseres voldoende overtuigend achtten. Ook is geen nader onderzoek verricht bij de heer [B], over wie eiseres had verklaard dat hij een van haar klanten was voor wie zij schoonmaakwerkzaamheden en werkzaamheden als manicure/pedicure verrichtte. Voor dit nadere onderzoek was te meer aanleiding, nu uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij onder meer heeft gezegd dat zij in 2008 twee dagen bij [X] B.V. heeft gewerkt, terwijl in het rapport van de handhavingsspecialisten van 1 april 2011 is vermeld dat reeds in 2009 navraag is gedaan bij dat bedrijf. Toen is gebleken dat eiseres daar nooit had gewerkt, zodat verweerder ermee bekend was, althans kon zijn, dat in ieder geval een deel van de verklaring van eiseres niet juist was. Door in de gegeven omstandigheden nader onderzoek achterwege te laten, heeft verweerder gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
6. Gelet op het voorgaande komt het bestreden besluit van 28 juli 2011 voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat niet kan worden uitgesloten dat verweerder, indien alsnog nader onderzoek wordt gedaan naar de feiten, zijn standpunt nader kan onderbouwen, ziet de rechtbank geen ruimte om het geschil tussen partijen finaal te beslechten.
De terugvordering van bijstandsuitkering
7. Gelet op de vernietiging van het intrekkingsbesluit, is de grondslag aan het terugvorderingsbesluit komen te ontvallen. Het bestreden besluit van 7 november 2011 berust dan ook op een ondeugdelijke motivering en komt op grond daarvan voor vernietiging in aanmerking. Hetgeen eiseres hierover verder heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
Proceskosten en griffierecht
8. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het in beide zaken door eiseres betaalde griffierecht van € 41,- aan haar te vergoeden.
9. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van de beide beroepen bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Die kosten worden, onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in het beroep AWB 11/4309 WWB begroot op € 1.092,50 (2,5 punten x
€ 437,- x wegingsfactor 1) als kosten van rechtsbijstand. Daarbij heeft de rechtbank 1 punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting van 28 oktober 2011 en 0,5 punt voor het bijwonen van de zitting van 5 april 2012. Aangezien eiseres in deze beroepsprocedure met een toevoeging procedeert, dient verweerder de proceskosten aan de griffier van de rechtbank te betalen.
In het beroep AWB 11/5897 WWB worden de proceskosten begroot op € 874,- (2 punten x
€ 437,- x wegingsfactor 1). Daarbij heeft de rechtbank 1 punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting van 5 april 2012.
Beslissing
AWB 11/4309 WWB
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 28 juli 2011;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.092,50, te betalen aan de griffier van de rechtbank.
AWB 11/5897 WWB
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 7 november 2011;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. C.H. Rombouts en C. Bakker, leden,
in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2012.
de griffier, de voorzitter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB